direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tweede Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Recreatiepark Tusken de Marren gelegen aan de Ljouwerterdyk 63 te Akkrum in de gemeente Heerenveen is voornemens om om het recreatiepark uit te breiden. De uitbreiding betreft de realisatie van drie familiewoningen, een voetbal- en volleybalveld en een aantal lig- en parkeerplaatsen. In het geldend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch' en binnen deze bestemming is de voorgenomen uitbreiding van het recreatiepark niet mogelijk. In het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is een wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' opgenomen die het mogelijk maakt om de bestaande bestemming te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Binnen deze bestemming is de gewenste ontwikkeling wel mogelijk. Dit wijzigingsplan regelt de bestemmingswijziging waarbij gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'.

1.2 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat globaal gelegen is aan de zuidwestkant van Akkrum. Het plangebied betreft agrarisch gebied. Ten zuiden grenst het plangebied aan de Meinesloot, ten oosten aan een perceel dat behoort bij het Recreatiepark Tusken de Marren en in het noorden en westen aan agrarisch gebied. De volgende afbeelding betreft een luchtfoto met daarop het plangebied globaal weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01_0001.png"

Afbeelding: Luchtfoto van het plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' vastgesteld op 24 november 2014. Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemmingen 'Hoogspanningsverbinding' en 'Waarde - Archeologie'. Verder kent het plangebied binnen het geldende bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2'. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01_0002.jpg"

Afbeelding: Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' met daarop het plangebied in het rood gemarkeerd

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het wijzigingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied aan de zuidwestkant van Akkrum, ligt in een zogeheten "Slagenlandschap" ofwel een voormalig veenwinningsgebied. Kenmerkend hiervoor is de verkaveling in "Slagen" langs een ontginningssloot of vaart. Deze gebieden hebben een open karakter en zijn waterrijk. Ook het Sneekermeer, waarmee het gebied via de Meinesloot verbonden wordt, is door veenwinning ontstaan.

Recreatiepark Tusken de Marren is gelegen aan de Ljouwerterdyk 63 te Akkrum in de gemeente Heerenveen. Het recreatiepark bevindt zich aan de noordwest zijde van de plaats Akkrum. Het recreatiepark Tusken de Marren is onderdeel van een grotere recreatiezone gelegen rondom de Meinesloot die door deze recreatiezone heen loopt en het Sneekermeer met het dorp Terherne verbindt. Zo is er in deze recreatiezone ook een jachthaven gevestigd.

Recent een uitbreiding van het park plaatsgevonden waar kavels voor stacaravans/recreatiewoningen zijn ontwikkeld. Op het recreatiepark is nu ruimte voor 88 recreatiewoningen/stacaravans. De recreatiewoningen zijn voorzien van een eigen aanlegsteiger. Verder bevinden zich op het park sport en spel voorzieningen als een speeltuin, tafeltennistafel en een trampoline. Op de navolgende afbeeldingen is een luchtfoto en een plattegrond van het park weergegeven. Op de plattegrond is de recente uitbreiding van het park in het rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01_0003.jpg"

Afbeelding: Luchtfoto Recreatiepark Tusken de Marren en plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01_0004.png"

Afbeelding: Plattegrond Recreatiepark Tusken de Marren in de huidige situatie met daarop de recente uitbreiding in het rood weergegeven

2.2 Toekomstige situatie

Recreatiepark Tusken de Marren is voornemens om het recreatiepark uit te breiden. De uitbreiding betreft de realisatie van drie familiewoningen, een voetbal- en volleybalveld en een aantal lig- en parkeerplaatsen. Op de navolgende afbeelding is de inrichting van het gebied weergegeven. Voor het complete ruimtelijk kwaliteitsplan wordt verwezen naar Bijlage 5.

De uitbreiding sluit direct aan op het bestaande recreatiepark. De ontsluiting vindt plaats via een weg die door het vakantiepark loopt en ook alleen bereikbaar zijn voor bezoekers van het recreatiepark. Verder wordt er een centrale parkeerplaats ingericht in het noorden van het plangebied. Aan de noord- en westgrens van het plangebied wordt een groenstrook gerealiseerd welke zal aansluiten op de bestaande groenstrook. Grenzen aan de watergang aan de oostzijde van het plangebied worden de ligplaatsen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01_0005.jpg"

Afbeelding: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan

De beoogde ontwikkeling is onderdeel van de plannen die in het verleden zijn gemaakt voor de recreatiezone waarin het recreatiepark Tusken de Marren zich bevindt. In het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is een groot gedeelte van de recreatiezone al bestemd als recreatiegebied. Daarnaast is in dit bestemmingsplan tekening gehouden met de verdere ontwikkeling van de recreatiezone. Zo zijn er een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen in dit bestemmingsplan die het mogelijk maken om de bestemming agrarisch te wijzigen in een recreatieve bestemming. Daardoor is het mogelijk om de recreatiezone verder te ontwikkelen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen van deze Rijksbelangen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. De Ladder is derhalve een instrument voor de borging van een efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.


Uit jurisprudentie volgt dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, in onderlinge samenhang moet worden bezien in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging, de aard van de voorziene functie, alsmede het planologische beslag dat de voorziene ontwikkeling op de ruimte legt in vergelijking met het voorgaande plan.

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak blijkt dat ook bij een bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van 80 nieuwe recreatiewoningen (in deze zaak was geen strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro aangevoerd) er wel degelijk sprake moet zijn van een behoefte die zo nodig regionaal moet zijn afgestemd. ABRvS 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1908. De beoogde ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van een bestaand recreatiepark. De uitbreiding betreft de realisatie van drie familiewoningen, een voetbal- en volleybalveld en een aantal lig- en parkeerplaatsen. Uit onderzoek van de Nederlandse markt voor recreatiewoningen uit 2016 komt naar voren dat het marktperspectief voor de regio waarin het plangebied zich bevindt 'in beperkte mate zal profiteren van het algemene herstel van de markt'. Daarnaast is het plangebied in het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' al aangewezen als ontwikkelzone voor recreatieve doeleinden. Het gebied is ook in het onderzoek van de Nederlandse markt voor recreatiewoningen uit 2016 al opgenomen als 'huidige plancapaciteit'. Hiermee lijkt de behoefte voor de plannen voldoende aangetoond.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het beleid inzake de ruimtelijke inrichting van Friesland is in grote lijnen neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007, 'Om de kwaliteit fan de romte' . Provinciale Staten van Fryslân hebben op 13 december 2006 het Streekplan voor Fryslân vastgesteld.

Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete gemeentelijke beleid. Het bovenlokaal belang wordt benadrukt bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Het doel is een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Friesland.

Akkrum valt in het streekplan onder "overige kernen". Hiervoor wordt met betrekking tot wonen de inzet op voldoende woningaanbod en optimale benutting van bestaand bebouwd gebied voor woningbouw van belang geacht. Akkrum wordt in het streekplan specifiek aangewezen als recreatiekern. Nieuwe grootschalige en intensieve recreatieve voorzieningen in de provincie worden primair geconcentreerd in de stedelijke en regionale centra en in diverse recreatiekernen, waarvan Akkrum er één is. Concentratie bevordert de onderlinge versterking tussen recreatieve functies en daarmee de herkenbaarheid voor toeristen.

Het provinciaal beleid is ook gericht op een verdere verbetering en uitbreiding van de toeristisch-recreatieve netwerken en naar versterking van de onderlinge samenhang. De landelijke fietsroute die door Akkrum loopt maakt deel uit van dat netwerk. De aantrekkelijkheid van netwerken wordt vergroot door op logische punten langs en nabij de netwerken passende voorzieningen voor dag-, verblijfs- en vaarrecreatie mogelijk te maken.

Bij verblijfsrecreatie wordt het accent gelegd op verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod. Daarbij wordt gedacht aan uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven en voor nieuwe initiatieven tot en met het middelgrote segment.

Omdat onderhavige plannen bij de recreatiekern Akkrum plaatsvinden en er een verbetering van de kwaliteit plaatsvindt, is er sprake van een ontwikkeling die past binnen het provinciale beleid.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

In 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het provinciale Waterhuishoudingsplan en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is.

Akkrum in de Verordening

De kern Akkrum valt in de Verordening onder "overige kernen".


Recreatie en toerisme in de Verordening  

In een ruimtelijk plan kan een nieuwe of uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening uitsluitend worden toegestaan in of aansluitend op een stedelijk centrum, een regionaal centrum of een recreatiekern. Akkrum is in de provinciale structuurvisie benoemd als recreatiekern. In een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening wordt toegestaan, worden de volgende maxima per recreatieve voorziening in acht genomen:

  • a. 200 standplaatsen per kampeerterrein;
  • b. 50 recreatiewoningen per complex van recreatiewoningen;
  • c. 250 ligplaatsen per jachthaven;
  • d. 100.000 bezoekers per jaar, per dagrecreatieve inrichting.

De beoogde ontwikkeling is onderdeel van een groter plan waarvoor het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is vastgesteld. Er worden meer dan 50 recreatiewoningen mogelijk gemaakt en dat sluit niet aan bij de verordening. Daarom is een ontheffing verleent door Gedeputeerde Staten van Fryslân. Deze ontheffing is als Bijlage 3 bijgevoegd.

Weidevogels

De planlocatie ligt in weidevogelkansgebied. Uit een berekening van de verstoring van het gebied van openheid en rust is gebleken dat geen sprake is van extra verstoring ten opzichte van de huidige situatie. Dit betekent dat het plan in overeenstemming is met artikel 7.2.2 van de Verordening Romte 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Welstandsnota

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21 december 2015. De welstandsnota bevat een gebiedsindeling, die wordt bepaald door het onderscheid in type gebieden met verschillende kwaliteiten. In het ene gebied ligt de nadruk meer op bescherming van bestaande waarden, in het andere meer op het faciliteren van ontwikkelingen/wijzigingen.

Voor het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is een aangepast beeldkwaliteitsplan opgesteld wat onderdeel is van de welstandsnota. Deze is gelijk met dat bestemmingsplan vastgesteld. Het plangebied bevindt zich in gebied B: 'Recreatiewoningen & camping'. In het beeldkwaliteitsplan worden specifieke eisen voor de bebouwing en inrichting van dit gebied gesteld. Dit beeldkwaliteitsplan dient als toetsingskader voor de welstandscommissie. De plannen zullen aan het welstandsteam van de gemeente worden voorgelegd ter beoordeling.

3.3.2 Bestemmingsplan Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren

In het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is een wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', in die zin dat

  • a. het bepaalde in Artikel 6 van de regels van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' van overeenkomstige toepassing is, met inbegrip van het aantal daarin genoemde recreatieve eenheden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, ecologische en archeologische waarden alsmede het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven, waartoe in ieder geval de afstand tussen een agrarisch bedrijf en een geurhindergevoelig object ten minste 100 meter moet bedragen.

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Op de volgende wijze wordt in dit wijzigingsplan aangetoond dat kan worden voldaan aan de gestelde eisen binnen de wijzigingsbevoegdheid.

  • a. het aantal kavels voor recreatieve eenheden dat mogelijk wordt gemaakt met dit wijzigingsplan is 6. Eén groepsaccommodatie geldt namelijk als 2 recreatiewoningen. In artikel 6 van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' bestaat de mogelijkheid om 116 recreatiewoningen te ontwikkelen. Door de toevoeging van de drie groepsaccomodatie wordt in totaliteit binnen het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' 89 recreatiewoningen/stacaravans gerealiseerd, wat dus niet meer is dan deze 116 recreatiewoningen. Er wordt dus voldaan aan deze eis.
  • b. in Hoofdstuk 4 van dit wijzigingsplan is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en archeologische waarden alsmede het woon- en leefklimaat. Wat betreft de landschappelijke waarden wordt aangesloten op de huidige structuur van de omgeving. Het recreatiepark wordt uitgebreid in het verlengde van het bestaande park en sluit qua structuur ook op het bestaande park aan. De inrichting is weergegeven in Bijlage 5. Het noordelijk en oostelijk gedeelte van het plangebied wordt afgeschermd met een groenstrook welke aansluit ook de bestaande groenstrook.De aanleg van deze groenstrook wordt geborgd door midden van het landschappelijk inrichtingsplan dat als voorwaardelijke verplichting in de regel van dit bestemmingsplan is opgenomen.
  • c. in paragraaf 4.1 van dit wijzigingsplan is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven, waartoe in ieder geval de afstand tussen een agrarisch bedrijf en een geurhindergevoelig object ten minste 100 meter moet bedragen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een bestemmingsplan dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.

Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf in de omgeving van het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 300 meter. De wijzigingsbevoegdheid die dit wijzigingsplan mogelijk maakt stelt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven, waartoe in ieder geval de afstand tussen een agrarisch bedrijf en een geurhindergevoelig object ten minste 100 meter moet bedragen. Aan deze afstand wordt dus ruimschoots voldaan.


In de omgeving zijn verder geen functies aanwezig die belemmerd kunnen worden met de beoogde ontwikkeling. Ten zuiden van het plangebied, eveneens aan de Meinesloot, ligt een bedrijf dat zeilschepen verhuurd. Deze functie wordt niet belemmerd door het recreatiepark. Omgekeerd levert de genoemde functie geen belemmeringen op voor het recreatiepark. In de omgeving zijn geen andere functies die van invloed zijn op dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".


In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.


De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.


De uitbreiding betreft de realisatie van drie familiewoningen, een voetbal- en volleybalveld en een aantal lig- en parkeerplaatsen. Dit zijn geen geluidsgevoelige objecten. Onderzoek naar de geluidsbelasting kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Watertoetsproces

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Deze watertoets is opgenomen in Bijlage 8. Hieruit blijkt dat het waterschap het plan wil behandelen volgens de normale procedure. Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard geen wateradvies meer op stelt maar verwijst naar de uitgangsnotitie. Eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten verdienen om rekening te houden worden hieronder besproken.

Waterparagraaf

Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe hier in het plan rekening mee gehouden wordt. Indien nodig wordt verzocht om de wateraspecten te borgen op de Verbeelding en in de Regels van het plan. In de regels van dit plan is opgenomen dat watergangen, waterlopen en de waterhuishouding toegestaan zijn binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', waarbij geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan oppervlaktewater tenminste 10% bedraagt van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. Hieraan wordt voldaan.


Watertoets en wateradvies

De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet worden gehouden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen.

Wateraspecten en aandachtspunten

Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.


Regionale en lokale kering

Het plangebied ligt binnen de zonering van de waterkering. De planlocatie ligt aan de Meinesloot. Op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân geldt een beheergrens van 10 meter. Voor werkzaamheden die binnen de beheergrens vallen moet een ontheffing worden aangevraagd.


Hoofdwateren

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. De planlocatie ligt aan de Meinesloot. Op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân geldt een beheergrens van 10 meter. Voor werkzaamheden die binnen de beheergrens vallen moet een ontheffing worden aangevraagd.

Vrij voor de boezem

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Het waterschap adviseert om hiermee rekening te houden bij het bepalen van de aanleghoogte.

Om wateroverlast ter plaatse van nieuwe bebouwing te voorkomen, worden de vloerpeilen van deze gebouwen hoger dan het omliggend maaiveld en het waterpeil gelegd.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden.

Als gevolg van het planvoornemen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak in landelijk gebied toe, deze toename blijft echter ruim onder de 1500 m2. Compensatie van verhard oppervlak is hierdoor niet noodzakelijk.

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping is een watervergunning nodig.

Demping van oppervlaktewater vindt bij de voorgenomen ontwikkeling niet plaats.

Relatie tussen Water en Ruimte

Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Dit gebeurd bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil,e gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen.

Om wateroverlast ter plaatse van nieuwe bebouwing te voorkomen, worden de vloerpeilen van deze gebouwen hoger dan het omliggend maaiveld en het waterpeil gelegd.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaatrobuust in richten.

In het plangebied wordt maar in beperkte mate ruimte geboden voor de toename van verhard oppervlak. Het treffen van maatregelen met betrekking tot ruimtelijke adaptatie is hierdoor niet noodzakelijk.

Convenant Erfafspoeling, agrarische bedrijven

Vanaf het erf mogen geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Door mest en perssappen uit de voeropslagen kan verontreiniging worden veroorzaakt als deze naar de bodem of het oppervlaktewater (af)stromen. Per 1 januari 2018 is de Maatlat Schoon Erf van kracht (www.maatlatschoonerf.nl). De maatlat is opgenomen in de MIA/Vamil regeling. Ook door afstromend regenwater dat in contact is geweest met een niet bezemschoon erf en een niet bezemschone voeropslag kan het oppervlaktewater verontreinigd worden. De initiatiefnemer dient deze erfafspoeling te allen tijde te voorkomen door bepaalde maatregelen te nemen.

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen erfafspoeling tot gevolg.

Watervergunning

Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Mocht er voor de voorgenomen ontwikkeling een vergunning nodig zijn dan zal er een watervergunning worden aangevraagd bij het Wetterskip.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Verdachte plekken in de bodem dienen vanuit een goede ruimtelijke ordening te worden gesignaleerd en waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aan-gegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming en de Woningwet dat er geen risico’s voor de volksgezondheid aanwezig zijn.


In maart 2020 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6.

Samengevat kan geconcludeerd worden dat:

  • Op de onderzoekslocatie geen bodemverontreiniging aangetoond is, die een belemmering zou kunnen vormen bij de voorgenomen aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen.
  • In het algemeen kader landbodem is de toetsing 'achtergrond' uitgevoerd. Na indicatieve toetsing is gebleken dat de grond ter plaatse van MM4 voldoet aan de bodemkwaliteit 'achtergrond'.
  • In het algemene kader landbodem is de toetsing 'wonen' uitgevoerd. Na indicatieve toetsing is gebleken dat de grond ter plaatse van MM1 en MM3 voldoet aan de bodemkwaliteit 'wonen'.
  • N aindicatieve toetsing is gebleken dat de grond ter plaatse van MM2 niet voldoet aan de bodemkwaliteit 'industrie' en derhalve indicatief als niet-toepasbaar gezien dient te worden.
  • De toetsing is weergegeven in bijlage 6 van het bodemonderzoek.
  • De streefwaarde overschrijding aan de barium, naftaleen en som xylenen in het grondwater hebben geen actuele risico's in zich die een belemmering zouden kunnen vormen bij de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen.
  • Er is geen aanleiding de gemeten concentratie aan barium in het grondwater als antropogene verontreiniging te zien. De concentratie aan barium wordt als van nature voorkomende diffuus verhoogde achtergrondwaarde beschouwd.
  • Er heeft geen onderzoek naar het voorkomen van asbest conform NEN 5707:2015 plaatsgevonden. Tijdens de terreininspectie is geen vermoeden ontstaan met betrekking tot het voorkomen van asbestverdacht en/of asbesthoudend materiaal.
  • Opgemerkt wordt dat eventueel vrijkomende grond (bijv. bij graafwerkzaamheden), bij afvoer hiervan, niet vrij toepasbaar is. Hergebruik van deze grond is aan bepaalde, door de gemeente gestelde, voorwaarden gebonden. De grond kan echter zonder voorwaarden hergebruikt worden in een dezelfde bodemlaag op het eigen terrein.
  • Het huidige gebruik heeft geen bodemverontreiniging veroorzaakt welke nader onderzoek noodzakelijk maakt.
  • Gesteld kan worden dat met onderhavig bodemonderzoek de actuele bodemkwaliteit is vastgelegd.

Conclusie

Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.


Archeologie

In het plangebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd dit rapport is opgenomen in Bijlage 2. De conclusie van het rapport is om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Archeologie levert daarmee geen problemen op.

Cultuurhistorie en monumenten

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de cultuurhistorie in het gebied. Ook bevinden zich er geen monumenten in het plangebied. De bebouwing zal aansluiten op de bestaande structuren in het gebied.


Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert vooralsnog geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling. Archeologisch onderzoek moet hier uitsluitsel over geven.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in deze wet. Deze wet kan worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Uitgangspunt van de wetgeving is een integrale bescherming van de aangewezen natuurwaarden en -gebieden. Het is verboden om, zonder vergunning, projecten of andere handelingen te realiseren / verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op aangewezen waarden. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.

Door Eco Reest BV is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd ter plaatse van Ljouwerterdyk 63 te Akkrum. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 4.


Aanleiding tot het onderzoek is een vervolg op het wijzigingsplan ter plaatse van het onderzoeksterrein en de daarmee samenhangende wijziging van het bestemmingsplan. Beoogd wordt om het recreatiepark Tusken de Marren uit te breiden in westelijke richting.


Omdat het initiatief negatieve gevolgen kan hebben op beschermde natuurwaarden, is het voornemen getoetst aan de huidige natuurwetgeving. Doel van de quickscan Wet natuurbescherming is inzicht verkrijgen in de mogelijke effecten op aanwezige beschermde natuurwaarden als gevolg van de beoogde werkzaamheden.


Het onderzoeksterrein is gelegen binnen de bebouwde kom en meteen grenzend aan het recreatiepark Tusken de Marren (westelijke zijde) aan de Ljouwerterdyk 63 te Akkrum. Het onderzoeksterrein heeft tot op heden een agrarische bestemming en bestaat uit grasland.


Soortenbescherming

Binnen de onderzoekslocatie zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels als beschreven in de Wet natuurbescherming aangetroffen. Daarnaast zijn er geen beschermde soorten of potentiële nest- of verblijfplaatsen voor beschermde, ontheffingsplichtige soorten aangetroffen.


De overige te verwachten diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.


In de oevers ter plaatse van het plangebied kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen. Alle in gebruik zijnde vogelnesten zijn beschermd. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.


Gebiedsbescherming

De onderzoekslocatie is gelegen ten noordoosten van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Sneekermeergebied. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa een kilometer.


Door de voorgenomen ontwikkeling kan in de aanleg- en/of gebruiksfase stikstofdepositie ontstaan. Stikstofdepositie kan tot vele kilometers ver reiken en negatieve (verzurende/vermestende) effecten hebben op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Wat betreft stikstof wordt later verder op ingegaan, maar kan wel het volgende gesteld worden. Voor het beschouwde plan komt naar voren dat, zowel in de aanleg- als de gebruiksfase, géén sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (<0,00 mol/ha/jr).

Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.


Het ganzenfoerageergebied kent geen absolute bescherming door de provincie. Nadere actie ten aanzien van het ganzenfoerageergebied is daarom niet nodig.


Stikstof

Uit de AERIUS-berekeningen voor het beschouwde plan komt naar voren dat, zowel in de aanleg- als de gebruiksfase, géén sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (<0,00 mol/ha/jr). Deze berekening is opgenomen in Bijlage 1


De volledige AERIUS-berekeningen voor de aanleg- en de gebruiksfase zijn respectievelijk als bijlage 2 (kenmerk: RmdyFwXk8PKw, d.d. 18 mei 2020) en bijlage 3 (kenmerk: RhrSPKUYrSsH, d.d. 18 mei 2020) van het onderzoek toegevoegd.


Het beoogde plan voor de uitbreiding van het meest westelijke deel van Recreatiepark Tusken de Marren heeft géén negatief effect als gevolg van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Het stikstofaspect staat vaststelling van het plan in het kader van de Wet natuurbescherming daarmee niet in de weg. Voor de uitvoering van het plan geldt ten aanzien van het aspect stikstof in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunningplicht.

Aanbevelingen en advies


Nader onderzoek

Voor de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden wordt geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht in het kader van de soortenbescherming en gebiedsbescherming. In dat kader is een nader soortgericht onderzoek niet noodzakelijk voor de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden.


Broedvogels

Opgemerkt wordt dat de locatie in het broedseizoen tevens geschikt is als broedlocatie voor diverse (niet jaarrond beschermde) vogelsoorten. Alle in gebruik zijnde nesten zijn beschermd. Indien er geen werkzaamheden plaatsvinden binnen het broedseizoen wordt er geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht wat betreft nestlocaties voor vogels. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.


Aangeraden wordt om geen werkzaamheden uit te voeren binnen het broedseizoen (globaal 1 maart tot en met 1 september). Indien binnen het broedseizoen ontwikkelingen plaatsvinden moet voorafgaand hieraan de locatie worden vrijgegeven door een ervaren ecoloog. Als bij de controle nesten van vogels, of in aanbouw zijnde nesten worden aangetroffen moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest niet meer in gebruik is.


Zorgplicht

Opgemerkt wordt dat te allen tijde de zorgplicht blijft gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend.

Conclusie

Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.


In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied loopt een buisleiding van de Gasunie. Het betreft gasleiding N-506-02, met een diameter van 12 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied (de 1% letaliteitszone) is 140 meter. De 100% letaliteitszone ligt op 70 meter aan weerszijden van de gasleiding. Het plangebied ligt net binnen deze laatste zone (op ongeveer 65 meter). De geplande familiewoningen liggen echter wel op een afstand die groter is dan 70 meter van de buisleiding waarmee wel voldaan kan worden aan de richtafstand. De ligging van de familiewoningen is namelijk vastgelegd in een ruimtelijke kwaliteitsplan dat als voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de Regels van dit wijzigingsplan.

Daarnaast heeft er in het kader van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' een volledige verantwoording van het groepsrisico (GR) plaatsgevonden. Hierbij is ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid en mogelijke ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico (ruimtelijke en economische motieven van de ontwikkeling). De verantwoording van het GR is in het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' opgenomen.Om het groepsrisico te verlagen en/of te optimaliseren, worden de volgende adviezen gedaan:

  • in het bestemmingsplan wordt geborgd dat geen nieuwe objecten, bestemd voor niet-zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied worden toegestaan;
  • wordt voorkomen dat er een verdere toename van personen binnen het invloedsgebied wordt toegestaan;
  • de aardgastransportleiding tijdens werkzaamheden aan de leiding wordt gemarkeerd of afgedekt;
  • wordt gezorgd voor een goede bereikbaarheid van het plangebied;
  • de vluchtroutes van de bron af worden gerealiseerd.

Er is reeds een ontsluiting van de bron af aanwezig en het plangebied is voldoende bereikbaar. Bij eventuele werkzaamheden aan de leiding wordt deze gemarkeerd of afgedekt.afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP2TdmarrenAK-VG01_0006.jpg"

Afbeelding: Ligging buisleiding met het plangebied in het rood weergegeven en de buisleiding met de rode stippellijn

Route gevaarlijke stoffen

De Meinesleat maakt geen deel uit van het netwerk van transportroutes van gevaarlijke stoffen. In de nabijheid van het plangebied zijn ook geen wegen die onderdeel uitmaken van deze routes.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).


Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).


Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.


Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

In het plangebied bevindt zich een hoogspanningsverbinding van Tennet. Namelijk een 110kV-verbinding Rauwerd - Heerenveen die gecombineerd is met Rauwerd-Oudehaske met een belemmeringstrook van 22 meter uit de hartlijn (44 meter in totaal). Daarnaast bevindt zich ten weten van het plangebied een 220kV- verbinding Louwsmeer- Oudehaske met een belemmeringenstrook van 27 meter uit de hartlijn (54 meter in totaal).


In een brief van 4 oktober 2005 heeft het Ministerie van VROM haar advies vastgelegd met betrekking tot de aan te houden afstanden van gevoelige functies tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen, vanwege een mogelijke relatie tussen straling en leukemie. De staatssecretaris adviseert geen gevoelige functies te realiseren binnen de indicatieve zone. Onder gevoelige functies worden woningen, scholen, crèches, kinderopvangplaatsen verstaan, waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig verblijven.


Volgens informatie van Tennet bedraagt deze zone voor de 220 kV-lijn 2 x 55 m. Voor de 110 kV-lijn bedraagt de indicatieve zone 2 x 45 m. Recreatiewoningen en andere recreatievoorzieningen vallen niet onder de noemer "gevoelige" functies, deze mogen zodoende wel binnen deze zone worden gerealiseerd.


Daarnaast is op basis van het privaatrecht rond een hoogspanningslijn in het algemeen sprake van een zakelijk rechtstrook. Voor deze strook (2 x 22 m) is vastgesteld dat deze moet worden vrijgehouden van bouwwerken. De bouwwerken (familiewoningen) zullen buiten deze zone worden gerealiseerd. De overige voorzieningen die worden gerealiseerd betreffen geen bouwwerken en mogen dus wel binnen de strook worden aangelegd. Dit is ook te zien in het ruimtelijk kwaliteitsplan dat is opgenomen in Bijlage 5.

Met Tennet zal nog overleg plaatsvinden over de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect kabels, leidingen en zoneringen levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Landschap

Het plangebied aan de zuidwestkant van Akkrum, ligt in een zogeheten "Slagenlandschap" ofwel een voormalig veenwinningsgebied. Kenmerkend hiervoor is de verkaveling in "Slagen" langs een ontginningssloot of vaart. Deze gebieden hebben een open karakter en zijn waterrijk. Ook het Sneekermeer, waarmee het gebied via de Meinesloot verbonden wordt, is door veenwinning ontstaan.

In het kader van het bestemmingsplan bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' is een stedenbouwkundig plan opgesteld waarbij het slagenlandschap het uitgangspunt vormt. Het plan komt voort uit een visie waarbij is gekeken naar een passende invulling voor het gebied als recreatiezone. Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan was onder andere om meer samenhang in het gebied te creëren. Het plan moest zorgen voor een opwaardering (kwaliteitsverbetering). Tevens zou binnen de ingevulde ruimte het karakteristieke slagenlandschap het beste tot zijn recht komen.

Dit wijzigingsplan is een ontwikkeling die mogelijk is gemaakt binnen het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren'. In het kader van dit bestemmingsplan is dus al rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied. Tevens is voor dit plan een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld dat een landschappelijke inpassing van het plan waarborgt. Dit plan is opgenomen in Bijlage 5.

Conclusie

Het aspect landschap levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het wijzigingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit wijzigingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe ruimtelijke plannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het wijzigingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit wijzigingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.


Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

5.3.1 Recreatie - Verblijfsgebied

Deze bestemming betreft de bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie. Binnen deze bestemming is de bouw mogelijk van maximaal 116 recreatiewoningen en maximaal 55 stacaravans. Een stacaravan mag maximaal 40 m2 bedragen. Bij de vraag of een bouwwerk een stacaravan is dan wel een recreatiewoning is deze oppervlaktemaat bepalend. Een recreatiewoning mag maximaal 70 m2 bedragen. Een groepsaccommodatie telt als 2 recreatiewoningen, hiervoor geldt als maximale oppervlakte 140 m2.


Er mag worden gebouwd ten behoeve van detailhandel, horeca, beheer en onderhoud, sanitaire voorzieningen, een overdekt zwembad, dagrecreatieve voorzieningen en sport- en spelvoorzieningen, mits de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 2.250 m2. Daarbij geldt dat de oppervlakte voor detailhandel is beperkt tot maximaal 250 m2 en de oppervlakte voor horeca tot maximaal 500 m2.

Permanente bewoning van gebouwen is uitdrukkelijk niet toegestaan (met uitzondering natuurlijk van de bedrijfswoning).

5.3.2 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze bestemming is opgenomen om aan te geven waarbinnen een hoogspanningsverbinding is toegestaan. Daarnaast is binnen deze zone geen bebouwing toegestaan met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding.

5.3.3 Waarde - Archeologie

Deze bestemming is opgenomen vanwege de uitkomsten van archeologisch onderzoek in het kader van het geldende bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' en is overgenomen in dit wijzigingsplan. De bestemming heeft alleen betekenis voor bouwwerken of werkzaamheden groter dan 500 m2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.


Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.


De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.

De gronden zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Er worden privaatrechtelijk afspraken gemaakt tussen gemeente en de initiatiefnemer over de kosten. Hiermee is het kostenverhaal 'anderzins' verzekerd. Er hoeft daardoor geen exploitatieplan opgesteld te worden.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het wijzigingsplan 'Tweede Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren' is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden. Het is ook naar de netbeheerder Tennet gestuurd vanwege de ligging ten opzichte van de hoogspanningsleiding(en).

Overleg en inspraak

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro is dit bestemmingsplan aan de provincie Fryslân aangeboden die daarmee in de gelegenheid is gesteld om een overlegreactie op het plan in te dienen.

De provincie heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De reactie van de provincie is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting.

In haar reactie heeft de provincie de volgende opmerkingen gemaakt:

Archeologie (categorie 2 Motivering Verordening Romte)

In de toelichting staat dat er nog archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. De resultaten worden later aan het plan toegevoegd. De provincie adviseert de resultaten van het onderzoek af te wachten voordat het plan in ontwerp ter inzage wordt gelegd.

Stikstof (categorie 3 Overige provinciale belangen)

De provincie is van mening dat op basis van aannames niet op voorhand geconcludeerd kan worden dat geen sprake is van een significant negatief effect. Daarom wordt geadviseerd een AERIUS-berekening te maken en de resultaten daarvan te verwerken in het ontwerp.

Vaarwegen (categorie 3 Overige provinciale belangen)

De planlocatie ligt aan de Meinesloot. Op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân geldt een beheergrens van 10 meter. Voor werkzaamheden die binnen de beheergrens vallen moet een ontheffing worden aangevraagd. De provincie adviseert dit in de toelichting van het plan te benoemen.

Weidevogels (categorie 6 Plantechnisch/juridisch)

De planlocatie ligt in weidevogelkansgebied. De provincie merkt op dat uit een berekening van de verstoring van het gebied van openheid en rust is gebleken dat geen sprake is van extra verstoring ten opzichte van de huidige situatie. Dit betekent dat het plan in overeenstemming is met artikel 7.2.2 van de Verordening Romte 2014. De provincie adviseert dit in de toelichting te vermelden.

Deze opmerkingen zijn op de volgende wijze in het wijzigingsplan verwerkt.

Archeologie (categorie 2 Motivering Verordening Romte)

Het (aanvullende) archeologisch onderzoek is uitgevoerd en de resultaten daarvan zijn in de toelichting verwekt.

Stikstof (categorie 3 Overige provinciale belangen)

Er is alsnog een AERIUS-berekening uitgevoerd en ook daarvan zijn de resultaten in de toelichting verwerkt.

Vaarwegen (categorie 3 Overige provinciale belangen)

In de toelichting is opgenomen dat voor werkzaamheden die binnen de beheergrens van de Vaarwegenverordening Fryslân vallen, een ontheffing moet worden aangevraagd.

Weidevogels (categorie 6 Plantechnisch/juridisch)

In de toelichting is ook opgenomen dat er een berekening is uitgevoerd naar de verstoring van het gebied van openheid en rust voor de weidevogels. Uit deze berekening is gebleken dat er geen sprake is van extra verstoring ten opzichte van de huidige situatie. Dit resultaat is ook aangegeven in de toelichting.

Verder heeft het plan voor een periode van gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

29 september 2020.