Plan: Heerenveen Centrum-west
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BVHVcentrumW-VG01

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
  1. verordeningsgebied:
  2. Het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0074.BVHVcentrumW-VG01 met de bijbehorende regels en kaart;

  3. aan-huis-verbonden beroep:
  4. een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend dat is gericht op het verlenen van diensten; een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;

  5. autonome nachthoreca:
  6. een horecabedrijf dat vooral is gericht op het s avonds en/of' s nachts verstrekken van dranken aan op het bedrijf zelf afkomende bezoekers, zoals een bar-/dancing een discotheek en een naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

  7. amusementshal:
  8. een bedrijf gericht op de exploitatie van speel-en gokapparatuur, zoals een flipperkasten- en fruitautomatenhal, een snookergelegenheid of een casino;

  9. bouwen:
  10. het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  11. bouwwerk:
  12. elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  13. gebouw:
  14. elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  15. bebouwinq:
  16. één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  17. bebouwingspercentaqe:
  18. een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

  19. beschermd Rijksmonument:
  20. een onroerend goed, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  21. bestaand gebruik
  22. het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening en dat niet in strijd was met het op dat moment geldende bestemmingsplan 'Heerenveen-Centrum';

  23. bouwlaag:
  24. een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder

  25. bouwperceel:
  26. een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  27. detailhandel:
  28. het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  29. gemeentelijk monument:
  30. een overeenkomstig de Erfgoedveordening Heerenveen 2010 aangewezen gemeentelijk monument;

  31. hoofdqebouw:
  32. een gebouw dat, gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

  33. horeca:
  34. het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies als ook zaalverhuur, (een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie) met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

  35. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
  36. de in bijlage 2 genoemde bedrijvigheid dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerkers;

  37. peil:
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

  38. woonhuis:
  39. een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

  40. woning:
  41. een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor bewoning;


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
  2. vanf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk;

  3. de goothoogte van een bouwwerk:
  4. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  5. de dakhelling:
  6. langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.


HOOFDSTUK 3 GEBIEDSREGELS

Artikel 3 Gebruiksregels

3.1 Voor het gebruik van de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. in aanvulling op het bepaalde in sub a is het toegestaan om:
    1. de gronden ter plaatse van het besluitvlak 'verkeer' te gebruiken voor: wegen en straten, voet- en rijwielpaden, met de daarbij behorende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, erven en terreinen, alsmede in ondergeschikte mate voor tuinen;
    2. de gronden ter plaatse van het besluitvlak 'wonen' te gebruiken voor voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel en niet meer dan 50 m²;
    3. de gronden ter plaatse van het besluitvlak 'Verkeer-verblijf' te gebruiken voor woonstraten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen;
    4. de gronden ter plaatse van het besluitvlak 'gemengd' te gebruiken voor:
      1. bedrijven, genoemd in bijlage 2;
      2. onderwijsdoeleinden;
      3. doeleinden van sport en recreatie;
      4. religieuze doeleinden;
      5. sociaal-culturele doeleinden;
      6. sociaal-medische doeleinden;
      7. voorzover het betreft de begane grond
      8. alsmede voor woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel en niet meer bedraagt dan 50 m²;
      9. en in beperkte mate voor:
      10. straten, pleintjes en andere verhardingen, stoepen, terrassen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen
  3. in aanvulling op het bepaalde in sub b, onder 4, is het eveneens toegestaan om
    1. de gronden en bouwwerken ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel 1' te gebruiken voor detailhandel, uitsluitend voorzover betreft de begane grond
    2. de gronden en bouwwerken ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel 2' te gebruiken voor volumineuze detailhandel in fietsen en bromfietsen;
    3. de gronden en bouwwerken ter plaatse van het besluitsubvlak 'amusementshal' te gebruiken voor amusementshallen
    4. de gronden en bouwwerken ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca 1' te gebruiken voor horeca, niet zijnde autonome nachthoreca;
    5. de gronden en bouwwerken ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca 2 te gebruiken voor horeca met inbegrip van autonome nachthoreca;

3.2 Het bevoegd gezag kan met ene omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub a, onder 4, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die naar aard en omvang daar wel mee gelijk zijn te stellen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de woonsituatie;
  2. de milieusituatie;

Artikel 4 Bouwregels

4.1 bouwregels besluitvlak wonen

4.1.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen worden uitsluitend gebouwd op gronden ter plaatse van de besluitsubvlakken 'bouwvlak 1' of 'bouwvlak 2';
  2. het bebouwingspercentage van de besluitsubvlakken 'bouwvlak-1' en 'bouwvlak-2' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 70%;

4.1.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouwen worden uitsluitend woonhuizen al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  3. in aanvulling op het bepaalde in 4.1.1, sub b, bedraagt op gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak 2' de goothoogte ten hoogste 6 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

4.1.3 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte per woning bedraagt ten hoogste 50m2 bedragen, onverminderd het bepaalde in lid 4.1.1 onder b;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60 °;

4.1.4 Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erfafscheidingen binnen de besluitsubvlakken 'bouwvlak-1' en 'bouwvlak-2' bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  2. de hoogte van erfafscheidingen buiten de besluitsubvlakken 'bouwvlak-1' en 'bouwvlak-2' bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van een woonstraat of parkeervoorzieningen bedraagt ten hoogste 10 m;
  4. de hoogste van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m;
  5. de oppervlakte van andere bouwwerken, voorzover gebouwd voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 2m2.

4.1.5 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid B sub 1 onder b en lid B sub 3 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100m2, mits:
    1. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    2. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld;
    4. het vrijstaande of halfvrijstaande woonhuizen betreft of daarmee vergelijkbare situaties.

  2. het bepaalde in lid B sub 1 onder b en lid B sub 3 onder a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot 150m2 en/of meer bedraagt dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:
    1. het hoofdgebouw een beschermd Rijksmonument dan wel een beschermd beeldbepalend pand betreft;
    2. vergroting van het hoofdgebouw niet kan worden toegestaan;
    3. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    4. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
    5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld;

4.2 Bouwregels besluitsubvlak gemengd

4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen worden uitsluitend op gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten minste 3,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten minste 7 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze minder bedraagt;
  4. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

4.2.2 Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erfafscheidingen zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen;

4.2.3 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid B sub 1 onder en toestaan dat de hoogte van gebouwen wordt vergroot tot: 15 m mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

4.3 Bouwregels besluitsubvlak verkeer

4.3.1 Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. in of op deze gronden worden geen gebouwen gebouwd;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

4.4 Bouwregels besluitsubvlak verblijfsgebied

4.4.1 Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. in of op deze gronden worden geen gebouwen, luifels of overkappingen gebouwd
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m'.

HOOFDSTUK 4 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Archeologie

5.1 bouwregels

5.1.1 Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;

5.1.2 Indien uit het in lid 3.4.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevinsvergunning zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;

5.1.3 het bepaalde in lid 5.1.1 is niet van toepassing indien:
  1. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.

5.1.4 het bevoegd gezag kan bij het verlenen van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.1 en een omgevingsvergunning verlenen zonder dat door aanvrager een rapport is overlegd, mits:
  1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld en/of de archeologische waarden kunnen worden behouden of gedocumenteerd

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1 Voor de volgende werken, geen bouwwerken, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

5.2.2 Het bepaalde in lid 3.5.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. niet dieper gaan dan 0,3 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 2.500 m² beslaan.

5.2.3 De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.


Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

Tot een gebruik in strijd met deze beheersverordening wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  5. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  6. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  7. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een crossen/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport.

Artikel 8: Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages,
  2. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits:
    1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt;
  3. het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, wordt vergroot, mits:
    1. deze vergroting niet meer bedraagt dan 10 m² per plaatselijke verhoging;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    3. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
  4. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    2. de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;

8.2 Afwegingscriteria

De in lid 8.1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

HOOFDSTUK 4: SLOTREGELS

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 1e dag na de dag waarop deze beheersverordening bekend is gemaakt.

Artikel 10 Slotregel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening Heerenveen Centrum-West van de gemeente Heerenveen


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 april 2014