direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Skoatterwald - Omgeving Rosa Manusweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNrosamanusweg-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het oosten van Heerenveen wordt de woonwijk 'Skoatterwâld' ontwikkeld. Skoatterwâld is onderdeel van een omvangrijke uitbreiding van woon-, werk- en voorzieningengebied van Heerenveen. De wijk kenmerkt zich door woningen met afwisselende bouwstijlen voor alle doelgroepen, zoals vrijstaand, twee-onder-één-kap- en huurwoningen, appartementen en bijzondere woonvormen. De Rosa Manusweg is onderdeel van fase 2 van Skoatterwâld. De locatie vormt de noordelijke beëindiging van de noord-zuid structuur waarin Skoatterwâld is opgebouwd.

Fase 2 van Skoatterwâld kan op basis van het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld worden ontwikkeld (zie paragraaf 1.3). Hierin is het stedenbouwkundig plan voor Skoatterwâld vastgelegd. Dit stedenbouwkundig plan gaat ten noorden van de Rosa Manusweg uit van twee keer 4 eilandkavels (ontsloten op de Rosa Manusweg) en 4 diepe kavels aan Het Meer. Deze situatie is inmiddels gewijzigd omdat nu meer grond in eigendom van de gemeente is. Hierdoor kan een meer samenhangende verkaveling gemaakt worden langs een (in oostelijke richting doorgetrokken) Rosa Manusweg. Het nieuwe plan gaat uit van 3, 4 en 6 eilandkavels. Voortschrijdend inzicht heeft er verder toe geleid de verkaveling anders te benaderen en het water aan de voorzijde van de kavels te laten vervallen.

Om de nieuwe verkaveling mogelijk te maken, is het nodig om het huidige planologische kader te vervangen door nieuwe kaders. Dit bestemmingsplan vormt samen met het herverkavelings- en beeldkwaliteitsplan de definitieve uitwerking van de omgeving ten noorden van de Rosa Manusweg.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt tussen het oude lint aan Het Meer en de Rosa Manusweg in het noorden van de wijk Skoatterwâld. De begrenzing is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNrosamanusweg-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied is nu geregeld in verschillende bestemmingsplannen. De Rosa Manusweg en de oorspronkelijke eilandkavels vallen in het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld, dat is vastgesteld op 25 augustus 2008. Het is hierin bestemd voor wonen, water, verkeer en groenvoorzieningen. Het oostelijk deel, ten noorden van de Rosa Manusweg, valt gedeeltelijk in het bestemmingsplan Het Meer (2009), waarin het is bestemd voor wonen en groenvoorzieningen. Voor het andere deel is het geregeld in het bestemmingsplan Skoatterwâld (1999), waarin het is bestemd voor agrarische doeleinden.

De gewenste verkaveling en inrichting is op basis van de huidige bestemmingen niet mogelijk.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Algemeen

Deze paragraaf gaat kort in op de huidige situatie van het plangebied en de omgeving, de gewenste herverkaveling en de wijze waarop deze verkaveling is ingepast in de stedenbouwkundige structuur van Skoatterwâld. Een meer uitgebreide omschrijving van deze aspecten, met daarbij de verantwoording van de gemaakte keuzes, is opgenomen in het Herverkaveling en Beeldkwaliteitsplan (BKP). Dit BKP is opgenomen in Bijlage 1.

2.2 Huidige situatie

De locatie vormt de noordelijke beëindiging van de noord-zuid structuur waarin de wijk Skoatterwâld is opgebouwd. De planlocatie ligt achter het oude lint aan Het Meer en vormt dus de overgang tussen deze historische lijn in het landschap en de uitbreiding Skoatterwâld. Het gebied ten zuiden van de Rosa Manusweg is al grotendeels ontwikkeld met woningbouw. Voor de zone ten noorden van de Rosa Manusweg is het grondwerk voor de nieuwe inrichting al gedeeltelijk uitgevoerd. De twee westelijk gelegen wooneilanden en de waterstructuur ten noorden hiervan zijn al aangelegd. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNrosamanusweg-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied

2.3 Voorgestelde ontwikkeling

De oorspronkelijk beoogde verkaveling (zie Bijlage 1) is gewijzigd, omdat nu meer grond in eigendom is. Hierdoor kan een meer samenhangende verkaveling gemaakt worden. Deze verkaveling gaat uit van 3, 4 en 6 eilandkavels langs een doorgetrokken Rosa Manusweg. De voorgestelde verkaveling is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNrosamanusweg-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Voorgestelde inrichting plangebied

De intentie is om vrije kavels uit te geven, maar incidenteel kan er in de rij een twee-onder-één-kap-woning voorkomen. De kavels zijn relatief diep en kennen allen dezelfde diepte van circa 40 meter. Variatie in de kavelgrootte ontstaat door de gronden uit te geven in variabele kavelbreedtes: minimaal 12 meter bij vrijstaande woningen en minimaal 10 meter voor twee-onder-één-kap-woningen.

Dit bestemmingsplan vormt een relatief globaal planologisch kader, waarbinnen woningbouw binnen de voorgestelde verkaveling gerealiseerd kan worden. Bovenop het verkavelingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 1). Het beeldkwaliteitsplan vormt tezamen met het bestemmingsplan het kader waarbinnen het plan tot uitvoering kan komen.

2.4 Ruimtelijke inpassing

Stedenbouwkundige inpassing

Het plangebied vormt één van de laatste te ontwikkelen gebieden van de tweede fase met vrije kavels van Skoatterwâld. De locatie ligt in de overgang tussen het oude lint aan Het Meer en de uitbreiding Skoatterwâld. De nu voorgestelde verkaveling voegt zich naadloos (beter dan de oorspronkelijk geplande verkaveling) in de stedenbouwkundige structuur van Skoatterwâld. De brede groen- en waterrijke zone ten noorden van de kavels draagt bij aan een zachte overgang richting Het Meer.

In het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 1) zijn de keuzes voor de uitwerking van deze noordelijke beëindiging van Skoatterwâld beschreven. De welstandscriteria waarborgen, tezamen met de regels van dit bestemmingsplan, een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing van de woningen.

Verkeer en parkeren

De kavels worden direct ontsloten op de Rosa Manusweg. De bouw van de woningen aan de Rosa Manusweg zal de verkeersdrukte niet onevenredig doen toenemen. Skoatterwâld heeft een fijnmazige verkeerstructuur. Behalve de Domela Nieuwenhuisweg en de Oranje Nassaulaan, fungeren alle wegen als erftoegangswegen, die alleen aanliggende erven ontsluiten en die geen functie hebben voor doorgaand verkeer. De toegelaten rijsnelheid op deze wegen is 30 km/uur. Dit vormt een voldoende basis voor een verkeersveilige situatie.

Voor parkeren is het uitgangspunt dat dit geheel op eigen terrein plaatsvindt. Op basis van de CROW parkeernormen geldt dat bij woningen uit het hogere segment ruimte moet zijn voor het parkeren van minimaal twee auto's. Door de brede berm, ten gevolge van het vervallen van de waterloop, en de voorgeschreven plaatsing van bijgebouwen op minimaal vier meter achter de voorgevel van de woning, zal sprake zijn van voldoende opstelruimte voor auto's op de eigen oprit. In de communicatie met de kopers wordt dit aspect meegenomen.

In de berm langs de noordzijde van de Rosa Manusweg wordt uitgegaan van de aanplant van bomen. De berm is zodanig ruim, dat daarnaast eventueel extra parkeerruimte kan worden gemaakt. Als de praktijk uitwijst dat een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de openbare ruimte optreedt, zullen extra parkeervakken in de openbare ruimte (berm) worden aangelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting. De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Om deze reden wordt onderstaand toepassing gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Trede 1: vraag in de regio

Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Met de regionale ruimtevraag in beeld, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.

Dit plan maakt een herverkaveling van een klein deel van een grootschalige nieuwe woonwijk mogelijk. Uit verschillende prognoses (van gemeente en provincie) (die zijn beschreven in paragraaf 3.3) blijkt dat er in Heerenveen een blijvende behoefte is aan woningen. De herverkaveling draagt bovendien bij aan de flexibiliteit in de uitgeefbaarheid van de kavels, waarmee beter ingespeeld kan worden op de behoefte. De vraag uit de regio is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Trede 2: de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijke gebied

Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.

De ontwikkeling maakt deel uit van een uitbreidingslocatie. In het woningbouwprogramma van de gemeente Heerenveen zijn alle inbreidings- en herstructureringslocaties genoemd. Deze hebben niet voldoende capaciteit om het programma voor Skoatterwâld op te vangen. Overigens omvat het plan een herverkaveling van een al aangewezen stedelijk gebied. Er wordt dus voldaan aan de tweede trede van de ladder.

Trede 3: multimodaal ontsloten

In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden.

Het plan vindt plaats in een stedelijke uitleg, waarvan de infrastructuur al is gerealiseerd. Bij de ontwikkeling van de totale wijk is onderzoek gedaan naar de ontsluiting voor verschillende modaliteiten. De locatie wordt overigens passend ontsloten en wordt voorzien van voldoende parkeerplaatsen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie zet in op concentratie van nieuwe woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Heerenveen is samen met Joure één van de bundelingsgebieden die door de provincie onderscheiden is. Inzet van het beleid is te zorgen voor sterke steden met voldoende draagvlak voor stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid.

Het beleid is vertaald naar regels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de Verordening Romte.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Artikel 1. Bundeling

In de verordening is het bestaand stedelijk gebied aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de grenzen hiervan. Een plan kan hier stedelijke functies, waaronder wonen, mogelijk maken.

Artikel 3. Wonen

Voor het toevoegen van woningen geldt dat de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In dit bestemmingsplan is sprake van een regeling voor woningen binnen een al bestaand stedelijk gebied. Deze woningen passen binnen de door de provincie geaccordeerde regionale woningbouwafspraken (zie paragraaf 3.3).

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met de regels van de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Strategische Woonvisie 2010 - 2025, Van kwantiteit naar kwaliteit

In de Strategische Woonvisie 2010 - 2025, Van kwantiteit naar kwaliteit (vastgesteld op 5 juli 2010) wordt een schets gegeven van de kwalitatieve vraagontwikkeling. Duidelijk is dat er sprake is van een verschuiving van een aanbodmarkt naar een vragersmarkt en dat er een afnemende behoefte is aan grootschalige, traditionele uitleglocaties. Tot slot wordt in de woonvisie de conclusie getrokken dat een ontspannen markt, waar de vraag het aanbod bepaalt, een flinke weerslag heeft op de bestaande voorraad. Hier zijn immers de minst courante woningen te vinden. Ingrepen in de bestaande voorraad zijn daarom nu, maar ook in de toekomst noodzakelijk.

Wonen speelt een belangrijke rol in het duurzamer maken van Heerenveen en het terugbrengen van energieverbruik. De gemeente spant zich naar vermogen in om een bijdrage te leveren aan de doelstelling zoals verwoord in het gemeentelijke Milieubeleidsplan Stap nu over (2008) om in 2020 de CO2 uitstoot in de gemeente met 25% terug te brengen ten opzichte van de uitstoot in 1990. Op de middellange tot lange termijn kunnen er mogelijk woonmilieus worden ontwikkeld die energieneutraal zijn en waar mogelijk volgens de cradle-to-cradle-aanpak wordt gewerkt. Bij het beoordelen van de haalbaarheid van alle maatregelen op het terrein van duurzaamheid en energiereductie wordt het uitgangspunt van cost of ownership gehanteerd.

Het beleid zoals verwoord in de woonvisie is vertaald naar een kwalitatief en kwantitatief woningbouwprogramma. Dit is hierna beschreven.

Woningbouwprogramma 2014 tot en met 2019

Binnen de regio Zuidoost Friesland, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde Staten van Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de provinciale huishoudensprognose 2013, waar voor de gemeente Heerenveen van 2012 tot 2030 een groei van 2339 huishoudens wordt voorzien. De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Gemeente Heerenveen heeft hierbij gekozen voor maximaal 70% binnenstedelijk en 'plafondloos bouwen binnenstedelijk'.

Het woningbouwprogramma van Heerenveen bestaat voor circa 30% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. Binnenstedelijk kan 'plafondloos' worden gebouwd. Dit houdt in dat de binnenstedelijke plannen niet zijn gebonden aan een maximum capaciteit.

Skoatterwâld is nog aangemerkt als uitbreidingslocatie. In de periode van 2014 tot 2019 zijn hierin 284 woningen gepland, na 2020 nog eens 800. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt past binnen de ruimte van 284 woningen tot 2020. In het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase van Skoatterwâld (waarin ook het plangebied is gelegen) is een bandbreedte van 940 tot 1060 woningen opgenomen. Deze bandbreedte biedt ruimte voor enige flexibiliteit voor de voorgestelde herverkaveling. Bovendien is de locatie nu aangemerkt als binnenstedelijk gebied (in onder andere de provinciale verordening). De beoogde woningen in het plangebied zijn binnen deze afspraken te realiseren.

De ontwikkeling past dus binnen het woningbouwprogramma van de gemeente Heerenveen.

Welstandsnota 2013

De ‘Welstandsnota 2013’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 14 oktober 2013. De welstandsnota bevat een gebiedsindeling, die wordt bepaald door het onderscheid in type gebieden met verschillende kwaliteiten. In het ene gebied ligt de nadruk meer op bescherming van bestaande waarden, in het andere meer op het faciliteren van ontwikkelingen/wijzigingen.

In het Structuurplan Skoatterwâld is in hoofdlijnen de beeldkwaliteit van de planstructuur (hoofdwegen en watergangen) en de woongebieden bepaald. Voor de diverse ontwikkelingsfasen zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld waarin, op basis van een stedenbouwkundig ontwerp, de globale typeringen uit het structuurplan nader worden uitgewerkt ten aanzien van de omgevingsinrichting en de bebouwing. Die beeldkwaliteitsplannen zijn uitgangspunt van beleid.

Ook voor de ontwikkeling van de zone ten noorden van de Rosa Manusweg is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie Bijlage 1). Dit plan vormt het toetsingskader voor welstand. In paragraaf 2.4 wordt hierop ingegaan. De gewenste kwaliteit is hiermee gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het plangebied ligt in een woongebied, tussen een lint van woningen aan Het Meer en een nieuwe woonwijk. Binnen het plangebied worden uitsluitend woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen liggen niet binnen de richtafstanden van bedrijven en zijn dus milieutechnisch inpasbaar in de omgeving. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

De wegen in Skoatterwâld, waaronder de Rosa Manusweg, zijn ingericht als 30 km/uur-zone. Voor wegen binnen deze zone geldt op grond van de Wgh geen geluidszone. Wel ligt in het plangebied in de geluidszone van Het Meer, waarop een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt. Daarom is een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de bouwvlakken van de nieuwe woningen als gevolg van wegverkeer op Het Meer uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 2. Hierin is uitgegaan van een iets andere verbeelding als bij dit bestemmingsplan, maar de bouwvlakken liggen op gelijke afstand van Het Meer.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de bouwvlakken de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De hoogste gevelbelasting bedraagt 43 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. Er worden dus geen hogere waarden vastgesteld.

In het kader van het Bouwbesluit geldt voor nieuwbouw dan dat de aanvrager van een omgevingsvergunning aan artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 hoeft te voldoen (minimaal 20 dB gevelisolatie). Omdat er sprake is van een relatief lage gecumuleerde gevelbelasting (48 dB op rekenpunten 07 en 10) hoeft ten gevolge van wegverkeerslawaai geen aanvullend akoestisch onderzoek gedaan te worden naar de geluidwering van de woningen.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Vanwege de mogelijke effecten op de warterhuishouding is de normale procedure voor de watertoets van toepassing. In dit kader heeft het waterschap een wateradvies opgesteld. Dit advies is opgenomen in Bijlage 3.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan aan regionale waterkering. Ook ligt het niet vrij voor de boezem. Er is dus geen veiligheidsaspecten aan de orde.

Voldoende

Schouwwatergang

In en langs het plangebied liggen schouwwatergangen. Deze watergangen moeten bereikbaar blijven voor onderhoud. De eigenaren van de aanliggende percelen zijn verantwoordelijk voor dit onderhoud

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Voor verharding en bebouwing zonder kruipruimte is dit 0,70 meter en voor bebouwing met kruipruimte is dit 1,10 meter. Conform het wateradvies kan worden uitgegaan van een waterpeil van -1,40 meter NAP en een gemiddelde maaiveldhoogte van tussen -0,40 en -0,15 meter NAP. Bij de aanleghoogte van de gebouwen met kruipruimte moet dus aandacht worden besteed aan de droogleggingsnorm.

Grondwateronttrekking

Voor het onttrekken van grondwater, bijvoorbeeld bij de aanleg van gebouwen of infractructuur, moet een melding worden gedaan of een vergunning worden aangevraagd.

Peilgrens

Door het plangebied loopt een grens van twee peilgebieden. Conform de verkaveling komen deze twee gebieden met elkaar in verbinding. Dit is niet mogelijk. Bij de uitvoering worden hiermee rekening gehouden. De flexibiliteitsbepalingen in het bestemmingsplan maken het mogelijk om scheidingen aan te leggen.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 200 m2.

Met de nieuwe verkaveling neemt de verharding in potentie toe met 3.000 à 3.500 m2. Rondom de nieuwe eilandkavels wordt ook nieuw water aangelegd. Het gaat om ruim 1.000 m2 meer dan in het oorspronkelijk verkavelingsplan. Daarmee wordt de toename in verharding ruimschoots gecompenseerd.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen. Schoon hemelwater wordt afgevoerd op de waterpartij in het plangebied.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

Wanneer de vermelde adviezen worden opgevolgd heeft Wetterskip Fryslân geen bezwaren tegen het plan. Het heeft hiermee een positief wateradvies, waarmee de watertoetsprocedure is afgerond.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

De ontwikkeling vindt plaats in een grootschalige woningbouwlocatie. In het kader van de totale ontwikkeling is al aandacht besteed aan de bodemkwaliteit. In het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase van Skoatterwâld wordt hierover het volgende gezegd:

Binnen de uitbreiding van Skoatterwâld zijn diverse slootdempingen, kavelsloten en ontsluitingsdammen aanwezig, die als potentieel verdacht aangemerkt kunnen worden. Binnen het ontwikkelgebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, waaruit is gebleken dat verspreid binnen het gebied ter plaatse van enkele van deze potentieel verdachte terreindelen sprake is van substantiële bodemverontreiniging - in het gehele gebied komen plaatselijk in de bovengrond verhoogde gehalten aan lood, koper en PAK voor. Op basis van bodemgegevens uit andere delen van het gebied wordt verwacht dat de bodemverontreinigingen relatief beperkt van omvang zullen zijn. Echter gezien de beoogde gevoelige bestemming en gebruik van het ontwikkelingsgebied als woongebied zullen voorafgaand aan de realisatie saneringsmaatregelen voor de verontreinigde terreindelen worden uitgevoerd, zodat de bodem geschikt wordt voor het beoogde gebruik.

Dit bestemmingsplan sluit aan bij dit uitgangspunt. Het bouwbesluit waarborgt dat niet op vervuilde grond wordt gebouwd. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is niet in het geding.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Heerenveen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Volgens deze kaarten kunnen zich in het plangebied en in de omgeving archeologische resten bevinden uit de steentijd. Voor het grootste van het plangebied beveelt de provincie aan om bij ingrepen groter dan 2.500 m2 een archeologisch onderzoek uit te voeren. Voor de noordoostelijke hoek ligt deze grens op 500 m2. Ondanks het feit dat de hoofdstructuur van water al is aangelegd, wordt niet voldaan aan de vrijstellingsoppervlakte.

In het kader van het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase van Skoatterwâld is door De Steekproef, Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau, een inventariserend archeologisch veldonderzoek in onder andere het plangebied van dit bestemmingsplan verricht. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het rapport “Heerenveen, Skoatterwâld; Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek 2005-03/7” (mei 2005). Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van de adviezen uit de FAMKE.

Op basis van het onderzoek is het grootste deel van Skoatterwâld, waaronder het plangebied van dit bestemmingsplan, vrijgegeven voor ontwikkeling. Enkele vindplaatsen zijn in het geldende bestemmingsplan voorzien van een beschermende regeling. Dit geldt niet voor de zone ten noorden van de Rosa Manusweg.

Het is dus niet noodzakelijk om binnen het plangebied nog archeologisch onderzoek te verrichten. Bij onverhoopt vinden van archeologische materialen en/of sporen dienen deze conform de Monumentenwet te worden gemeld bij de gemeente Heerenveen.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan voor Skoatterwâld is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied en haar omgeving. De voorgestelde verkaveling voegt zich naadloos in de stedenbouwkundige structuur van de wijk. De locatie vormt wel de afronding van de wijk en daarmee de overgang naar de lintbebouwing aan Het Meer. Bij de nieuwe invulling en in het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 1) wordt hiermee rekening gehouden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

In het kader van de ontwikkeling van de 2e en 3e fase van Skoatterwâld is een ecologische beoordeling uitgevoerd door Altenburg & Wymenga (A&W-rapport 621, 16 maart 2005). Uit dit onderzoek is gebleken dat de ontwikkelingen uitvoerbaar zijn binnen de kaders van natuurwetgeving. Het onderzoek is inmiddels gedateerd, vandaar dat de nu voorgestelde ontwikkeling is beoordeeld in het licht van de actuele wet- en regelgeving en situatie.

Voor een drietal locaties, waaronder het plangebied, is een ecologische beoordeling uitgevoerd (april 2014). De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 4. De conclusies voor dit bestemmingsplan zijn in deze paragraaf beschreven.

Gebiedsbescherming

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat als gevolg van de nieuwbouw geen sprake is van een kans op (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Ook ten aanzien van de EHS en overige gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor het plan.

Soortenbescherming

De uitvoering van de plannen veroorzaken geen conflicten met de Flora- en faunawet, mits:

  • wordt voldaan wordt aan de voorwaarde dat werkzaamheden aan de watergangen worden uitgevoerd volgens een door het ministerie van EZ goedgekeurde en relevante gedragscode ten aanzien van Kleine modderkruiper. Indien hier niet aan kan worden voldaan dient ontheffing te worden aangevraagd;
  • broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten niet worden verstoord.

Voor de andere (potentieel) aanwezige soorten geldt de algemene zorgplicht. Dit betekent dat deze bij de uitvoering van de plannen in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich te verplaatsen naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten. Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen voorkomen. Ook ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicobronnen op grotere afstand. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe veiligheidsrisico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen), en daarmee dit initiatief, horen daar ook bij.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Groen

De groene rand aan de westzijde van het westelijk gelegen wooneiland maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur van Skoatterwâld. Daarom is deze strook meegenomen in dit bestemmingsplan onder de bestemming 'Groen' gebracht.

Verkeer - Verblijf

In het geldende bestemmingsplan wordt uitgegaan van losliggende wooneilanden die bereikbaar zijn via bruggetjes of dammen. Daarnaast is de Rosa Manusweg ten oosten van de Nienke van Hichtumweg doorgetrokken. Om de openbare ruimte hier correct te regelen, is de Rosa Manusweg inclusief de bermen meegenomen in dit bestemmingsplan en onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gebracht.

Water

De belangrijkste waterstructuur is onder de bestemming 'Water' gebracht. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid tussen water en groenvoorzieningen mogelijk. Zo is binnen deze bestemming ook de groene wal geregeld.

Wonen

De woonkavels zijn geregeld in de bestemming 'Wonen'. Voor de bouwmogelijkheden geldt het beeldkwaliteitsplan als uitgangspunt. De woningen kunnen in de bouwvlakken worden gebouwd. Voor de bouwvlakken is gekozen voor stroken, waarbinnen zowel vrijstaande als half-vrijstaande woningen mogelijk zijn. Dit biedt mogelijkheden voor een variatie in kavelbreedtes. Per bouwvlak is het maximum aantal wooneenheden aangegeven, waardoor een goede spreiding van vrijstaand en halfvrijstaand kan ontstaan.

Vanuit het beeldkwaliteitsplan gelden de volgende uitgangspunten voor de regels:

  • kavelbreedte minimaal 12 meter bij vrijstaande en 10 meter bij half-vrijstaande woningen;
  • woningen afgedekt met een kap, wel vrije kapvorm;
  • dakhelling maximaal 60 graden (80 graden wanneer passend bij kapvorm, daarvoor afwijkingsbevoegdheid);
  • maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • bijgebouwen ten minste 4 meter achter de voorgevel van de woning en met maximale goothoogte van 3,5 meter en dakhelling ook maximaal 60 graden.

Voor het overige aangesloten bij de 'standaardregeling' voor woningen, zoals de gemeente Heerenveen die hanteert.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:

Vooroverleg en inspraak

Op basis van de Inspraakverordening is inspraak verleend op de nota Skoatterwâld - Omgeving Rosa Manusweg [Herverkaveling en Beeldkwaliteitplan]. De nota werd bekend gemaakt op 29 april 2015 en lag daarna gedurende 6 weken ter inzage. Tijdens deze termijn konden inspraakreacties worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Op 11 mei 2015 werd tijdens een inloopbijeenkomst aan aanwezigen uitleg gegeven over de plannen. Er is één inspraakreactie ingediend. Deze reactie is samengevat en door de gemeente beantwoord in de Antwoordnota inspraak, welke is opgenomen in Bijlage 5.

Dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg voorgelegd aan de afdeling Ruimte van de provincie Fryslân. Deze heeft in een schriftelijke reactie laten weten geen bezwaren tegen het plan te hebben. Wel geeft de provincie aan dat een passage over plafondloos bouwen binnen het plangebied niet correct is.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 14 oktober 2015 besloten om het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerp-herverkavelings- en beeldkwaliteitsplan, met inachtneming van de inspraak- en de overlegreactie, in procedure te brengen.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 5 november 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend.

Vaststelling

Op 15 februari 2016 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling wordt geïnitieerd door de gemeente. Deze maakt de gronden bouwklaar en verkoopt deze na de vaststelling van het bestemmingsplan. De kosten voor de uitvoering van het plan worden teruggehaald uit de uitgifte van de grond. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

De gronden zijn geheel in eigendom van de gemeente. Er is dus geen sprake van te verhalen kosten. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.