Plan: Heerenveen - Molenplein en omgeving 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNmolenplein2015-VG01

Heerenveen - Molenplein en omgeving 2015


HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
  1. plan:
  2. het bestemmingsplan “Heerenveen – Molenplein en omgeving 2015” met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPNmolenplein2015-VG01 van de gemeente Heerenveen;

  3. bestemmingsplan:
  4. de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen;

  5. aanduiding:
  6. een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  7. aanduidingsgrens:
  8. de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  9. aan-huis-verbonden beroep:
  10. een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beoepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;

  11. bebouwing:
  12. één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  13. bebouwingspercentage:
  14. een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

  15. bedrijfsgebouw:
  16. een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

  17. bedrijfsvloeroppervlakte:
  18. de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

  19. bestemmingsgrens:
  20. de grens van een bestemmingsvlak;

  21. bestemmingsvlak:
  22. een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  23. bijbehorend bouwwerk:
  24. uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

  25. bouwen:
  26. het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  27. bouwgrens:
  28. de grens van een bouwvlak;

  29. bouwperceel:
  30. een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  31. bouwperceelgrens:
  32. een grens van een bouwperceel;

  33. bouwvlak:
  34. een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

  35. bouwwerk:
  36. een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  37. daghoreca:
  38. horecabedrijf gericht op het bedrijfsmatig en, in overwegende mate overdag, verstrekken van kleine eetwaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank, zoals een thee- of koffiehuis, een lunchroom, een broodjeszaak of een ijssalon;

  39. dak:
  40. iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

  41. detailhandel:
  42. het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  43. detailhandel in dagelijkse goederen:
  44. detailhandel in voedings- en genotmiddelen en artikelen voor persoonlijke verzorging, alsmede detailhandel in dagelijkse huishoudelijke gebruiksartikelen;

  45. erotisch getinte vermaaksfunctie:
  46. een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

  47. gebouw:
  48. elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  49. hoofdgebouw:
  50. een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  51. huishouding:
  52. een zelfstandig persoon, dan wel samenwonend persoon of personen, die in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitair en entree, en tussen wie een zekere mate van verbondenheid bestaat;

  53. kampeermiddel:
  54. een tent, tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  55. kantoor:
  56. een (deel van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, financiële, architectonische, juridische of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden -niet zijnde detailhandel- en al dan niet met een publieksgerichte (balie)functie;

  57. kap:
  58. een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

  59. kiosk:
  60. een gebouw van lichte contructie en beperkte omvang ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en de verkoop van etenswaren en dranken;

  61. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
  62. de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker;

  63. logiesverstrekking:
  64. het in een wooneenheid door de bewoner(s) bedrijfsmatig verstrekken van logies ten behoeve van recreatieve bewoning;

  65. nutsvoorziening:
  66. een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

  67. overkapping:
  68. elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

  69. pand:
  70. de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

  71. peil:
    1. indien op het land wordt gebouwd:
      1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst,
      2. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
      3. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
    2. indien op of in het water wordt gebouwd:
      1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

  72. perceel:
  73. een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  74. perceelgrens:
  75. de grens van een perceel;

  76. prostitutie:
  77. het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

  78. seksinrichting:
  79. een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

  80. supermarkt:
  81. een detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 en een grote verscheidenheid aan artikelen, voornamelijk voedings- en genotsartikelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten;

  82. verkoopvloeroppervlakte:
  83. de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;

  84. voorgevel:
  85. de gevel van een woning die parallel ligt of het meest parallel ligt met de straat waaraan de woning is genummerd en/of waaraan de hoofdontsluiting van de woning is gelegen;

  86. wooneenheid:
  87. een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

  88. woonhuis:
  89. een gebouw, dat één wooneenheid omvat.


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. de dakhelling:
  2. langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  3. de goothoogte van een bouwwerk:
  4. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  5. de inhoud van een bouwwerk:
  6. tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  7. de bouwhoogte van een bouwwerk:
  8. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  9. de oppervlakte van een bouwwerk:
  10. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  11. de afstand tot de (bouw)perceelgrens:
  12. vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens.

    Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffen de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van;
    1. Ten hoogste twee supermarkten met een gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 2700 m2, op de begane grond;
    2. detailhandel in dagelijkse goederen, niet zijnde een supermarkt, met een gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 1000 m2, op de begane grond;
    3. detailhandel in niet-dagelijkse goederen, met een gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 1000 m2, op de begane grond;
    4. daghoreca, op de begane grond;
    5. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “wonen”,
    met daaraan ondergeschikt:
  2. wegen, voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen,
  7. met de daarbij behorende:
  8. tuinen, erven en terreinen;
  9. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. een gebouw en een overkapping wordt binnen een bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een gebouw en een overkapping bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte;
  3. het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding “wonen” bedraagt ten hoogste 5.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van gebouwen, of het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  2. De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 2,00 m².
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, of het verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 2,00 m.
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,00 m.

3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid; en
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ontsluitingswegen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken,
  5. met daaraan ondergeschikt:
  6. nutsvoorzieningen;
  7. sloten, bermen, beplanting,
  8. met de daarbij behorende:
  9. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. Op of in deze gronden worden geen gebouwen en geen overkappingen gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

4.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid; en
  6. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 5 Verkeer-Parkeren

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Parkeren aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 250 bedraagt;
  2. voet- en fietspaden;
  3. opstelplaatsen voor winkelwagens,
  4. en ter plaatse van de aanduiding "groen" tevens voor een inrichting met een haag en bomen,
    met daaraan ondergeschikt:
  5. nutsvoorzieningen;
  6. sloten, bermen, beplanting,
  7. met de daarbij behorende:
  8. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. Op of in deze gronden worden geen gebouwen en geen overkappingen gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

5.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid; en
  6. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het bouwen van ten hoogste 2 gebouwen ten behoeve van de stalling van winkelwagentjes met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid; en
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Verkeer-Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonstraten;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken,
  5. en ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – fietsenstalling en kiosken” tevens voor een al
    dan niet bedrijfsmatige vorm van fietsenstalling en kiosken,
    met daaraan ondergeschikt:
  6. nutsvoorzieningen;
  7. sloten, bermen, beplanting,
  8. met de daarbij behorende:
  9. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – fietsenstalling en kiosken” mogen op of in deze gronden geen gebouwen en geen overkappingen gebouwd.
  2. Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – fietsenstalling en kiosken” mogen kiosken worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 50 m2 per kiosk en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m2 en een overkapping ten behoeve van een fietsenstalling.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

6.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid; en
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. tuinen, erven en terreinen
  3. bijbehorende bouwwerken en overkappingen,
  4. met daaraan ondergeschikt:
  5. wegen, voet- en fietspaden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. water;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. groenvoorzieningen,
  10. met de daarbij behorende:
  11. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Hoofdgebouwen
  1. Als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd.
  2. Hoofdgebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  3. Ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" moet de gevel van een hoofdgebouw in die gevellijn worden gebouwd;
  4. Het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste 8;
  5. De goothoogte bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  6. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 11,00 m;
  7. De dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  1. Bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, gebouwd.
  2. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woning bedraagt ten hoogste 50 m².
  3. De goothoogte bedraagt ten hoogste 3,50 m.
  4. De dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m bedraagt.
  2. De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 2,00 m².
  3. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid; en
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van de bouwwerken.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
  1. horeca;
  2. detailhandel;
  3. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4 sub a en toestaan dat gebouwen en gronden worden gebruikt voor recreatieve bewoning in het kader van logiesverstrekking, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten die hiervoor worden gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m² en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de woonsituatie;
  2. de milieusituatie;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  4. de woonsituatie;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8: Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

9.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, luifels en afdaken, mits:
    1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
    2. de hoogte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 4,00 m;
    3. de breedte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de gevel waar de erkers, serre of entree portaal tegen aan wordt gebouwd;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  3. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  4. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat in voldoende mate is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel en/of de directe omgeving daarvan.

10.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder f, mits op een andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11: Algemene afwijkingsregels

11.1. Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages,
  2. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m
  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, wordt vergroot, mits:
    1. deze vergroting niet meer bedraagt dan 10 m² per plaatselijke verhoging;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    3. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 125% van de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
  4. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    2. de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;

11.2. Afwegingscriteria

De in lid 11.1, bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast,indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in onder a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Heerenveen - Molenplein en omgeving 2015, van de gemeente Heerenveen

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 september 2015


De voorzitter,


De griffier,