direct naar inhoud van Regels
Plan: Klaverblad Noordoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNklaverbladNO-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Klaverblad Noordoost van de gemeente Heerenveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0074.BPNklaverbladNO-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.17 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer;

1.22 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder en/of de Wet Milieubeheer;

1.23 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.24 gevellijn:

de op de verbeelding aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen en overkappingen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.25 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.26 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.27 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies als ook zaalverhuur, (een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie) met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 kampeermiddel:

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens of voertuigen, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.29 kantoor:

een (deel van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, financiële, architectonische, juridische of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.30 kwetsbaar object:

kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.31 naamzuil:

een kleine reclamezuil;

1.32 Natura 2000-gebied:

Een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden 'Natura 2000';

1.33 natuurinclusieve landbouw:

een vorm van duurzame landbouw als onderdeel van een veerkrachtig eco- en voedselsysteem dat de natuurlijke omgeving gebruikt en integreert in de bedrijfsvoering en actief bijdraagt aan de kwaliteit van diezelfde natuurlijke omgeving en het verbeteren van de biodiversiteit;

1.34 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, oplaadpunten voor electrische voertuigen, geldopnameapparatuur en zendmasten;

1.35 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.36 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.37 perifere detailhandel:

detailhandel welke gelet op de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of vanwege de dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waartoe uitsluitend wordt begrepen: auto's, campers, caravans, motoren en vrachtwagens;

1.38 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.39 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.40 reclamemast:

een grote reclamezuil met maximaal 3 niet-bewegende reclameborden, in driehoek vormgegeven;

1.41 reclamezuil:

elke aanduiding van commerciële aard in de vorm van een opschrift, aankondiging en mededeling voor zover deze van de openbare weg in, op aan of rondom gebouwen zichtbaar is;

1.42 risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object dat kan worden aangemerkt als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

1.43 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.44 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 stikstofdepositie:

Het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte. De depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar);

1.46 voorkeurgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.47 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.49 zelfstandig kantoor:

een kantoor waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van (andere) bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de breedte van een bouwwerk:

horizontaal de grootste afstand tussen de lijnen getrokken door de buitenzijden van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde de teelt van hout en/of andere vormen van opgaande teelt;
  • b. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - energiepark';
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van het landschap;
  • d. cultuurgrond;
  • e. groenvoorzieningen in de vorm van hagen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - energiepark';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. bruggen, dammen en duikers;
  • j. waterpartijen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - energiepark' worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van het energiepark;
  • b. Voor het overige worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd, waaronder begrepen torensilo's en (tunnel)kassen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van installaties voor de opwekking van elektriciteit (zonnepanelen) bedraagt ten hoogste 2,20 m én is niet hoger dan 1,0 m +NAP.
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5,00 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een nietgrondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas anders dan ten behoeve van afscherming van bedrijven, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken.
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting 50% lokaal eigenaarschap

Het gebruik van het energiepark ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - energiepark' conform het bepaalde in lid 3.1 onder b, is uitsluitend toegestaan als er sprake is van minimaal 50% lokaal eigenaarschap.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen, verwijderen van beplanting en bebossing en het aanbrengen van houtgewas;
  • b. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 5,00 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 50 cm;
  • e. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen van gronden en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. het graven en/of dempen verdiepen en/of verbreden van sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en/of -partijen.
3.4.2 Uitzondering

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of het agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. de landschappelijke inpassing conform het landschappelijk raamwerk uit het Masterplan Klaverblad Noordoost (9 sept. 2021), zoals opgenomen in bijlage 2, betreffen.
3.4.3 Afwegingskader

De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het open landschap.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Agrarisch van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' wordt gewijzigd in de bestemming Bedrijventerrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging vindt alleen plaats als de behoefte is aangetoond en overeenkomstig is aan de dan geldende regionale bedrijventerreinprogrammering;
  • b. wijziging vindt alleen plaats wanneer aangetoond kan worden dat de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uitvoerbaar is, eventueel door actualisatie van onderzoeken;
  • c. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het bepaalde in Artikel 5 van overeenkomstige toepassing is, met uitzondering van:
    • 1. lid 5.1 sub a2 en sub d;
    • 2. lid 5.5.1 sub b3;
  • d. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid bestaat maximaal 200.000 m² van de gezamenlijke bestemmingsvlakken op het bedrijventerrein Klaverblad Noordoost uit bouwpercelen van bedrijven;
  • e. de groenstrook als bedoeld in 5.1 sub d bestaat uit een groenstrook met een minimale breedte van 30 meter aan de gehele noordzijde van het bedrijventerrein;
  • f. aan de gehele westzijde van het bedrijventerrein wordt een groenstrook met een minimale breedte van 40 meter aangelegd;
  • g. de 'gevellijn', als bedoeld in 5.2.1 sub b, bestaat uit het verlengde van de 'gevellijn' zoals op de verbeelding aangegeven, parallel aan de zuidelijke grens van het wijzigingsgebied;
  • h. de 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone', als bedoeld in 5.2.1 sub c, bestaat uit een vlak in het verlengde van de 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' zoals op de verbeelding aangegeven, parallel aan de de zuidelijke grens van het wijzigingsgbied;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • j. wijziging vindt alleen plaats als afstemming met de leidingbeheerder van de hoogspanningsleiding heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Agrarisch - Natuurinclusieve landbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Natuurinclusieve landbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een natuurinclusieve, grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde de teelt van hout en/of andere vormen van opgaande teelt;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van het open landschap;
  • c. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. bruggen, dammen en duikers;
  • g. waterpartijen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Er worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd, waaronder begrepen torensilo's en (tunnel)kassen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5,00 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden dat in strijd is met de principes van natuurinclusieve landbouw;
  • b. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een nietgrondgebonden agrarisch bedrijf;
  • d. het aanplanten van bomen en/of houtgewas anders dan ten behoeve van wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen, verwijderen van beplanting en bebossing en het aanbrengen van houtgewas;
  • b. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 50 cm;
  • e. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen van gronden en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. het graven en/of dempen verdiepen en/of verbreden van sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en/of -partijen.
4.4.2 Uitzondering

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het natuurinclusief agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. de landschappelijke inpassing conform het landschappelijk raamwerk uit het Masterplan Klaverblad Noordoost (9 sept. 2021), zoals opgenomen in bijlage 2, betreffen.

4.4.3 Afwegingskader

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het open landschap.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 4.2, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwperceel per bedrijf minimaal 20.000 m² bedraagt;
    • 2. maximaal 100.000 m² van de bestemmingsvlakken uit bouwpercelen van bedrijven mag bestaan;
    • 3. het bedrijf voldoet aan het geldend uitgiftebeleid voor het bedrijventerrein Klaverblad Noordoost van de gemeente Heerenveen, zoals dat geldt op het moment van vestiging van het bedrijf;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of andere risicovolle inrichtingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en bebossing, met dien verstande dat aan de gehele noordzijde van het bedrijventerrein een groenstrook met een minimale breedte van 30 meter wordt aangelegd;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. cultuurgrond;
  • g. bruggen, dammen en duikers;
  • h. waterpartijen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, waaronder verticale naam- en reclamezuilen en vlaggenmasten;
  • k. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a, genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen per bouwperceel bedraagt ten hoogste 80%;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt de voorgevel van het hoofdgebouw voor ten minste 60% in de gevellijn gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12,00 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' de bouwhoogte maximaal 20,00 m bedraagt;
  • d. in uitzondering op lid c zijn ter plaatse van de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' hoogteaccenten toegestaan, mits:
    • 1. het aantal hoogteaccenten per bouwperceel ten hoogste 1 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 25,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte ten hoogste in totaal 10% per gebouw bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • f. de afstand van een gebouw of overkapping tot de weg bedraagt ten minste 8,00 meter.
  • g. de afstand van een gebouw of overkapping tot de zijdelingse perceelgrens, niet grenzend aan een weg, bedraagt ten minste 5,00 m;
  • h. bedrijfsgebouwen worden gerealiseerd zonder (aard)gasaansluiting.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een naam- of reclamezuil zal te hoogste 2,50 m bedragen, met dien verstande dat per bedrijfsperceel één naam- of reclamezuil is toegestaan;
  • c. het bouwen van een reclamemast is niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10,00 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van

  • een goede landschappelijke inpassing van de bedrijven;
  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en de situering van de gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 4.2;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven met een bouwperceel kleiner dan 20.000 m2;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij meer dan 100.000 m² van de bestemmingsvlakken uit bouwpercelen van bedrijven bestaat;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor productiegebonden detailhandel zodanig dat:
  • de gezamenlijke bruto verkoopvloeroppervlakte per bedrijf meer bedraagt dan 10% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, en;
  • meer bedraagt dan 150 m²;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecabedrijven;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-zelfstandige kantoren voorzover de oppervlakte van een niet-zelfstandig kantoor meer bedraagt dan 1500 m²;
  • j. het gebruik van de gronden voor opslag ten behoeve van de bedrijfsvoering, op een afstand van minder dan 8,00 meter uit de ontsluitingsweg;
  • k. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' voor parkeervoorzieningen op een afstand van minder dan 8,00 m uit de perceelsgrens aan de voorzijde (de naar de A7 gerichte zijde);
  • l. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' voor laad- en losvoorzieningen c.q. opstellingen voor transportauto's, op een afstand van minder dan 8,00 m uit de perceelsgrens aan de voorzijde (de naar de A7 gerichte zijde);
  • m. het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing voor bedrijfsactiviteiten indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting realisatie landschappelijke inpassing
  • a. Het gebruik van het bedrijventerrein conform het bepaalde in lid 5.1 onder a, is twee jaar na uitgifte van de laatste percelen met een oppervlakte groter of gelijk aan 2 ha, uitsluitend toegestaan voor zover de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein, in de vorm van bosstroken, is gerealiseerd conform het landschappelijk raamwerk in het Masterplan Klaverblad Noordoost (9 sept. 2021), zoals opgenomen in bijlage 2;
  • b. De landschappelijke inpassing dient vervolgens duurzaam in stand te worden gehouden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.4 sub a in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 4.2, mits:
  • het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of, bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 4.2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben;
  • het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of andere risicovolle inrichtingen betreft;
  • b. het bepaalde in lid 5.4 sub b in die zin dat bouwpercelen ten behoeve van bedrijven met een oppervlakte kleiner dan 20.000 m2 worden gevestigd, mits:
    • 1. er binnen de bestemmingsvlakken één of meerdere bouwpercelen voor bedrijven aanwezig zijn, dan wel bouwpercelen zijn uitgegeven, met een oppervlakte groter of gelijk aan 20.000 m2, én;
    • 2. delen van de bestemmingsvlakken zijn overgebleven met een oppervlakte kleiner dan 20.000 m2, én;
    • 3. niet meer dan in totaal 100.000 m2 van de bestemmingsvlakken uit bouwpercelen ten behoeve van bedrijven zal bestaan;
  • c. het bepaalde in lid 5.4 sub c in die zin dat meer dan 100.000 m² van de bestemmingsvlakken uit bouwpercelen van bedrijven zal bestaan, met dien verstande dat de omgevingsvergunning voor het afwijken van lid 5.4 sub c pas wordt verleend gelijktijdig met of nadat het college de wijziging als bedoeld in artikel 3 lid 3.5 heeft vastgesteld;
  • d. het bepaalde in lid 5.4 sub i in die zin dat niet zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 1.500 m² worden gevestigd, mits er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • e. het bepaalde in lid 5.4 sub k in die zin dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' gebruikt worden voor parkeervoorzieningen op een afstand van minder dan 8,00 m uit de perceelsgrens aan de voorzijde (de naar de A7 gerichte zijde), mits:
    • 1. de oppervlakte van parkeervoorzieningen niet meer dan 25% bedraagt van de strook van het bedrijfsperceel op een afstand van minder dan 8 m uit de perceelsgrens aan de voorzijde;
    • 2. de parkeervoorzieningen geen afbreuk doen aan de representatieve zone.
5.5.2 Afwegingskader

De in lid 5.5.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de externe veiligheid;
  • b. toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 5.5.1, onder a, het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven betreft.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en bebossing;
  • b. waterpartijen en waterlopen;
  • c. cultuurgrond;
  • d. fiets- en wandelpaden;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. parkeervoorzieningen, met een maximum van 10 parkeerplaatsen, geclusterd, langs de hoofdontsluitingsweg van het bedrijventerrein;
  • g. bruggen, dammen en duikers;
  • h. waterpartijen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van de bedrijven, nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 in die zin dat gebouwen worden gebouwd ten behoeve van onderhoud en beheer van cultuurgrond en/of tuinen, mits:

  • a. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • d. de dakhelling ten hoogste 45° zal bedragen.
6.4.2 Afwegingskader

De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen, verwijderen van beplanting en bebossing;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 50 cm;
  • c. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen van gronden en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw;
  • d. het graven en/of dempen verdiepen en/of verbreden van sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en/of -partijen;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik.
6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud ten behoeve van duurzaam behoud en beheer betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. de landschappelijke inpassing conform het landschappelijk raamwerk uit het Masterplan Klaverblad Noordoost (9 sept. 2021), zoals opgenomen in bijlage 2, betreffen.
6.6.3 Afwegingskader

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de buffer en de natuurlijke en landschappelijke waarden van het landschap.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. andere verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. kunstwerken zoals bruggen, viaducten, tunnels, en andere ongelijkvloerse kruisingen, dammen en duikers;
  • g. groenvoorzieningen en bebossing;
  • h. cultuurgrond;
  • i. geluidsbeperkende voorzieningen;
  • j. waterpartijen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. bermen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van ongelijkvloerse kruisingen (zoals viaducten) zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van geluidsbeperkende voorzieningen, zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding-Hoogspanningsverbinding’ bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende:

  • a. belemmerde strook;
  • b. voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge de enkelbestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Voorwaarden vergunningverlening

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van zonnepanelen;
  • g. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, anders dan ten dienste van de in lid 8.1 omschreven bestemming.
8.5 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 8.4 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. die worden uitgevoerd om de inrichting conform het Masterplan Klaverblad Noordoost te verwezenlijken, indien voor deze werken of werkzaamheden positief verkregen voorwaarden zijn ontvangen van de netbeheerder;
  • c. die worden uitgevoerd door (of in opdracht van) de netbeheerder ten behoeve van aanpassing, onderhoud en instandhouding van de verbinding.
8.6 Voorwaarden vergunningverlening

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4 wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
9.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in lid 9.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevinsvergunning zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bepaalde in lid 9.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 sub a en een omgevingsvergunning verlenen zonder dat door aanvrager een rapport is overlegd, mits op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld en/of de archeologische waarden kunnen worden behouden of gedocumenteerd.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    • 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
    • 3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
  • b. Het bepaalde in lid 9.3 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    • 4. niet dieper gaan dan 0,5 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  • d. Het bepaalde in lid 9.2 sub d is van overeenkomstige toepassing.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

11.1 Strijdig gebruik
  • a. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een crossen/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluidzone-industrie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone-industrie' gelden de volgende aanvullende regels:

12.1.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig binnen het gebied met de aanduiding 'Geluidzone-industrie', wordt gerekend het gebruik als geluidgevoelig object.

12.1.2 Verbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de bestemmingen geldt dat in het gebied met de aanduiding 'Geluidzone-industrie' geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogen worden gebouwd.

12.1.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1 en 12.1.2 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd en/of in gebruik worden genomen, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de geluidgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende ten hoogste toelaatbare geluidbelasting of een verkregen hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen voor de hoofd- en bedrijfsgebouwen;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of
    -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting niet meer dan 10 m² per plaatselijke verhoging zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak zal bedragen;
    • 3. de vergroting leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
  • d. de bestemmingsregels in die zin dat openbare nutsgebouwtjes en gebouwtjes voor duurzame energieopwekking, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompgebouwen voor warmte-koudeopslag, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  • de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m2 bedraagt;
  • de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.
  • e. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  • f. voor het bouwen van een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak van een bouwwerk;
  • g. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  • h. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregel

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van straten onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en/of voor het gebruik van bouwwerken of gronden wordt geweigerd, indien dit bouwwerk en/of het gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept èn wanneer in het plangebied niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien;
  • b. tot een gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van bouwwerken of gronden, indien het gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept èn wanneer in het plangebied niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien;
  • c. of er in voldoende parkeergelegenheid is of zal worden voorzien, wordt beoordeeld aan de hand van het Nota parkeernormen gemeente Heerenveen 2020, zoals door de gemeenteraad op 14 juli 2020 is vastgesteld.
15.2 Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 sub a en een omgevingsvergunning verlenen indien niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien, mits:
    • 1. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied;
      • de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Klaverblad Noordoost' van de gemeente Heerenveen.