Plan: Bontebok
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNbontebok-VG01

Artikel 13: Wonen-Lintbebouwing-1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Lintbebouwing-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonhuizen al dan niet in combinatie me ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. een verkooppunt voor tweedehandsartikelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van Wonen-verkooppunt tweedehandsartikelen",
  4. met daaraan ondergeschikt:
  5. wegen en paden;
  6. water;
  7. met de daarbij behorende:
  8. tuinen, erven en terreinen;
  9. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.2.1. Voor het bouwen van de in lid 13.1 sub a genoemde woonhuizen gelden de volgende regels
  1. als hoofdgebouwen worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
  2. hoofdgebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  3. per bouwvlak wordt ten hoogste één of het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal wooneenheden gebouwd;
  4. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt ten 12 m, dan wel de bestaande breedte indien deze meer is;
  5. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  6. een hoofdgebouw wordt voorzien van een (afgeknot) schilddak, een mansardedak of een zadeldak;
  7. de afstand ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
13.2.2. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Bijbehorende bouwwerken worden gebouwd:
    1. ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en;
    2. achter of in lijn met de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevels van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste 100 m²;
  3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  4. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.
13.2.3 Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen welke gebouwd worden achter de naar de weg gekeerde gevels van de in lid 8.1 sub a genoemde gebouwen, ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m;
  4. de oppervlakte van de in sub c bedoelde bouwwerken bedraagt, voorzover gebouwd buiten het bouwvlak, ten hoogste 2 m².

13.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  1. een goede woonsituatie;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

13.4. Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 13.2.2 sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot 150 m² mits:
    1. het hoofdgebouw een beschermd Rijksmonument dan wel een gemeentelijk monument betreft;
    2. vergroting van het hoofdgebouw niet kan worden toegestaan;
    3. er sprake is van een goede verhouding tot de woning en het erf;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. het straat- en bebouwingsbeeld;
      2. de woonsituatie.

13.5.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken of laten gebuiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specigfieke vorm van Wonen - verkooppunt tweedehandsartikelen";
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor
    1. horeca;
    2. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
  3. het gebruik van een bouwperceel voor meer dan één wooneenheid;
  4. het gebruik van gronden voor een paardrijbak.

13.6. Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 13.5 sub b en toestaan dat gebouwen en gronden worden gebruikt voor recreatieve bewoning in het kader van logiesverstrekking, mits
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten die hiervoor worden gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. de woonsituatie;
      2. de milieusituatie;

  2. het bepaalde in lid 13.5 sub b onder 1 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor consumptieverkooppunten, mits:
    1. de verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 10 m²;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt aan de woonsituatie;

  3. het bepaalde in lid 13.5 sub c en toestaan dat een een bouwperceel wordt gebruikt voor meer dan één wooneenheid, mits:
    1. de bewoning van de extra wooneenheid uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van de extra wooneenheid niet meer bedraagt dan 50 m²
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. de woonsituatie;
      2. de milieusituatie;
      3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende (agrarische) bedrijven.


  4. het bepaalde in 13.5 sub d en toestaan dat gronden worden gebruikt voor een paardrijbak, mits:
    1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zich vanaf de openbaar weg wordt gesitueerd;
    2. de afstand tussen de paardrijbak en het woonhuis ten behoeve waarvan de paardrijbak dient, ten hoogtste 50m bedraagt;
    3. de afstand tussen de paardrijbak en de grens van het dichtstbijzijnde bestemmingsvlak ‘wonen’, ‘wonen-lintbebouwing-1’ en/of ‘wonen-voormalig boerderijpand’ ten minste 30 meter bedraagt;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de:
      1. woonsituatie;
      2. de milieusituatie;
      3. de cultuurhistorische waarde van het bebouwingslint.