direct naar inhoud van Artikel 9: Wonen - 3
Plan: Tjalleberd - De Eide
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNTjalleberdEide-V001

Artikel 9: Wonen - 3

9.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
    met daaraan ondergeschikt:
  • c. paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
    met de daarbijbehorende:
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2. Bouwregels
9.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • d. de voorgevelbreedte zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de afstand van de voorgevel ten opzichte van de weg zal niet minder bedragen dan 4,00 meter en niet meer dan 6,00 meter, met dien verstande dat de voorgevel ten minste 0,50 m achter of ten minste 0,50 m voor de voorgevel van het naastgelegen hoofdgebouw gebouwd zal worden;
  • f. de diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 50° bedragen;
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • i. de nokrichting van een hoofdgebouw zal haaks op de weg zijn.
9.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal, met inachtneming van het gestelde onder b., ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 8,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 0,50 m.
9.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

9.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel; of
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden.
9.5. Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 9.4 onder c. en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 3. er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
    • 4. er sprake blijft van één huishouding;
    • 5. de oppervlakte van het bijgebouw ten behoeve van mantelzorg ten hoogste 50 m² per bouwperceel bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 9.4 onder d. en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
    • 2. de ruimtes voor logiesverstrekking niet in vrijstaande bijgebouwen worden ondergebracht;
    • 3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
    • 4. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.