direct naar inhoud van Regels
Plan: Heerenveen - Mercurius 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNHveenMercurius6-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Heerenveen - Mercurius 6' met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPNHveenMercurius6-VG01 van de gemeente Heerenveen;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Bebouwingspercentage

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.6 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.9 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.10 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.12 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.13 Erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.14 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 Geluidswal

een geluidwerende voorziening van aarde;

1.16 Geluidwerende voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de wering of reductie van geluid(soverlast);

1.17 Geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.18 Hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.19 Kampeermiddelen

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.20 Kantoor:

een (deel van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, financiële, architectonische, juridische of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden - niet zijnde detailhandel en al dan niet met een publieksgerichte (balie)functie;

1.21 Nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.22 Overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.23 Peil
  • indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • indien op of in het water wordt gebouwd:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.24 Perceelsgrens

de grens van een perceel;

1.25 Risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.26 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.27 Verkooppunt motorbrandstoffen

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

1.28 Verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.29 Vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.30 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.31 Zelfstandig kantoor

een kantoor waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van (andere) bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, onder de categorieën 1, 2 en 3.1;
  • b. een geluidswal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorzieningen', waarvan de hoogte maximaal 5 meter bedraagt, gemeten vanaf het bestaande maaiveld ter plaatse van de aan te leggen geluidswal;
  • c. geluidwerende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorzieningen',

met uitzondering van:

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. met de daarbij behorende:
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
a Gebouwen en overkappingen als bedoeld in lid 3.1 onder a

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a, genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • 1. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 25 m;
  • 3. het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt ten hoogste 80%, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien dit meer bedraagt;
  • 4. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
b Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • 3. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • 4. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 25 m.
  • 5. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, niet zijnde de geluidswal, mag ten hoogste 1,5 m bedragen, met dien verstande dat dat de bouwhoogte gemeten wordt vanaf de top van de geluidswal.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een:

  • goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, zodanig dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan genoemde criteria.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van productiegebonden detailhandel indien dat de gezamenlijke bruto verkoopvloeroppervlakte per bedrijf:
    • 1. meer bedraagt dan 10% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen op het bouwperceel of,
    • 2. meer bedraagt dan 100 m².
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1, onder a, sub 1, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in bijlage 1, onder de categorieën 1, 2 en 3.1, maar die naar de aard en invloed op de omgeving wel daarmee gelijk zijn te stellen;
  • b. het bepaalde in lid 3.4, onder b, en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG;
3.5.2 Afwegings- en toetsingscriteria

De in 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits

  • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • a. de milieusituatie;
    • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • c. de verkeersveiligheid;
    • d. de externe veiligheid;
  • 2. indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.5.1, onder a, het tevens
    • a. geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven betreft;
    • b. geen activiteiten betreft als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage;
  • 3. indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.5.1 onder b, tevens de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte als ondergeschikte nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 50 m².

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven bij woonhuizen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. een geluidswal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorzieningen', waarvan de hoogte maximaal 5 meter bedraagt, gemeten vanaf het bestaande maaiveld ter plaatse van de aan te leggen geluidswal;
  • d. geluidwerende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorzieningen',

met de daarbij:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;
  • h. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot openbaar toegankelijk gebied bedraagt ten minste 1 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 45°.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m2;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, niet zijnde de geluidswal, mag ten hoogste 1,5 m bedragen, met dien verstande dat dat de bouwhoogte gemeten wordt vanaf de top van de geluidswal.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. water,

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10 m;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 45°.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot openbaar toegankelijk gebied bedraagt ten minste 1 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 45°.
5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m2;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning in het kader van logiesverstrekking.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
6.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing indien:

  • het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 en een omgevingsvergunning verlenen zonder dat door aanvrager een rapport is overlegd, mits op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld en/of de archeologische waarden kunnen worden behouden of gedocumenteerd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Voor de volgende werken, geen bouwwerken, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • 3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • 4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
6.4.2 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • 4. niet dieper gaan dan 0,3 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
6.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-archeologie' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, luifels en afdaken, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
    • 2. de hoogte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 4 m;
    • 3. de breedte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de gevel waar de erkers, serre of entree portaal tegen aan wordt gebouwd;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
8.2 Overschrijding goothoogte en dakhelling

De bouwregels aangaande de maximale goothoogte alsmede de minimale dakhelling mogen uitsluitend worden overschreden door:

  • ondergeschikte onderdelen op het dakvlak, zoals dakkapellen en dakopbouwen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen:
  • b. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een crossen/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport.
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken zonder dat in voldoende mate is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel en/óf de directe omgeving daarvan;
9.2 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 sub h, mits op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzone - Industrie
10.1.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.

10.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regel:

  • er worden geen gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies gebouwd.
10.1.3 Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidsgevoelige functies.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting niet meer bedraagt dan 10 m² per plaatselijke verhoging;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 3. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.
11.2 Afwijkingscriteria

De in lid 11.1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald: Regels van het bestemmingsplan Heerenveen - Mercurius 6.