Plan: Heidemeer 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNHeidemeer2015-VG01

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
  1. het plan:
  2. het bestemmingsplan "Heidemeer 2015" met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPNHeidemeer2015-VG01 van de gemeente Heerenveen;

  3. bestemmingsplan:
  4. de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

  5. aanduiding:
  6. een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  7. aan-huis-verbonden beroep:
  8. een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;

  9. bebouwing:
  10. één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  11. bestaand:
    1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aan wezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
    2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaonder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

  12. bestemmingsvlak:
  13. een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  14. bijbehorend bouwwerk:
  15. uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

  16. bouwen:
  17. het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

  18. bouwgrens:
  19. de grens van een bouwvlak;

  20. bouwperceel:
  21. een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  22. bouwvlak:
  23. een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

  24. bouwwerk:
  25. een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  26. dak:
  27. iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

  28. detailhandel:
  29. het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  30. erotisch getinte vermaaksfunctie:
  31. een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

  32. gebouw:
  33. elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  34. geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:
  35. de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veoorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

  36. geluidsgevoelig object:
  37. een ander geluidsgevoelig gebouw, of een geluidsgevoelig terrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

  38. geluidszoneringsplichtige inrichting:
  39. een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

  40. groenvoorzieningen:
  41. plantsoenen, bermen, groenstroken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

  42. hogere grenswaarde:
  43. een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op gond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

  44. hoofdgebouw:
  45. een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een perceel kan worden aangemerkt;

  46. horeca:
  47. het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies als ook zaalverhuur, (een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie) met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

  48. hotel:
  49. een horecabedrijf waar, tegen vergoeding, naast logies en zalenverhuur ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

  50. huishouden:
  51. een zelfstandig persoon, dan wel samenwonend persoon of personen, die in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals keuken, sanitair en entree, én tussen wie een zekere mate van verbondenheid bestaat;

  52. kampeermiddel:
  53. tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens of voertuigen, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

  54. kap:
  55. een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

  56. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
  57. de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker;

  58. kwetsbaar object;
    1. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; scholen, of gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen, inclusief de daarbij behorende terreinen voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
    2. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn waartoe in ieder geval worden gerekend hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;

  59. logiesverstrekking:
  60. het in een wooneenheid door de bewoner(s) bedrijfsmatig verstrekken van logies ten behoeve van recreatieve bewoning;

  61. nachthoreca:
  62. horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of gelegenheid bieden voor dansen en waarvan de sluitingstijd na middernacht ligt, waaronder cafés, bars, partycentra, dancings, discotheken en daarmee gelijk te stellen bedrijven;

  63. nutsvoorzieningen:
  64. een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

  65. openbaar toegankelijk gebied:
  66. weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

  67. overkapping:
  68. elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

  69. peil:
    1. indien op het land wordt gebouwd:
      1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst,
      2. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
      3. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
    2. indien op of in het water wordt gebouwd:
      1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

  70. perceelsgrens:
  71. de grens van een perceel;

  72. prostitutie:
  73. het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

  74. recreatieve bewoning:
  75. de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

  76. sportvoorzieningen:
  77. voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, zoals tennisbanen, sportvelden, golfbanen e.d.;

  78. risicovolle inrichting:
  79. een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  80. seksinrichting:
  81. een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbiooop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

  82. voorgevel:
  83. de gevel van een woning die parallel ligt of het meest parallel ligt met de straat waaraan de woning is genummerd en/of waaraan de hoofdontsluiting van de woning is gelegen;

  84. voorkeursgrenswaarde:
  85. de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

  86. vuurwerkbedrijf:
  87. een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

  88. wooneenheid:
  89. een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

  90. woonhuis:
  91. een gebouw, dat één wooneenheid omvat.


Artikel 2: Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. de dakhelling:
  2. langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  3. de goothoogte van een bouwwerk:
  4. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  5. de inhoud van een bouwwerk:
  6. Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  7. de bouwhoogte van een bouwwerk:
  8. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  9. de oppervlakte van een bouwwerk:
  10. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  11. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
  12. vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

  13. de breedte van een gebouw:
  14. tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijden van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

    Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffen de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten) en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3: Bedrijf-Nutsvoorzieningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. nutsvoorzieningen;
    2. naar de aard aan de onder 1 genoemde voorzieningen gelijk te stellen voorzieningen;
    met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
    met de daarbij behorende:
  2. terreinen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van de in lid 3.1, onder a, genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m.
3.2.2 Voor het bouwen van de in lid 3.1, onder c, genoemde bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een
  1. goede woonsituatie;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 4: Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bebossing en beplanting;
  2. paden;
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
    met de daarbij behorende:
  5. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. er worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd;
4.2.2 Voor het bouwen van de in lid 4.1, onder d, genoemde bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een
  1. de landschappelijke waarden;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 5: Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. beplanting en bebossing;
  2. groenvoorzieningen;
  3. met daaraan ondergeschikt:
  4. spel- en speelvoorzieningen;
  5. wegen en paden;
  6. sloten en bermen;
  7. water;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. met de daarbij behorende:
  11. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
  1. op of in deze gronden worden geen gebouwen of overkappingen gebouwd.
5.2.2 Voor het bouwen van de in lid 5.1, onder i, genoemde bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een
  1. de verkeersveiligheid en/of
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 6: Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van horeca, met uitzondering van nachthoreca;
  2. tennisbanen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  3. met daaraan ondergeschikt:
  4. wegen en paden;
  5. water;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. met de daarbij behorende:
  8. parkeervoorzieningen;
  9. terrassen;
  10. sportvoorzieningen;
  11. tuinen, erven en terreinen;
  12. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Voor het bouwen van de in lid 6.1, onder a, genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. de dakhelling bedraagt minimaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' aangegeven dakhelling.
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. lichtmasten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  5. in afwijking van het bepaalde onder b, bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het bouwvlak ten hoogste 2 m;
  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een
  1. goede woonsituatie;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.4.1. Afwijking

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in 6.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van lichtmasten buiten de aanduiding 'tennisbaan' tot een maximale hoogte van 10 m.

6.4.2. Afwegingskader

  • De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen afbreuk gedaan wordt aan de gebruiksmogelijkheden van, danwel overlast veroorzaakt wordt op, aangrenzende gronden.

    6.5 Wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:
    1. de oppervlakte en de positionering van het bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
      1. de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 25% wordt vergroot;
      2. wordt voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid welke voortvloeit uit de vergroting van het bouwvlak;
      3. geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico vanwege de gasleiding welke is gelegen ten zuiden van de Rotstergaastweg;
      4. geen toename plaatsvindt van het groepsrisico dan wel een toename van het groepsrisco naar het oordeel van burgemeester en wethouders kan worden verantwoord;
      5. advies wordt ingewonnen van het bestuur van de Veiligheidsregio.

    Artikel 7: Sport

    7.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. een golfbaan;
    2. een verenigingsgebouw ten behoeve van de golfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' ;
    3. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
      1. sportbeoefening;
      2. sanitaire voorzieningen en kleedgelegenheid;
      3. onderhoud en beheer;
      met daaraan ondergeschikt:
    4. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    5. groenvoorzieningen;
    6. bebossing;
    7. wegen en paden;
    8. nutsvoorzieningen;
    9. water;
    10. met de daarbij behorende:
    11. erven, tuinen en terreinen;
    12. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

    7.2 Bouwregels

    7.2.1 Voor het bouwen van de in lid 7.1, genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
    2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m.

    7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:
    1. ballenvangers mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - ballenvanger';
    2. de hoogte van de ballenvangers bedraagt ten hoogste 20 m;
    3. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
    4. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

    7.3 Nadere eisen

    Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
    1. een goede woonsituatie;
    2. de sociale veiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

    7.4 Specifieke gebruiksregels

    Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van ondergeschikte horeca.

    7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    7.5.1.Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het verwijderen van bomen en beplanting;
    2. het dempen van waterlopen en het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden, ter plaatse van de aanduiding 'landschap'.

    7.5.2. Het bepaalde in 7.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. het normale onderhoud betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

    7.5.3. De in 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts verleend worden, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

    Artikel 8: Verkeer - Verblijf

    8.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. wegen en straten;
    2. voet- en fietspaden;
    3. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
    4. garageboxen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    5. met daaraan ondergeschikt:
    6. water;
    7. groenvoorzieningen;
    8. nutsvoorzieningen;
    9. met de daarbij behorende:
    10. parkeervoorzieningen;
    11. andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

    8.2 Bouwregels

    8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
    1. Op of in deze gronden worden geen gebouwen of overkappingen gebouwd, met uitzondering van garageboxen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'.
    8.2.2. Voor het bouwen van de onder 8.1, sub d, bedoelde garageboxen gelden de volgende regels:
    1. garageboxen worden uitsluitend gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.
    8.2.3 Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5 m.

    8.3 Nadere eisen

    Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
    1. een goede woonsituatie;
    2. de sociale veiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bouwwerken.

    8.4 Specifieke gebruiksregel

    Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een verkooppunt van motorbrandstoffen.

    Artikel 9: Water

    9.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. waterpartijen en watergangen;
    2. oevers;
    3. bruggen;
    4. nutsvoorzieningen;
    5. steigers en vlonders;
    6. met de daarbij behorende:
    7. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

    9.2 Bouwregels

    9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
    1. op of in deze gronden worden geen gebouwen of overkappingen gebouwd.
    9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de diepte van steigers en vlonders, welke evenwijdig aan de oever worden gebouwd, bedraagt ten hoogste 1 m;
    2. de diepte van steigers en vlonders, welke loodrecht op de oever of haaks op het woonhuis worden gebouwd, bedraagt ten hoogste 2 m;
    3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.

    9.3 Nadere eisen

    Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
    1. een goede woonsituatie;
    2. de sociale veiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

    Artikel 10: Wonen

    10.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. woonhuizen al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    2. bijbehorende bouwwerken;
    3. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
    4. met daaraan ondergeschikt:
    5. wegen en paden;
    6. water;
    7. met de daarbij behorende:
    8. tuinen, erven en terreinen;
    9. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

    10.2 Bouwregels

    10.2.1 Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a genoemde woonhuizen gelden de volgende regels:
    1. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
    2. hoofdgebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
    3. per bouwvlak wordt ten hoogste één dan wel het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal wooneenheden gebouwd;
    4. de horizontale diepte bedraagt ten hoogste 15 m, dan wel de bestaande diepte indien deze meer bedraagt;
    5. de goothoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte(m)', dan wel 4,5 m indien geen maximum goothoogte is aangegeven;
    6. de dakhelling bedraagt ten minste en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' aangegeven minimale c.q. maximale dakhelling, dan wel ten minste 30 ° en ten hoogste 60 ° indien geen minimum en maximum dakhelling is aangegeven;
    7. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt dat het bouwvlak tot maximaal het aangegeven percentage bebouwd mag worden.
    10.2.2 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan, gebouwd;
    2. de afstand ten opzichte van de zijwaartse perceelsgrens indien en voorzover deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten minste 1 m;
    3. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 100 m²;
    4. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    5. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.
    10.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
    2. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2 m;
    3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

    10.3 Afwijken van de bouwregels

    Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

    1. het bepaalde in lid 10.2.1 onder f en lid 10.2.2, onder e, en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende dakhelling' de dakhelling maximaal 80 ° bedraagt, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. de woonsituatie;
      2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

    10.4 Nadere eisen

    Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
    1. een goede woonsituatie;
    2. de sociale veiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

    10.5 Specifieke gebruiksregels

    Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

    1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
      1. detailhandel;
      2. horeca;
      3. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
    2. het gebruiken van een bouwperceel voor meer dan één wooneenheid.

    10.6 Afwijken van de gebruiksregels

    Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

    1. het bepaalde in lid 10.5, onder a, onder 2, en toestaan dat een wooneenheid wordt gebruikt voor recreatieve bewoning in het kader van logiesverstrekking, mits:
      1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten die hiervoor worden gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de wooneenheid (met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m²;
      2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
        1. de woonsituatie;
        2. de milieusituatie.

    Artikel 11: Wonen-Woongebouw

    11.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor 'Wonen-Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ondergrondse en/of inpandige parkeervoorzieningen;
    2. bijbehorende bouwwerken;
    3. met daaraan ondergeschikt:
    4. wegen en paden;
    5. water;
    6. nutsvoorzieningen;
    7. met de daarbij behorende:
    8. tuinen, erven en terreinen;
    9. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

    11.2 Bouwregels

    11.2.1 Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a genoemde woongebouwen gelden de volgende regels:
    1. een woongebouw wordt in een bouwvlak gebouwd;
    2. per bouwvlak wordt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal wooneenheden gebouwd;
    3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.
    11.2.2 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. bijbehorende bouwwerken worden in of achter de voorgevel of het verlengde daarvan, van een woongebouw gebouwd;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 100 m²;
    3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.
    11.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
    2. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het woongebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2 m;
    3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

    11.3 Nadere eisen

    Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
    1. een goede woonsituatie;
    2. de sociale veiligheid;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

    11.4 Specifieke gebruiksregels

    Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

    1. het gebruiken van een wooneenheid in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.

    HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

    Artikel 12: Anti-dubbeltelregel

    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


    Artikel 13: Algemene bouwregels

    13.1 Overschrijding bouwgrenzen

    De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
    1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, luifels en afdaken, mits:
      1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      2. de hoogte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 4 m;
      3. de breedte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de gevel waar de erkers, serre of entree portaal tegen aan wordt gebouwd;
    2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

    13.2 Overschrijding goothoogte en dakhelling

    De bouwregels aangaande de maximale goothoogte alsmede de minimale dakhelling mogen uitsluitend worden overschreden door:
    1. ondergeschikte onderdelen op het dakvlak, zoals dakkapellen en dakopbouwen;
    2. platte daken, voorzover de gezamenlijke oppervlakte daarvan niet meer bedraagt dan 25%.

    Artikel 14: Algemene gebruiksregels

    14.1. Strijdig gebruik

    Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
    1. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
    2. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    3. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    4. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
    5. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    6. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
    7. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van crossen en/of een wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport.
    8. het gebruik van gronden en/of bouwwerken zonder dat in voldoende mate is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel en/óf de directe omgeving daarvan.

    14.2 Afwijken van de gebruiksregels

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1, sub h, mits op andere wijze in de benodige parkeerruimte wordt voorzien en daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beschikbare parkeercapaciteit in het openbaar gebied.

    Artikel 15: Algemene afwijkingsregels

    15.1. Afwijken

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages,
    2. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits:
      1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt;
    3. het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, wordt vergroot, mits:
      1. deze vergroting niet meer bedraagt dan 10 m² per plaatselijke verhoging;
      2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
      3. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
    4. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
      1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
      2. de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.

    15.2. Afwegingscriteria

    De in lid 15.1, bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits:
    1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. het straat- en bebouwingsbeeld;
      2. de woonsituatie;
      3. de sociale veiligheid;
      4. de milieusituatie;
      5. de verkeersveiligheid;
      6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

    HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTREGELS

    Artikel 16 Overgangsrecht

    16.1. Overgangsrecht bouwwerken

    1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
    2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van hetgeen bepaald onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
    3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

    16.2. Overgangsrecht gebruik

    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

    Artikel 17 Slotregel

    Deze regels worden aangehaald als:



    "Regels van het bestemmingsplan Heidemeer 2015"



    Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


    De voorzitter,


    De griffier,