direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heerenveen - Herinrichting Royal Jongbloed
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Royal Jongbloed runt al lange tijd een succesvolle drukkerij aan de Marktweg in Heerenveen. Het huidige pand voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen. Daarnaast is door een gewijzigde bedrijfsvoering en nieuwe technieken minder vloeroppervlak nodig. Daarom is het plan opgevat om aan de zijde van de Jagtlustweg een nieuw bedrijfsgebouw te bouwen en om op de vrijkomende gronden woningbouw te ontwikkelen met een gedifferentieerd aanbod van in totaal 41 woningen. TWA Architecten heeft hiervoor het stedenbouwkundig plan met architectuur/beeldkwaliteit uitgewerkt. Gemeente Heerenveen is positief over de herontwikkeling van de locatie. Dit bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader, waarbinnen de gewenste herontwikkeling (van het nieuwe woongebied) is geregeld. Het nieuwe bedrijfsperceel van Jongbloed is op basis van het geldende bestemmingsplan al mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

De bedrijfslocatie van Royal Jongbloed ligt aan de rand van het bedrijventerrein Heerenveen - Zuid, in een overgangsgebied tussen het meer intensief ingevulde bedrijventerrein en het woongebied van Oudeschoot. De locatie wordt globaal begrenst door de Heremaweg, de Marktweg en de Jagtlustweg. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Heerenveen - Zuid, dat is vastgesteld op 11 juni 2012. Het is hierin geheel bestemd als 'Bedrijf - 1'. Het volgnummer (1) betekent dat er in principe geen perifere detailhandel is toegestaan. In de bestemming is een zonering opgenomen ten aanzien van de toegestane bedrijfsvormen, in verband met de omliggende woningen . In het plangebied gaat het grotendeels om maximaal milieucategorie 2. Langs de zuidelijke rand geldt milieucategorie 3.2 als maximum. Royal Jongbloed, dat in milieucategorie 4.1 valt, is aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij'. Op het perceel ligt een ruim bouwvlak waarbinnen bedrijfsgebouwen tot 15 meter hoog gebouwd kunnen worden.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een herontwikkeling tot woongebied. Het nieuwe bedrijfsgebouw van de drukkerij kan op basis van het geldende bestemmingsplan wel worden gerealiseerd.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de rand van het bedrijventerrein Heerenveen - Zuid. Het sluit aan de noordoostzijde aan op het woonlint aan de Marktweg, behorende tot het dorp Oudeschoot en aan de noordwestzijde op de parkachtige 'landgoederenzone' die een uitloper van Oranjewoud in Heerenveen vormt. Het bedrijventerrein vormt de zuidelijke rand van Heerenveen en kent vanaf Heerenveen en Oudeschoot een oplopende categorisering van bedrijven. Dit betekent dat in het zuidelijk deel, aan de overzijde van de spoorlijn, zware bedrijvigheid uit categorie 4 mogelijk is en in het deel aan de noordzijde van de spoorlijn categorie 3 en grenzend aan de woongebied categorie 2. De drukkerij van Royal Jongbloed is al sinds de jaren '60 van de vorige eeuw op de locatie gevestigd en vormt daarom een uitzondering op de milieuzonering.

Het noordelijk deel van het bedrijventerrein kan qua ruimtelijke structuur globaal in twee delen worden gesplitst, namelijk het intensief in gebruik zijnde deel ten westen van de Jagtlustweg en het meer extensieve deel ten noorden hiervan. In deze zone tussen de Jagtlustweg en de Marktweg, waar Royal Jongbloed zich bevindt, zijn nog veel kavels in gebruik als agrarisch grasland, terwijl ze al lange tijd als bedrijventerrein zijn bestemd. Dit heeft ten dele te maken met de beperktere ontwikkelingsmogelijkheden op deze kavels.

Royal Jongbloed heeft een grote bedrijfskavel van bijna 5 hectare, die is gelegen tussen de Marktweg, de Heremaweg en de Jagtlustweg. Het gebruik rondom het bedrijf is multifunctioneel. Aan de Marktweg staan vooral woonhuizen en zijn enkele centrumfuncties aanwezig. Aan de overzijde van de Heremaweg staan ook woonhuizen en is een woon-zorginstelling aanwezig. Aan de zuidwestzijde van het bedrijfsperceel ligt een lint met woonhuizen. Tussen de Jagtlustweg en het perceel van Jongbloed liggen nog twee bedrijfspercelen. Zuidelijk van de Jagtlustweg ligt het bedrijventerrein, waar meest prominent het terrein van Accell Group (Batavus) ligt.

Het bedrijfsgebouw van Royal Jongbloed is gebouwd in 1961 en in de jaren '80 uitgebreid. Het gebouw heeft nu een oppervlakte van ruim 8.000 m2.

Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving gebied is weergeven in figuur 2.1. Het parkeerterrein op het zuidelijk deel van het plangebied is van Accell Group.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01_0002.png" Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en omgeving

2.2 Nieuwe situatie

Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het terrein van Royal Jongbloed mogelijk. Het huidige pand is gedateerd en voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen. Bovendien is door de huidige technieken een minder groot bedrijfspand nodig. Het huidige gebouw staat al op een relatief grote kavel. Door een meer efficiënte indeling komt met de herontwikkeling veel ruimte vrij. Er is beperkte vraag naar grote bedrijfskavels met lage milieutechnische mogelijkheden. Er is wel vraag naar goede woningen.

De locatie ligt in een fraaie overgangszone van bedrijvigheid naar een woongebied. Daarom zijn de mogelijkheden onderzocht om het vrijkomende deel van de kavel te ontwikkelen met een gedifferentieerd programma van woningen. In totaal worden in het plangebied 41 woningen gebouwd. De bedrijvigheid van Royal Jongbloed wordt geconcentreerd op de zuidwestzijde, langs de Jagtlustweg. Dit sluit aan op de bestaande bedrijvigheid op het bedrijventerrein. Hier wordt een nieuw bedrijfsgebouw gerealiseerd.

Voor de invulling van de locatie is door TWA Architecten een stedenbouwkundig concept uitgewerkt. Dit gaat uit van een parkachtige setting met groene verbindingen, waarin de woonkavels als eilanden zijn opgenomen. Dit principe sluit aan op de landgoederenzone ten noorden van het plangebied en doet ook recht aan de huidige groene inkleding van Royal Jongbloed. De bestaande bomen worden hierbij zoveel mogelijk behouden.

Het parkeerterrein van Accell Group is meegenomen in de planvorming om de planologische mogelijkheden voor een invulling met bedrijvigheid hier te beperken. Op een deel van het parkeerterrein is nog bedrijvigheid uit milieucategorie 3.2 mogelijk, hetgeen in potentie hinder voor de woningen kan veroorzaken. In overleg met de eigenaar van het terrein is gekozen om het terrein te bestemmen als parkeerterrein, zodat er geen ongewenste milieuhinder kan ontstaan.

Het parkeerterrein wordt door middel van grondruil tussen Jongbloed en Accell ook aangepast, zodanig dat voldoende afstand tot de woningen kan worden aangehouden. Uitbreiding vindt plaats langs de Jagtlustweg, aansluitend op de nieuwe kavel van Royal Jongbloed. Dit biedt ook kansen voor een logische begrenzing van het bedrijventerrein met een brede waterpartij die tevens voor voldoende waterberging zorgt.

Het stedenbouwkundig plan voor de locatie is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01_0003.png"

Figuur 2.2. Stedenbouwkundig plan

Woningbouw

Het plan gaat uit van een programma van in totaal 41 woningen, te verdelen in 12 bungalows, 18 levensloop woningen, 7 gezinswoningen en 4 twee-onder-een-kap woningen. Deze woningen zijn gegroepeerd op duidelijk begrensde clusters in een openbaar park. De gebouwen worden voorzien van platte daken, waarbij er duidelijke verspringing in zowel rooilijnen als in bouwhoogte wordt voorgesteld. De bouwhoogte varieert van één tot drie bouwlagen (maximaal 10 meter hoog). Een impressie van het beoogde bebouwingsbeeld is weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01_0004.png"

Figuur 2.3 Impressie stedenbouwkundig plan

Het woongebied wordt ontsloten op de Marktweg. Hiervoor worden nog verschillende opties onderzocht. Varianten zijn twee zelfstandige in- en uitritten, één in- en uitrit en een calamiteiten ontsluiting en gedeeltelijk éénrichtingsverkeer. Bij de woningen wordt uitgegaan van een parkeernorm van 1 parkeerplaats per woning bij de bungalows en levensloopwoningen en 2 parkeerplaatsen bij de gezinswoningen en twee-onder-een-kap woningen. Daarnaast wordt voorzien in 0,3 parkeerplaats per woning (in totaal 13) voor bezoek, langs de wegen. Hiermee wordt aangesloten bij het gemeentelijk parkeerbeleid.

Bedrijfskavel Royal Jongbloed

De bedrijfskavel van Royal Jongbloed wordt verkleint tot ruim een hectare. Hierop komt een gebouw met een footprint van ongeveer 45 bij 140 meter, met uitbouw voor de logistieke ruimte en een uitbreidingsmogelijkheid aan de zuidzijde. Het gebouw grenst direct aan de parkachtige ruimte. Het ontwerp refereert aan het bestaande bedrijfsgebouw. Dit komt tot uiting in de verticale gevelgeleding en de platte, uitgestrekte bouwvorm met plaatselijk verhogingen. Het grootste deel is opgebouwd uit één forse bouwlaag (circa 5,5 meter) en bij de entree zijn de kantoren opgebouwd uit drie bouwlagen (circa 11 meter). De drukkerij aan de noordzijde wordt ruim 8 meter hoog. Een impressie van het gebouw is weergegeven in figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01_0005.png"

Figuur 2.4 Impressie nieuw bedrijfsgebouw Royal Jongbloed

De parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen liggen aan de zuidwestzijde. Het terrein krijgt twee aansluitingen, één op de Heremaweg en één op de Jagtlustweg. Op het terrein komen 66 parkeerplaatsen voor werknemers en bezoekers.

De bedrijfskavel van Royal Jongbloed is niet geregeld in dit bestemmingsplan, op de voorgestelde inrichting al mogelijk is op basis van het geldende bestemmingsplan.

2.3 Ruimtelijke inpassing

De oude linten van Heerenveen en Oudeschoot vormen de historische structuur van waaruit het stedelijk gebied zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. Het is een noord-zuid structuur, die loopt vanaf de Leeuwarderstraatweg in het noorden tot de Wolvergasterweg in het zuiden. De zijtakken, zoals Heremaweg, zijn de aansluitingen op de linten in het buitengebied. De linten zijn van cultuurhistorische waarde voor de gemeente Heerenveen. De bebouwing is over het algemeen kleinschalig en kent een sterk individueel karakter. De bebouwing staat vrijwel in één en dezelfde rooilijn en vormt een aanééngesloten straatwand. De gebouwen zelf bestaan uit twee of drie vrij hoge bouwlagen en zijn meestal voorzien van een kap. In deze kapvormen bestaat variatie. Zadeldakken en schilddaken, al dan niet afgeknot, wisselen elkaar af. Incidenteel is een dak plat afgedekt. De nog aanwezige historische bebouwing is voornamelijk opgetrokken uit traditionele bouwmaterialen (baksteen, houten kozijnen, keramische dakpannen). Ook de gevelindeling en compositie is overwegend traditioneel, met verticale gevelopeningen. Dit geldt in mindere mate voor de bebouwing aan de Heremaweg, ter hoogte van het plangebied.

Langs de Jagtlustweg is een structuurbepalende groenstrook aanwezig en als zodanig bestemd. De zone tussen deze groenstrook en het lint aan de Marktweg (tevens komgrens Oudeschoot) is bestemd voor de ontwikkeling van bedrijvigheid. Het plangebied omvat ruim 5 van de 8 hectare die in deze zone voor bedrijven is bestemd. Op dit gebied ligt een ruim bouwvlak dat gedeeltelijk tot 15 meter en gedeeltelijk tot 9 meter hoog mag worden bebouwd en ingevuld met bedrijven uit milieucategorie 2. Buiten de bedrijvigheid in het plangebied is één solitair bedrijf gevestigd, de rest is nog in gebruik als agrarische grond. Het plan biedt een uitgelezen kans om deze zone tot een passend overgangsgebied tussen het bedrijventerrein en Oudeschoot te ontwikkelen.

Met de totstandkoming van het stedenbouwkundig ontwerp dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is zoveel mogelijk aangesloten bij de parkachtige landgoederen zone waarop de locatie aansluit. Er is gekozen voor een getrapt bebouwingsbeeld, zowel in hoogte als in rooilijn. Dit versterkt de individualiteit van de woningen en creëert een speels beeld in de parkachtige omgeving. De verticale gevelgeleding van het bedrijfspand sluit goed aan op de kenmerkende lintbebouwing. Op deze manier wordt recht gedaan aan de historische waarden van de omgeving.

2.4 Behoefte

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro. Er is daarom geen afweging over de mogelijkheden om de ontwikkeling binnen stedelijk gebied te realiseren nodig. Wel moet overwogen worden of er behoefte is voor de stedelijke ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Het gaat hierbij alleen om het nieuw toe te voegen programma.

Het nieuwe bedrijfsgebouw van Royal Jongbloed komt op een plek waar reeds bedrijfsgebouwen ten behoeve van de drukkerij zijn toegestaan, tot een bouwhoogte van 15 meter. Bovendien vervangt dit gebouw een bestaand bedrijfsgebouw en wordt het gebouwd voor een concrete behoefte aan moderne huisvesting.

Voor de woningbouw in het plangebied geeft het gemeentelijk woonbeleid, resulterend in een woningbouwprogrammering en regionale woningbouwafspraken, inzicht in de behoefte aan nieuwe woningen. In het woonplan en het daarbij behorende achtergronddocument wordt ingegaan op ontwikkelingen en trends en ook verwachtingen op de woningmarkt. Hieruit wordt geconcludeerd dat de verwachting is dat de bevolking van de gemeente Heerenveen zal blijven toenemen, hoewel de groei langzamerhand afneemt. De provincie Fryslân heeft in januari 2017 de 'de bevolking en huishoudensprognose 2016-2040' vastgesteld. Hierin wordt op termijn een afname van het aantal inwoners verwacht, maar tot 2030 nog wel een groei van het aantal huishoudens. Als het aantal huishoudens groeit, zal ook de woningvoorraad verder moeten groeien om ieder huishouden te kunnen huisvesten. Voor de regio Zuidoost Fryslân wordt tot een 2030 nog een gunstig beeld geschetst, met een verwachte gemiddelde groei van het aantal huishoudens met bijna 4% van 2020 tot 2035. De prognose is de aanleiding geweest voor nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode 2016 tot 2026. De geprognosticeerde woningbehoefte voor de regio Zuidoost Fryslân bedraagt circa 3.400 woningen. Voor de Heerenveen is mede op basis hiervan een woningbouwruimte van 1.313 woningen vastgelegd.

De gemeente Heerenveen heeft in 2016 de woonvisie vastgesteld, waar het achtergronddocument met de analyse van de woningmarkt de basis voor is. In deze analyse wordt over de balans tussen vraag en aanbod in het algemeen. Kwalitatief wordt de groei vooral in huishoudens van alleenstaanden en 1 ouder gezinnen gezien. Daarnaast is de toenemende vergrijzing een aandachtspunt waarop ingespeeld moet worden.

Het plan speelt hierop in. Van de 41 woningen zijn er 30 bungalows of levenloopwoningen, geschikt voor alleenstaanden en ouderen. De overige 11 woningen zijn gericht op gezinnen, hetgeen zorgt voor meer dynamiek en variatie in het plan. Dit komt de kwaliteit van het totale aanbod ten goede. Het bestemmingsplan biedt overigens flexibiliteit om in te kunnen spelen marktontwikkelingen in de nabije toekomstig. Zeer actueel is de trend naar meer thuiswerken en een instroom van woningzoekenden uit andere delen van het land, vanuit gezondheidsoverwegingen. Heerenveen kent vanuit dit oogpunt een gunstige ligging.

Tot slot maakt het bestemmingsplan een onderscheidend aanbod mogelijk, met eigentijdse en duurzame woningen in een informele en zeer groene omgeving. Dit is een aanbod duidelijk anders is dan de andere in het woningbouwprogramma van de gemeente opgenomen locaties.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, voldoet aan het uitgangspunt van duurzame verstedelijking. De vraag naar woningen in Heerenveen overstijgt het aanbod, hetgeen heeft geresulteerd in het opnemen van het plan in het woningbouwprogramma. Kwalitatief is het programma afgestemd op de demografische ontwikkeling van Heerenveen en wordt een onderscheidende invulling gegeven aan het plan. Het plan komt tot stand via herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied en doet daarbij ook recht aan de ruimtelijke kwaliteit van deze omgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De Nationale belangen hebben betrekking op zaken als werelderfgoed, de ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen en ruimtelijke belangen van defensie. In het plangebied zijn deze Nationale Ruimtelijke belangen niet aanwezig.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte', dat is vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie zet in op concentratie van nieuwe woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Heerenveen is samen met Joure één van de bundelingsgebieden die door de provincie is onderscheiden. De ambitie is de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik. De herinrichting van een binnenstedelijke locatie teneinde de kwaliteit van een overgangszone van bedrijventerrein en woongebied te verbeteren en met een programma dat aansluit bij de vraag past naadloos binnen deze ambitie.

Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân 2014 stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het stedelijk gebied ligt het plangebied binnen het stedelijk gebied. Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.

In Artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De locatie 'Jongbloed (Marktweg)' is met 41 woningen in 2020 opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente. Na vaststelling door de gemeenteraad in juni is dit programma voorgelegd aan de provincie. De woningen passen in de door de provincie geaccordeerde regionale woningbouwafspraken. Voor dit bestemmingsplan wordt ervan uitgegaan dat het woningbouwprogramma voor de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn geaccordeerd.

Zolang dit nog niet is gebeurd wordt aangesloten bij artikel 3.1.2 van de verordening, namelijk dat de woningbouwcapaciteit afwijkt van een geaccordeerd woonplan, maar dat het het ruimtelijk plan wordt ingepast in het regionale woningbouwprogramma. Voorafgaand aan het voorgeschreven wettelijk overleg over het ruimtelijk plan, is met Gedeputeerde Staten overleg gevoerd over de noodzaak van toevoeging van het project aan het woningaanbod in de gemeente. Dit is gebeurd in het kader van het aan de provincie voorgelegde woningbouwprogramma.

Dit plan is hiermee in overeenstemming met de regels van de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie gemeente Heerenveen 2015-2020

Het in werking treden van de gewijzigde Woningwet per 1 juli 2015 en ontwikkelingen op de woningmarkt vormden aanleiding voor het vaststellen van een woonvisie voor de periode tot 2020. In 2020 heeft de gemeenteraad besloten de woonvisie nog ten minste twee jaar te verlengen. In de visie staan vier thema's centraal:

  • De match tussen vraag en aanbod: naar een optimale woningvoorraad;
  • Goed wonen voor iedereen: betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen;
  • Kwaliteit en verduurzaming: naar een duurzame woningvoorraad;
  • Wonen, zorg en welzijn: aandacht voor vergrijzing en kwetsbare groepen.

In de woonvisie is als belangrijke doelstelling geformuleerd: diversiteit en keuzevrijheid in het woningaanbod. Inzetten op kwaliteit is hierbij een belangrijke strategie om wonen in Heerenveen aantrekkelijk te laten zijn. Het onderhavige plan sluit hier goed bij aan. Zoals beschreven in paragraaf 2.4 is het voorgestelde programma afgestemd op de demografische ontwikkeling van de huishoudenssamenstelling en wordt een gedifferentieerd en kwalitatief hoogwaardig aanbod gerealiseerd gemaakt. Bovendien biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op een veranderende vraag om zo richting de toekomst een optimale woningvoorraad te realiseren. Met de voorgenomen bungalows en levensloopwoningen, die op korte afstand van zorgvoorzieningen worden gebouwd, worden ook ingespeeld op vergrijzing.

Regionale woningbouwafspraken Zuidoost Fryslân 2016-2026

Binnen de regio Zuidoost Fryslân, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de provinciale huishoudensprognose 2016-2040, waar voor de regio een woningbehoefte van circa 3.400 woningen tot 2026 is voorzien.

De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Op basis hiervan heeft de gemeente op 22 juni 2020 het nieuwe woningbouwprogramma voor de gemeente (onderdeel van de Woonvisie 2.0) vastgesteld. De 41 woningen binnen het plangebied zijn hierin opgenomen voor oplevering in 2020. Het voorgestelde programma aan woningen dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen de regionale woningbouwafspraken.

Welstandsnota 2016

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21 december 2015. De welstandsnota bevat een gebiedsindeling, die wordt bepaald door het onderscheid in type gebieden met verschillende kwaliteiten. In het ene gebied ligt de nadruk meer op bescherming van bestaande waarden, in het andere meer op het faciliteren van ontwikkelingen/wijzigingen.

Het plangebied valt in het welstandsgebied 10, Witte gebieden. Hier geldt welstandsniveau 3 (excessen). Deze aanwijzing is van toepassing op gebieden met een basiskwaliteit waar weinig dynamiek heerst. Het betreft hier gebieden die 'klaar' zijn, en dus uitontwikkeld. Stedenbouwkundig en architectonisch is de basis gelegd. Deze basis veranderd door de voorgenomen herontwikkeling. Daarom is de aanwijzing als wit gebied niet meer op zijn plaats. Het plangebied sluit wel aan op de stedenbouwkundige hoofdlijnen en groenstructuren 'landgoederen zone (oost-west)'.

De groene oost-west structuur in samenhang met de functies van de gebouwen vormen een belangrijk onderdeel van de publieke beleving. De bebouwing moet een representatief karakter hebben waarbij de groene karakteristiek wordt ondersteund. Het beoogde beeld sluit hierop aan. Het uitgangspunt is het opzetten van een ruimtelijke structuur die aansluit bij die van een landgoed. De groene inrichting wordt zoveel mogelijk nagestreefd. De voorgestelde plannen passen binnen deze beleidsintentie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planMER-plichtig (onderdeel C en D), projectMER-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarden liggen op een oppervlakte van 100 hectare, een aaneengesloten gebied met 2.000 woningen of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De stedelijke ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is van zodanige omvang en is dus niet rechtstreeks planMER-, projectMER of m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Kenmerken van het project

Het project voorzien in twee onderdelen, namelijk de herinrichting van het bedrijfsperceel van Royal Jongbloed, waaronder de vervangende bouw van een bedrijfsgebouw. Een drukkerij is niet opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r., waarmee het bestemmingsplan niet kaderstellend is voor MER-plichtige activiteiten. Bovendien is de bedrijfsontwikkeling van Royal Jongbloed op zichzelf op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk. Dit onderdeel kan dus niet gezien worden als onderdeel van het stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.

Het bestemmingsplan maakt de transformatie van circa 3,5 hectare bedrijfsbestemming naar een woongebied in een park mogelijk. Het grootste deel (circa 2 hectare) van het nu voor bedrijven bestemde deel krijgt een groenbestemming. Slechts ruim een hectare wordt wonen en 0,5 hectare wordt bestemd voor de ontsluitende wegen.

Geconcludeerd wordt dat het plan een extensief en in potentie minder belastende bestemming op het gebied legt dan in de referentie situatie het geval is. Vanuit de kenmerken van het project wordt geen belangrijke milieueffecten verwacht.

Plaats van het project

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied, in de overgang van een bedrijventerrein naar een woongebied. Met de beide belangen (mogelijkheden bedrijven en hinder woningen) is in de planvorming rekening gehouden. Het plan ligt niet nabij gevoelige gebieden, zoals bedoeld in de EEG-richtlijn.

Kenmerken potentiële effecten

De transformatie van bedrijventerrein naar (extensief) woongebied leidt uitsluitend tot lokale effecten. Anders dan de effecten die enkel optreden tijdens de realisatie van het plan, treedt er vooral een verschuiving in de milieuzonering op. Deze effecten zijn in paragraaf 4.2 beschreven.

Conclusie

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het plan, de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een MER-procedure.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.

De VNG-publicatie is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Verder moet ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarin mogelijk een (deels) feitelijk bestaande situatie wordt bestemd, worden onderzocht of het laten voortbestaan van een dergelijke situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Ook om die reden wordt aansluiting gezocht bij de VNG-publicatie.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen. Het plangebied vormt de rand van een bedrijventerrein en kan daarom worden beschouwd als een gemengd gebied.

Gelet op de ligging van het plan in een gebied waar de bedrijvigheid grenst aan woongebied, is de milieuzonering een aandachtspunt. Op het bedrijventerrein Heerenveen Zuid zijn bedrijven uit verschillende categorieën mogelijk. Aan de overzijde van het spoor gaat het om bedrijven uit milieucategorie 4.2, waarbij een afstand van 200 meter tot woningen in een gemengde woonomgeving hoort. Dit gebied ligt op ruim 400 meter vanaf de geprojecteerde woningen. Het gebied achter de Jaglustweg, waar ook Accell Group is gevestigd, is bestemd voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 50 meter geldt. De woningen komen op ruim 100 meter afstand vanaf deze bedrijven. In de basis is tussen het bedrijventerrein en de nieuwe woningen sprake van een verantwoorde milieuzonering.

Wel is er in de zone tussen de Jagtlustweg en de Marktweg sprake van een combinatie van wonen en werken, waarbij het parkeerterrein van Accell en de bedrijfsactiviteiten van Royal Jongbloed een aandachtspunt vormen. Voor de bedrijfsactiviteiten rondom het nieuwe woongebied is het aspect 'geluidhinder' bepalend voor de richtafstanden van de bedrijven. Daarom is nader onderzoek gedaan naar de potentiële geluidhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten. De rapportage is opgenomen in Bijlage 3. Dit onderzoek concludeert dat in de nieuwe situatie het bedrijf Royal Jongbloed zelf het bepalende bedrijf is voor de geluidniveaus bij de woningen. De (hoofd)bedrijfsactiviteiten van Royal Jongbloed vinden binnen plaats in een nieuw pand. Door rekening te houden met voldoende geluidisolatie van de gevels/daken van de afdelingen waar geluid wordt geproduceerd, hoeft er geen sprake te zijn van relevante geluidemissie van binnen naar buiten. De algemene geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit (van toepassing op Royal Jongbloed) komen overeen met de richtwaarden van het Activiteitenbesluit, zodat planologisch en milieutechnisch inpassing mogelijk is.

Naar verwachting zullen omliggende bedrijven milieutechnisch (geluid) niet worden belemmerd door de nieuwe woningen omdat bestaande woningen dichterbij liggen en het geluid in de nieuwe situatie zal worden afgeschermd door het bedrijfspand van Royal Jongbloed zelf. Door het parkeerterrein van Accell op voldoende afstand van de woningen te brengen en dit alleen te bestemmen voor parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten, kan dit worden beoordeeld als een activiteit uit milieucategorie 2, waarbij voldaan wordt aan de richtafstand.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er sprake is van een goede afstemming tussen woningen en bedrijfsactiviteiten en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in een gemengde omgeving.

4.3 Geluidzonering Wet geluidhinder

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom spoorwegen en wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur en wettelijk gezoneerde bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Het plan voor de bouw van 41 nieuwbouwwoningen ligt binnen de wettelijke geluidszone van de rijksweg A32 en de gemeentelijke zoneplichtige wegen Heremaweg, Jagtlustweg en het noordelijke deel van de Marktweg. Om de geluidbelasting op de geprojecteerde bouwvlakken te bepalen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 1. Op basis van de berekeningsresultaten blijkt dat op een aantal rekenpunten de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.

De hoogste geluidsbelasting als gevolg van het verkeer op de A32 bedraagt 49 dB. De maximaal vast te stellen hogere waarde van 53 dB (stedelijk gebied langs auto(snel)weg)) wordt niet overschreden. In het geval van de gemeentelijke wegen wordt alleen als gevolg van verkeer op de Heremaweg de voorkeursgrenswaarde overschreden. Het betreft hier de voorzijde van de noordelijk gelegen woonblokken. De hoogste geluidbelasting bedraagt hier 51 dB. Het verkeer op de Jagtlustweg en de Marktweg noord overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet.

Op basis van het onderzoek kan een hogere waarde procedure worden gevoerd. Maatregelen ter verlaging van de geluidsbelasting blijken niet doelmatig. FUMO adviseert de geluidsbelasting op basis van het definitief ontwerp nader te onderzoeken, waarbij eveneens wordt gekeken naar de karakteristieke geluidwering van de gevels om het maximaal binnenniveau 33 dB te waarborgen. In dit geval wordt gekozen voor het doorlopen van de hogere waarde procedure op basis van het uitgevoerde onderzoek. Nader onderzoek wordt in het kader van de vergunningverlening uitgevoerd. Het Bouwbesluit waarborgt een aanvaardbaar binnenniveau.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. De watertoets is een procesvereiste in het kader van de ruimtelijke procedure.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Vanwege de potentiële effecten op de waterhuishouding is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Het waterschap stelt hiervoor een wateradvies op. De uitgangspuntennotitie waarop deze paragraaf is gebaseerd is opgenomen in Bijlage 2.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Naast de verdedigingswerken moet worden ingezet op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. Er is in dit verband sprake van meerlaagse veiligheid, dit staat voor Veiligheid in drie lagen. In het kader van ruimtelijke ordening is vooral laag 2 van belang. Het gaat er dan om dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen. In dit plan worden geen gevoelige functies zoals bedoeld door het waterschap voorgesteld.

De Marktweg en de Heremaweg vormen een regionale waterkeringen. Deze kering ligt om een watergang langs de zuidwestzijde van het plangebied heen. Het betreft hier een schouwwatergang die de belangrijke functie voor de afwatering van het gebied heeft. De waterkering betreft geen dijk maar wordt gevormd door hoge gronden. Het volledige terrein van Jongbloed is op hoogte gebracht. Rondom de kering is een beschermingszone aangegeven. Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt buiten deze beschermingszone gebouwd. De beoogde bebouwing is ten opzichte van de waterkering en beschermingszones geprojecteerd op de legger van het Wetterskip Fryslân in figuur 4.1.

De kering komt als gevolg van dit plan niet in gevaar aangezien. Het terrein wordt weliswaar verhard, maar op voldoende hoogte houden. Voor ingrepen in de beschermingszone is een watervergunning nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNHVJongbloed-OW01_0006.png"

Figuur 4.1 Projectie nieuwbouw op legger

Voldoende

Klimaatadaptie

In het kader van klimaatadaptie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Uit de Klimaatatlas Friesland blijkt dat er in het plangebied sprake kan zijn van wateroverlast. Hiermee moet bij de dimensionering van het watersysteem rekening gehouden.

Met deze aspecten is rekening gehouden door zuinig om te gaan met verhardingen. Het gebied wordt voor slechts 56% verhard en krijgt verder een groene inrichting met een overschot aan watercompensatie. Er wordt een waterpartij van circa 2.000 m2 aangelegd dat als buffer kan dienen bij hevige regen. Deze is via de schouwwatergang verbonden met hoofdwatergangen. Deze hebben voldoende capaciteit voor de waterafvoer vanuit het gebied.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water en/of watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 200 m2 in het stedelijk gebied.

Dit plan stelt een herinrichting van een bestaand stedelijk gebied voor. Het plangebied is al voor een belangrijk deel verhard. Op het terrein van Jongbloed is nu ongeveer 23.000 m2 aan verharding aanwezig. Daarnaast heeft het parkeerterrein van Accell dat binnen het plangebied ligt een oppervlakte van 4.750 m2. De totale verharde oppervlakte is 27.750 m2. Dit betekent een verhardingspercentage van ongeveer 50%.

In de nieuwe situatie zijn het terrein van Jongbloed met een oppervlakte van 10.500 m2 en het parkeerterrein van Accell met 6.000 m2 volledig verhard. De straten hebben een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 5.000 m2. De woonpercelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 10.500 m2. Uitgaande van volledige verharding van de woonpercelen is de totale verharding in de nieuwe situatie ongeveer 32.000 m2. Dit komt neer op een verhardingspercentage van 56%.

Het plan leidt dus tot een verhardingstoename van maximaal 4.250 m2. In het plan wordt een nieuwe waterpartij aangelegd tussen het gebouw van Royal Jongbloed en het nieuwe woongebied. Deze krijgt een oppervlakte van bijna 2.000 m2. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de compensatienorm.

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van de bebouwing. De nieuwbouw wordt op dezelfde hoogte gerealiseerd als de huidige bebouwing.

Grondwateronttrekking

Voor het (tijdelijk) onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater gescheiden af te voeren. In dit geval wordt de nieuwbouw aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel. Er wordt vanuit gegaan dat het systeem voldoende capaciteit heeft. Afstromend hemelwater vanaf de verhardingen kunnen infiltreren of worden afgevoerd op de waterpartij die langs het woongebied wordt aangelegd. De waterpartij wordt gekoppeld aan de schouwwatergang die langs de zuidwestzijde van het plangebied ligt.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

4.5 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek is gebleken dat de locatie niet geheel vrij is van verontreinigingen. Ter plaatse van een gebouw in het zuiden van het plangebied, waar het nieuwe deel van het parkeerterrein van Accell is beoogd, is een verontreiniging met minerale olie aangetroffen. Ten noordwesten van het huidige bedrijfsgebouw zijn verhoogde gehalten PAK's aangetroffen.

Verder is er naar aanleiding van het aantreffen van indicatoren voor de mogelijke aanwezigheid van asbesthoudend materiaal onder de klinkerverharding. aan de noordwestzijde van de locatie een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat visueel en analytisch geen asbest is aangetroffen.

Aanbevolen wordt om een nader onderzoek uit te laten voeren om de omvang van de verontreiniging met minerale olie en om de gehalten PAK's nader inzichtelijk te maken. Dit is nodig om een uitspraak te kunnen doen of al dan niet sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd. Na het bepalen van de omvang van de verontreiniging kan worden vastgesteld of en welke saneringsprocedures op toekomstige (grond)werkzaamheden op de locatie van toepassing zijn.

Gelet op de plaatselijkheid van de potentiële verontreinigingen en de verwachtte relatief kleine omvang ten opzichte van het totale project, wordt op voorhand geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in gevaar brengt. Alvorens de locatie te herontwikkelen moet er uitsluitsel zijn over de potentiële saneringsactiviteiten. Verder gelden beperkingen aan het toepassen van grond buiten het plangebied. Op deze wijze worden risico's voor de volksgezondheid voorkomen.

4.6 Archeologie

Erfgoedwet en Omgevingswet

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Archeologiebeleid provincie Fryslân (FAMKE)

Een betere bescherming van het bodemarchief vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de provincie Fryslân het initiatief genomen om, zoveel mogelijk in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. Dit alles bij elkaar is vertaald in provinciedekkende kaarten die aangeven hoe er het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr).

Om de archeologische waarden voor het plangebied vast te stellen is de FAMKE geraadpleegd. Voor de periode steentijd - bronstijd valt het plangebied in het gebied waar het advies om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten. Voor de periode IJzertijd - middeleeuwen valt het plangebied in een zone waar het advies 'karterend onderzoek 3' geldt. De provincie beveelt in deze zone aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten.

In samenwerking met de gemeente heeft een verdieping van de FAMKE plaatsgevonden voor de gehele gemeente. Daaruit is gebleken dat de kans op het aantreffen van intacte archeologische resten voor het plangebied laag is. Deze archeologische verdiepingsslag is door de provincie akkoord bevonden, maar moet nog worden vastgesteld door de gemeenteraad.

Conclusie

Vooruitlopend op de vaststelling van de archeologisch verdiepingsslag wordt getoetst aan de lage archeologische verwachtingswaarde. Op basis daarvan kan het terrein worden vrijgeven voor de voorgenomen werkzaamheden. Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dan moet hiervan direct melding worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied maakt geen deel uit van een cultuurhistorisch waardevol gebied. Ook ligt het niet in de invloedsfeer van cultuurhistorisch waardevolle objecten. Wel is de vanuit het buitengebied doorlopende groenstructuur in oost-westelijke richting van cultuurhistorische betekenis. Bij het ontwerp van de inrichting van het terrein wordt aangesloten op deze structuur. Het uitgangspunt is aansluiten op de groene inrichting van het gebied en op de landgoederentypering van gebouwen. Op de hiervoor beschreven wijze worden de cultuurhistorische waarden gerespecteerd en waar mogelijk versterkt.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Gebiedsbescherming gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

Binnen het plangebied vinden ingrepen plaats die mogelijk effecten hebben op beschermde soorten. Het gaat met name om de sloop van de gebouwen en de geplande nieuwbouw, alsmede het verwijderen van beplanting. In dit kader is een quickscan soortenbescherming uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 5.

Uit de quickscan blijkt dat er mogelijk vogels tot broeden komen in het plangebied. Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet hiermee rekening worden houden, bijvoorbeeld door buiten het broedseizoen te werken. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen. Verder kunnen er in de te slopen gebouwen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Voor goed inzicht hierin is nader onderzoek nodig in de kraamtijd en paartijd. Verder moet rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht.

Het vervolgonderzoek naar vleermuizen is momenteel in uitvoering. Het onderzoek naar de paarperiode is reeds afgerond. Tijdens dit onderzoek zijn geen paarverblijfplaatsen binnen het plangebied geconstateerd. Het onderzoek naar de kraamperiode vindt plaats tussen 15 mei en 15 juli. De resultaten van dit onderzoek worden voor de vaststelling van het bestemmingsplan verwerkt. Indien verblijfplaatsen worden aangetroffen wordt voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden een ontheffing aangevraagd. Hiervoor worden mitigerende en compenserende maatregelen getroffen. Op deze wijze is het bestemmingsplan uitvoerbaar binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde natuurgebieden zijn De Rottige Meenthe & Brandemeer en de Deelen, die op respectievelijk 8 en 9 kilometer afstand liggen. In het plangebied wordt een bedrijfsperceel gedeeltelijk getransformeerd naar een extensief woongebied. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Stikstofdepositie

De Rottige Meenthe & Brandemeer alsook natuurgebieden die op nog grotere afstand liggen (Van Oordt's Mersken, Weerribben en Drents-Friese Wold & Leggelderveld) kennen habitats die gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Voor deze ontwikkeling is beoordeeld of deze significante effecten heeft voor de stikstofdepositie binnen daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden. Met het programma AERIUS Calculator (versie 15 oktober 2020) is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming.

Voor de aanlegfase (sloop, inrichting en bouw) kunnen nog geen exacte uitgangspunten worden bepaald. Daarom is een globale aanname op basis van een worst-case benadering gedaan. Omdat de aanlegfase en de gebruiksfase gedeeltelijk kunnen samenvallen zijn de twee in één berekening gecumuleerd.

Voor de bouw van het bedrijfsgebouw vaan Royal Jongbloed geldt dat dit op basis van het geldende bestemmingsplan al mogelijk is. Dit deel is daarom buiten dit bestemmingsplan gelaten. Verder geldt dat de bedrijfsactiviteiten al ruim voor de referentiedatum van de verschillende natuurgebieden (1996-2004) aanwezig was. Het bedrijf breidt niet uit en het gebouw wordt duurzamer dan dat het nu is. In principe wordt alles gasloos uitgevoerd, waardoor er in zijn geheel geen gebouwgebonden emissies aan de orde zijn. De ontwikkeling van Royal Jongbloed heeft hierdoor een positief effect op de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie.

De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

Gebruiksfase

  • verkeer van en naar het bedrijf wijzigt niet, niet meegenomen;
  • in principe afname gebouw gebonden emissie door duurzamer gebouw, niet meegenomen;
  • verkeersgeneratie woningen op basis van CROW publicatie 381, worst case: 8 mvt/etmaal per woning, komt neer op 328 verkeersbewegingen;

Aanlegfase

  • bouw woningen niet gelijktijdig met bouw Royal Jongbloed;
  • jaarlijks gedurende 49 werkweken, 40 uur, gemiddeld 4 machines aan het werk, circa. 8.000 machineuren per jaar (30% stationair);
  • gemiddeld maximumverbruik 25 liter/uur, inzet gemiddeld 60%, circa 120.000 liter jaarlijks dieselverbruik;
  • dagelijks 4 transporten zwaar verkeer (circa 1.000 per jaar) en 10 mvt/etmaal ten gevolge van werklieden en aanverwant (circa 2.500 per jaar) op werkdagen.

De berekening is opgenomen in Bijlage 6. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden niet boven 0,00 mol N/ha/jaar uit komt. Hiermee is aangetoond dat het project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het project niet in de weg

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien deze zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren. Dit zijn lijnen die punten met een zelfde risico met elkaar verbinden op een topografische kaart. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld bepaalde bedrijfsgebouwen). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voor nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 contour mogen geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het GR voor transport is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van tien of meer personen in de omgeving van een transportroute in een keer het dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden, legt dit vaak ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

Inventarisatie risicobronnen

Bij de inventarisatie van de risicobronnen die in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn, is gebruik gemaakt van de nationale risicokaart. Hieruit blijkt is dat met betrekking tot de externe veiligheid alleen een hogedruk aardgastransportleiding relevant is. Deze loopt aan de noordzijde van het plangebied, langs de Heremaweg.

Voor de leiding geldt geen PR-contour, waarbinnen wettelijke beperkingen voor kwetsbare objecten gelden. Wel ligt het plangebied in het invloedsgebied waar het GR verantwoord moet worden. De zone waarin dit geldt ligt tot ongeveer halverwege de totale locatie (140 meter vanaf de leiding) en is in twee delen geknipt:

  • eerste 25 meter, 100% letaliteit, alle aanwezig personen, zowel binnen als buiten gebouwen, komen in geval van een incident te overlijden.
  • 25-45 meter, 1% letaliteit, letaliteit neemt af van 100% naar 1%, personen binnen gebouwen hebben voldoende bescherming, slachtoffers vallen vooral buiten.

Advies FUMO

De FUMO heeft een advies uitgebracht ten aanzien van de externe veiligheidsrisico's. Hierin is tevens de hoogte van het groepsrisico berekend. Het advies is opgenomen in Bijlage 7. Uit het advies blijkt dat het groepsrisico laag is, minder dan 10% van de oriëntatiewaarde. Wel adviseert de FUMO om geheel buiten de 100% letaliteitszone te bouwen. Ook wordt geadviseerd te onderzoeken of de ontwikkeling buiten de invloedsfeer van de leiding kan worden gebracht.

De plannen voor de woningen zijn naar aanleiding daarvan aangepast, in die zin dat de bouwblokken aan de Heremaweg verder van de leiding zijn geplaatst. Het is niet mogelijk en ook niet doelmatig om de ontwikkeling geheel buiten het invloedsgebied te brengen. Het risico is namelijk laag en daarmee te verantwoorden. Het nieuwe gebouw van Royal Jongbloed is buiten dit bestemmingsplan gelaten. Dit is al mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. In dat kader is het groepsrisico voor de bedrijven reeds verantwoord geacht.

Afronding verantwoording groepsrisico

Brandweer Fryslân (veiligheidsregio) wordt voor de vaststelling van het plan nog gevraagd om een advies over de bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen.

4.10 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof en stikstofdioxide gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. De huidige luchtkwaliteit langs wegen wordt bepaald aan de hand van de NSL-monitoringstool van de Rijksoverheid. Langs de Rijksweg A32 is sprake van een NO2 concentratie van 14 à 15 ug/m3 en een PM10 van 14 ug/m3. De fijne fractie PM2,5 is bepaald op ongeveer 8 ug/m3. De norm voor fijnstof is 40 ug/m3 voor de PM10 en 25 ug/m3 voor de PM2,5. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er, ondanks de ligging nabij een autosnelweg, sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor dit project geldt dat er geen sprake is van een relevante verkeerstoename, omdat het plan is gericht op een kwalitatieve verbetering, zonder dat er sprake is van intensivering. Vanuit de luchtkwaliteit bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.

4.11 Kabels leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Anders dan de in paragraaf 4.9 behandelde gasleiding, lopen in of nabij het plangebied geen planologisch relevante kabels of leidingen. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. De gasleiding kent een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding, waarbinnen bepaalde bodemingrepen en bouwactiviteiten worden tegengegaan. Deze strook is in dit bestemmingsplan overgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemming

De wijze van bestemmen is afgestemd op de actuele bestemmingsplannen voor de wijken van Heerenveen en het bedrijventerrein Heerenveen - Zuid. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Groen 

Het structuurbepalend openbaar groen in de parkzone is bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming wordt in eerste plaats voorzien in groenvoorzieningen. Ook zijn onder andere waterpartijen, paden, parkeerplaatsen en andere openbare voorzieningen mogelijk.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Overige bouwwerken zoals kunstwerken of speeltoestellen zijn wel toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De straten in het plangebied vallen onder de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Het betreft hier openbare wegen met een verblijfskarakter. Hierbinnen zijn wegen en paden, parkeerplaatsen, maar ook groenvoorzieningen en dergelijke mogelijk. Daarmee kan de openbare ruimte flexibel worden ingevuld.

Binnen deze bestemming mogen in principe geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Wel wordt de mogelijkheid geboden voor één bouwwerk (overkapping) ten behoeve van een openbare voorziening. Bouwwerken ten behoeve van de verkeersfunctie zijn ook toegestaan.

Ook het parkeerterrein van Accell is opgenomen in deze bestemming, maar specifiek aangeduid als parkeerterrein voor nabijgelegen bedrijven.

Wonen

Op de woningen is de bestemming 'Wonen' van toepassing. Deze bestemming is bedoeld voor grondgebonden woningen met bijbehorende bouwwerken. Er is een algemene regeling opgenomen voor beroepen aan huis.

De hoofdgebouwen c.q. de woningen moet binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Deze zijn afgestemd op het in paragraaf 2.2 weergegeven stedenbouwkundig plan. De maximum bouwhoogte voor de woningen is op de verbeelding aangeduid. Dit geldt ook voor het maximum aantal woningen per bouwvlak.

Voor de bouwhoogte geldt dat de bouwhoogte van de hoogste woningen maatgevend is. Dit is maximaal 10 meter. Via de welstandsbeoordeling op basis van het beeldkwaliteitsplan wordt gestuurd op het waarborgen van de beoogde gedifferentieerde bouwhoogte. Het uitgangspunt daarbij is het bieden van voldoende flexibiliteit om in te spelen op veranderingen in de markt, maar toch het geschetste wensbeeld veilig te stellen. In de nadere eisen is het wensbeeld als criterium opgenomen.

Binnen de bestemming zijn tevens bijzondere woonvormen c.q. begeleid wonen mogelijk, in combinatie met de uitoefeningen maatschappelijke functies, zoals het verlenen van zorg. Deze functies zijn gemaximeerd op 50% van het bestemmingsvlak.

Leiding - Gas

Binnen het plangebied is een gasleiding gelegen die planologische bescherming behoeft. Dienovereenkomstig is deze leiding, met de bijbehorende beheersstroken (van 5 meter aan weerszijden van de leidingen), voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze bestemming mag in beginsel niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van de gasleiding, tenzij hiervoor toestemming is verkregen van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:

Inloopbijeenkomst

De gemeente vindt het belangrijk om belanghebbenden te betrekken bij de planvorming. In dit kader is een inloopbijeenkomst georganiseerd, waarbij de inrichtingsschets inzichtelijk was. Daarbij zijn belanghebbenden ook op de hoogte gesteld van de te doorlopen procedure. Tijdens de inloopavond zijn zorgen geuit over de uitrit van het woongebied op de Marktweg, in verband met het inschijnen van koplampen van auto's. Het plan is daarop aangepast, zodanig dat de uitrit niet tegenover een bestaande woning is gesitueerd.

Inspraak

De gemeente vindt het belangrijk om belanghebbenden te betrekken bij de planvorming. In dit kader wordt de mogelijkheid tot inspraak geboden op dit bestemmingsplan. Daarbij worden belanghebbenden ook op de hoogte gesteld van de te doorlopen procedure.

Overleg

In het kader van het wettelijke vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden aan de betrokken overlegpartners. Van provincie Fryslân is een schriftelijke reactie ontvangen. Deze is opgenomen in Bijlage 8. Het plan geeft de provincie aanleiding tot het maken van twee opmerkingen ten aanzien van archeologie en ecologie.

Archeologie

De provincie kan instemmen met de getrokken conclusie, maar de motivering om tot deze conclusie te komen klopt niet. Hieraan geeft de provincie richting in de overlegreactie. Paragraaf 4.6 van deze toelichting is daarop aangepast.

Ecologie

Ten aanzien van ecologie geeft de provincie aan het onderzoek naar vleermuizen graag te willen ontvangen wanneer dit beschikbaar is en dat, wanneer er verblijfplaatsen worden aangetroffen, een ontheffing aangevraagd moet worden. Hiermee wordt rekening gehouden bij het vervolg van de procedure en bij de vergunningverlening.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Eventueel ingekomen zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan.

Vaststelling

Na de ter inzagelegging besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De te maken kosten worden gedragen door de initiatiefnemer en verhaald uit de verkoop van de woningen. De ontwikkelaar heeft hiervoor een begroting opgezet en daaruit geconcludeerd dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure.

De te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van Royal Jongbloed of worden via grondruil verworven. In dit geval heeft de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten, op basis waarvan gemeentelijke kosten worden vergoed. Hiermee is het kostenverhaal 'anderszins' verzekerd. Er hoeft daardoor geen exploitatieplan opgesteld te worden.