direct naar inhoud van Artikel 26 Waarde - Archeologie
Plan: Bestemmingsplan Tzummarum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPTMUDORP2009-VAS1

Artikel 26 Waarde - Archeologie

 

26. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede be­stemd voor:

-       het behoud, het herstel en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

26. 2.    Aanlegvergunning

26. 2. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegver­gunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmin­gen:

a.    het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergan­gen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gron­den en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b.    het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

26. 2. 2. Het bepaalde in lid 26.2.1. is niet van toepassing op wer­ken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van kracht worden van dit plan.

26. 2. 3. De in lid 26.2.1. genoemde vergunning kan slechts wor­den verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

26. 2. 4. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen kunnen Bur­gemeester en Wethouders besluiten dat voor ingrepen groter dan 50 m² de aanlegvergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

26. 2. 5. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen kunnen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij de Provinciaal Archeoloog.

26. 2. 6. Indien uit het in lid 26.2.4. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de aanlegvergunning:

a.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waar­door de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.    de verplichting tot het doen van afgravingen;

c.    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door de Provinciaal Archeoloog.

26. 3.    Bijzondere regel

26. 3. 1. Burgemeester en Wethouders moeten, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², verlangen dat alvorens een bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gron­den die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

26. 3. 2. Indien uit het in lid 26.3.1. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

a.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waar­door archeologische waarden in de bodem kunnen wor­den behouden;

b.    de verplichting tot het doen van opgravingen;

c.    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door de Provinciaal Archeoloog.