direct naar inhoud van Artikel 10 Gemengd
Plan: Bestemmingsplan Tzummarum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPTMUDORP2009-VAS1

Artikel 10 Gemengd

 

10. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

2.    een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”;

3.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

4.    horecabedrijven, niet zijnde bars en bar-/dancings, ter plaatse van de aanduiding “horeca”;

5.    een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;

6.    woningen;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

c.    garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garage”;

met daaraan ondergeschikt:

d.    wegen, straten en paden;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     groenvoorzieningen;

g.    speelvoorzieningen;

h.    nutsvoorzieningen;

i.      water;

met de daarbijbehorende:

j.      tuinen, erven en terreinen;

k.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10. 2.    Bouwregels

10. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 10.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;

b.    een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c.    voorzover een gevellijn is aangegeven zal de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;

d.    de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;

f.     in afwijking van het bepaalde in sublid d en e zal de goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoog­ste de aangegeven goothoogte en bouwhoogte bedragen.

 10. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoog­ste 50 m² bedragen;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoog­ste 50% van het erf bedragen;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,00 m;

e.    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

f.     de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

g.    de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

10. 2. 3. Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

a.    garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garage”;

b.    de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

10. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

10. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, na­dere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebou­wing.

10. 4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de mili­eusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 10.2.1. sub c en toestaan dat de betref­fende gevel van een hoofdgebouw achter de gevellijn wordt gebouwd;

b.    het bepaalde in lid 10.2.1. sub d en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;

c.    het bepaalde in lid 10.2.2. sub a en toestaan dat de aan- en uit­bouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) wordt gebouwd;

d.    het bepaalde in lid 10.2.2. sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 60 m²;

e.    het bepaalde in lid 10.2.2. sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

1.    de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

2.    deze vergroting uitsluitend wordt toegestaan bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen.

10. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van horeca, tenzij de gronden zijn voorzien van de aan­duiding “horeca”;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2.

10. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 10.5. sub c en toestaan dat tevens bedrij­ven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de om­geving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

-       het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

10. 7.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

 

-       de aanduiding “supermarkt” wordt vergroot dan wel verplaatst, mits:

*    dit niet leidt tot een verstoring van de overige distributieve voorzieningen en geen verstoring optreedt van de gewenste detailhandelsstructuur in het dorp.