direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen - 3
Plan: Bestemmingsplan Sexbierum / Pietersbierum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPSPRDORP2009-VAS1

Artikel 21 Wonen - 3

 

21. 1.    Bestemmingsomschrijving

De  voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen, woonstraten en paden;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    groenvoorzieningen;

f.     speelvoorzieningen;

g.    nutsvoorzieningen;

h.    water;

met de daarbijbehorende:

i.      tuinen, erven en terreinen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

21. 2.    Bouwregels

21. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 21.1. sub a. genoemde gebouwen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” zal het aantal woningen ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;

d.    de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

21. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijge­bouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoog­ste 100 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bij­gebouwen en overkappingen ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bij­gebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;

c.    de onderlinge afstand tussen een hoofdgebouw en een bijgebouw zal ten hoogste 25,00 m bedragen;

d.    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

f.     de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

21. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

21. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

21. 4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 21.2.1. sub b. en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.    het bepaalde in lid 21.2.2. sub a. en toestaan dat een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping minder dan 3,00 m achter, dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd.

21. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.    meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel;

2.    meer bedraagt dan 50 m²;

c.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel.