direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen - 1
Plan: Dongjum, Herbaijum, Hitzum, Oosterbierum, Peins, Ried en Schalsum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPDGHRHTOBPNRISL09-VAS1

Artikel 19 Wonen - 1

19. 1.      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.      een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede:

2.      ter plaatse van de aanduiding “gemengd”:

-      detailhandel;

-      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszone­ringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

-      dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

3.      een atelier, ter plaatse van de aanduiding “atelier”;

4. een kookstudio, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kookstudio”;

5.      een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - pension”;

6.      een weerstation ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - weerstation”;

b.      aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

c.      agrarische bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarisch medegebruik”;

d.      wegen, woonstraten en paden;

e.      parkeervoorzieningen;

f.        groenvoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      nutsvoorzieningen;

i.         water;

met de daarbijbehorende:

j.         tuinen, erven en terreinen;

k.       bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

19. 2.      Bouwregels

19. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.      als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 19.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;

b.      voorzover een gevellijn is aangegeven, zal de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;

c.      ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” zal het aantal woningen per bouwvlak ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven aantal bedragen;

d.      een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

e.     de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneenge­bouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;

f.        de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;

g.      de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen.

19. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.      de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijge­bouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoog­ste 100 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.     de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;

2.  de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;

c.    in afwijking van het bepaalde in sublid b mag de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijgebouwen” ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;

d.      de onderlinge afstand tussen een hoofdgebouw en een bijgebouw zal ten hoogste 25,00 m bedragen;

e.      de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,00 m;

f.        de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

g.      de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

h.      de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

19. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoog­ste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.      de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

c.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

19. 3.      Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

19. 4.      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.      het bepaalde in lid 19.2.1. sub b en toestaan dat een hoofdgebouw achter de gevellijn wordt gebouwd;

b.      het bepaalde in lid 19.2.1. sub d en toestaan dat een hoofdge­bouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.      het bepaalde in lid 19.2.1. sub e en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;

d.      het bepaalde in lid 19.2.2. sub a en toestaan dat een aan- of uit­bouw, bijgebouw of overkapping minder dan 3,00 m achter, dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;

e.      het bepaalde in lid 19.2.2. sub b en toestaan dat de gezamen­lijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:

1.     deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;

2.      dit stedenbouwkundig en architectonisch verantwoord is;

3.      de overige regels zoals opgenomen in lid 19.2.2. onverkort van toepassing blijven.

19. 5.      Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.      het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.  het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.  meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel;

2.      meer bedraagt dan 50 m²;

c.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid als “gemengd”;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse aangeduid als “gemengd”, ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

e.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor agrarische bedrijfsactiviteiten, ten zij de gronden zijn aangeduid als “specifieke vorm van agrarisch - agrarisch medegebruik”, in welk geval in ondergeschikte mate agrarische bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;

f.        het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarisch medegebruik” ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

19. 6.      Ontheffing gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a. het bepaalde in lid 19.1. sub a en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - ontheffingsgebied” de volgende functies worden gevestigd:

1.      detailhandel naast de bestaande woonfunctie;

2.  bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, naast de bestaande woonfunctie;

b.      het bepaalde in lid 19.5. sub d en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding “gemengd” tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

-      het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

19. 7.      Wijzigingsbevoegdheid

     Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

a.    de aanduidingen “atelier”, “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kookstudio” en/of “specifieke vorm van bedrijf - weerstation” uit het bestemmingsvlak worden verwijderd, mits:

-          de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

b.    de bestemmingen “Horeca” en “Wonen - 1” worden gewijzigd naar de bestemming “Maatschappelijk”, mits:

1.      deze wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied 3” en uitsluitend ten behoeve van het realiseren van een dorpszaal (zonder horeca-activiteiten) in verband met de verplaatsing van het dorpshuis aan de Meester Ferin­gastraat 8;

2.      na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 12 van toepassing zijn.