direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Oosterbierum - Konkelswei 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Het loon- aannemersbedrijf Gebroeders Jelgershuis, gevestigd in Tzummarum, is voornemens zijn bedrijfsvoering te verhuizen naar de locatie Konkelswei 10 te Oosterbierum. Daarnaast is het voornemen de bestaande bedrijfswoning op te knappen en als zodanig in gebruik te nemen.

De provincie Fryslân en de gemeente Franekeradeel staan in principe positief tegenover de bedrijfsverplaatsing en de beoogde nieuwe bedrijfslocatie. De ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Momenteel heeft de planlocatie de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Hierbinnen is het bedrijf niet toegestaan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Begrenzing plangebied

Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Franekeradeel op ongeveer 350 meter ten noorden van het dorp Oosterbierum. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het toekomstig bedrijfsperceel. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1_0001.png"

Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: GeoWeb)

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'. Dit is vastgesteld op 7 november 2013 en opnieuw partieel vastgesteld op 25 juni 2015. Een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Binnen de bestemming zijn glastuinbouwbedrijven toegestaan. Een agrarisch hulpbedrijf (zoals het beoogde loon- aannemersbedrijf) is binnen de bestemming dan ook niet toegestaan.

Voor het plangebied geldt tevens de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'. Dit is gedaan ter bescherming van het vrijhouden van een goed radarbeeld voor het luchtruim.

Daarnaast zijn de kwelderwallen in de gemeente van cultuurhistorische waarde. Deze zijn in het plangebied beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen '. Ook op het plangebied is deze bestemming van toepassing. Voor het afgraven en/of ophogen, dan wel het dempen en/of graven van water is een vergunning vereist.

Tot slot is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor een functiewijziging opgenomen. Binnen deze bevoegdheid is het mogelijk om de huidige bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf'. Echter past het beoogde bedrijf niet binnen de bestemmingsomschrijving en de gebruiksmogelijkheden die binnen deze bestemming mogelijk is. Derhalve kan geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan bestaande situatie

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 Omgeving van het plangebied

Het landschap

Het plangebied ligt in het halfopen kwelderwallenlandschap. Dit gebied wordt gekenmerkt door een halfopen agrarisch landschap met een hogere ligging, door een aaneenschakeling van terpen en kruinige percelen.

Functies in de directe omgeving

Het plangebied is gelegen langs de Konkelswei. Deze straat is onderdeel van het glastuinbouwgebied direct ten noorden van de kern Oosterbierum. Langs de Konkelswei zijn, behoudens twee burgerwoningen direct ten westen van het plangebied, alleen glastuinbouwbedrijven gevestigd. Aan de noordkant kruist de Konkelswei onder andere aan de Hoarnestreek. Langs de Hoarnestreek bevindt zich lintbebouwing met voornamelijk woonfuncties. Figuur 3 geeft een overzicht weer van de directe omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1_0003.png"

Figuur 3. Luchtfoto directe omgeving plangebied

2.2 De bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Konkelswei 10 te Oosterbierum. Het betreft een voormalig glastuinbouwbedrijf. De bedrijfsvoering is onlangs beëindigd.

De inrichting van het perceel is tweedelig. De noordkant van het perceel is ingericht ten behoeve van fruitbomen. De zuidkant van het perceel is ingericht ten behoeve van de voormalige bedrijfsactiviteiten. In dit deel stonden de voormalige kassen. De restanten van deze kassen zijn ondertussen volledig verwijderd. Daarnaast staat hier de voormalige bedrijfswoning inclusief gebouwen. Deze verkeren momenteel in een vervallen staat. De huidige bebouwing bestaat uit de voormalige bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen (circa 560 m2). Deze bevindt zich aan de zuidwestzijde van het perceel. Langs de Konkelswei, de noordkant van het plangebied en rondom de bebouwing is sprake van hoog opgaande beplanting. De woning is hierdoor vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken (zie figuur 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1_0004.png"

Figuur 4 Overzicht huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1_0005.png"

Figuur 5 Aanzicht op het plangebied

2.3 Gewenste situatie/Uitgangspunten

Aanleiding

Het perceel is onlangs aangekocht. De nieuwe eigenaar wil het perceel gaan gebruiken om hier de bedrijfsactiviteiten van een bestaand loon- en aannemersbedrijf (Gebroeders Jelgershuis) te vestigen. Dit bedrijf is in de huidige situatie gevestigd in Tzummarum. Op deze locatie wordt een loods gehuurd en gebruikt voor opslagruimte van materieel.

Gebroeders Jelgershuis, is lokaal georiënteerd en heeft een sterke positie in het agrarisch gebied van de gemeente Franekeradeel. Vanuit de agrarisch sector is zeer veel behoefte aan een bedrijf zoals de Gebroeders Jelgershuis.

Het bedrijf draait goed en is daarom op zoek naar een eigen bedrijfsperceel in de directe omgeving van waaruit zij hun voornaamste bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen. Om de economische vitaliteit te behouden en te versterken, is het voor de agrarische bedrijven in de omgeving van belang dat het bedrijf in de gemeente behouden blijft.

De ontwikkeling

De ontwikkelingen op het terrein bestaat uit de bouw van een loods van circa 720 m2, het creëren van opslagruimte en het realiseren van erfverharding die als halfverharding wordt uitgevoerd. De nieuwe loods komt in de zuidoosthoek van het bedrijfsperceel te staan. Hiermee wordt eventuele overlast richting de omwonenden zoveel mogelijk voorkomen. De afmetingen van de loods komen zoveel mogelijk overeen met de hoogte van de kassen in de omgeving. De loods krijgt daardoor een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,5 en 6,7 meter. Om in de toekomst te voorzien in eventuele uitbreidingen, wordt ten noorden van de loods enige ruimte van circa 400 m2 gereserveerd. Op korte termijn wordt het gedeelte ten noorden van de nieuwe loods ingericht ten behoeve van opslag voor grind en dergelijke. Het middendeel van het bedrijfsperceel wordt ingericht als een soort plein in de vorm van half verharding. Het noordelijke deel van het perceel blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd. Het plan is om dit deel een agrarische functie te geven. Ditzelfde geldt voor het westelijke deel. De bestaande bebouwing wordt in de nabije toekomst opgeknapt. De bestaande bedrijfsloods zal worden gebruikt om klein materieel te stallen en eventueel in de toekomst te gebruiken voor een bedrijfskantine. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning opgeknapt en als zodanig in gebruik genomen. Figuur 6 geeft een overzicht van de nieuwe situatie weer.

Omdat de huidige ontsluiting een route naar de nieuwe loods onmogelijk maakt, is een extra ontsluiting noodzakelijk. De nieuwe inrit komt ten zuiden van het plangebied en zorgt voor een goede ontsluiting richting het bedrijf (zie figuur 6). Voor de uitvoering hiervan wordt een dam aangelegd en wordt een deel van de beplanting aan de zuidoostzijde van de woning verwijderd. De bestaande ontsluiting is met name bedoeld voor de bestaande bedrijfswoning. Deze, inclusief de bestaande schuren, blijven in de nieuwe situatie staan. Hierdoor is sprake van een (veilige) scheiding tussen de verkeersbewegingen van de woonfunctie en de bedrijfsfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPBUIKONKLSW102016-VAS1_0006.png"

Figuur 6 Nieuwe inrichting

Verkeer en parkeren

Het perceel is in de huidige situatie goed ontsloten door de Konkelswei. Richting het zuiden geeft deze aansluiting op de N393. Aan deze wijze van ontsluiting van het perceel wijzigt niets. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Hier is sprake van voldoende parkeergelegenheid.

De ontwikkeling mag niet leiden tot knelpunten of tot onveilige situaties in de verkeersafwikkeling. Het plangebied is direct ontsloten via een bestaande ontsluiting op de Konkelswei. De toename van het aantal verkeersbewegingen is gezien de grootte en de aard van het bedrijf beperkt en de Konkelswei heeft voldoende capaciteit voor het bedrijf. Het betreft een secundaire weg die voornamelijk bestemd is voor landbouwverkeer en wordt dan ook voornamelijk gebruikt door landbouwvoertuigen en auto's. Daarnaast zal het aantal vervoersbewegingen en daarmee de verkeersintensiteit ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden ook niet toenemen.

2.4 Beeldkwaliteit

Voor de landschappelijke inpassing van het bouwplan is gekozen voor een inpassing die aansluit bij de kernkwaliteiten van het aanwezige landschap, zoals beschreven in de structuurvisie 'Grutsk op 'e romte'. Hiervoor is volgens het Nije Pleats-principe een advies opgesteld. Het advies is in bijlage 5 opgenomen. In deze bijlage is het erfinrichtingsplan uitgebreid omschreven.

Hoofdstuk 3 BELEID

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang. Eén van de aspecten die is opgenomen , betreft de zones rond radarstations. Door het plangebied loopt een radarverstoringsgebied. Er geldt hierbij een verbod op bouwwerken hoger dan 65 meter. Met dit bestemmingsplan worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt groter dan 65 meter. Het rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Tevens zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Met de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Waddengebied is rekening gehouden tijdens de totstandkoming van de landschappelijke inpassing. Geconstateerd wordt dat vrijwel alle kernkwaliteiten die in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn opgenomen, van toepassing zijn op de Waddenzee. Het initiatief leidt niet tot aantasting van deze kernkwaliteiten.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting. In dit plan wordt een stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt in de vorm van het oprichten van een loon- en aannemers bedrijf als gevolg van een verplaatsing vanaf een ander perceel. Om deze reden wordt onderstaand toepassing gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Trede 1: vraag in de regio

Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Met de regionale ruimtevraag in beeld, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde. In het voorliggende geval is er sprake van een concrete, lokale behoefte. Deze behoefte is bedrijfseconomisch van aard; het bedrijf heeft een andere plek nodig om haar activiteiten in haar werkgebied te kunnen voortzetten. Er is dan ook geen sprake van het realiseren van een nieuw bedrijf, maar enkel van een genoodzaakte verhuizing van een bestaand bedrijf binnen dezelfde regio.

Trede 2: de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijke gebied
Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden. In onderhavige situatie is sprake van herstructurering van een voormalige agrarisch terrein. Het voornemen is om de locatie van de voormalige kassen een nieuwe loods te realiseren ten behoeve van een loon- en aannemersbedrijf. Hiermee krijgt het perceel een kwaliteitsverbetering ten opzichte van de bestaande situatie. Met de herstructurering blijft de leefbaarheid van het buitengebied behouden en nemen de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden af.

Trede 3: multimodale ontsluiting

In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal (op meerdere plaatsen) ontsloten is of kan worden. De resterende ruimtevraag, die resulteert uit trede 2, is kwalitatief en kwantitatief. Het bedrijf krijgt een situering aan een doorgaande weg en is hierdoor goed ontsloten.

Op grond van de toetsing aan de ladder, passen de ontwikkelingen in het bestemmingsplan binnen de SVIR.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie geeft aan dat het landelijk gebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie met het landelijk gebied hebben. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen. Voor de andere nieuwe functies, waaronder nieuwe woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en andere publiekstrekkende functies, wordt de randvoorwaarde gegeven dat ruimte gezocht moet worden in of aansluitend aan kernen en dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd is.

De provincie constateert dat de afname van het aantal agrarische bedrijven de sociaal-economische vitaliteit van het landelijk gebied onder druk zet. In delen van het landelijk gebied is sprake van ruimtelijk kwaliteitsverlies door verstening, versnippering en verrommeling, verpaupering van (vrijkomende) bebouwing en door functionele achteruitgang. De provincie is van mening dat verdere achteruitgang voorkomen kan worden door passende mogelijkheden voor functies en bebouwing en voor sloop van beeldverstorende gebouwen te bieden.

De provincie wil de vitaliteit van het platteland verder versterken door 'kwaliteitsarrangementen'. Een kwaliteitsarrangement is een concreet project waarin nieuwe passende vormen van wonen, werken, recreëren, verzorging, cultuur, educatie en/of de wijziging van bestaande functies gelijktijdig worden gecombineerd met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Hierbij gelden een aantal randvoorwaarden. Deze worden hierna beschreven en gemotiveerd in hoeverre aan de randvoorwaarde voldaan wordt.

  • De uitstraling van de nieuwe functie en de landschappelijke inpassing daarvan vormen een logische en vanzelfsprekende samenhang met elkaar. Er is sprake van een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke of natuurlijke kwaliteit door de realisering van groene en blauwe elementen.
  • De nieuwe functie gaat gepaard met de afbraak van een aanzienlijke hoeveelheid niet-beeldbepalende bebouwing op of in de omgeving van de vestigingslocatie of gaat gepaard met het hergebruik van vrijkomende terreinen en bebouwing die verpauperen of anderszins ernstig storend in het landelijk gebied zijn.

In onderhavige situatie is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling in een omgeving die vol staat met glastuinbouw. In de bestaande situatie is al sprake van een goede landschappelijke inpassing. Echter is op het perceel zelf sprake van een locatie met veel beeldverstorende bebouwing. Deze bevinden zich in een verpauperde staat en zijn daarmee storend in het landelijk gebied. Het voornemen is om de locatie van de voormalige kassen een nieuwe loods te realiseren ten behoeve van een loon- en aannemersbedrijf. Hiermee krijgt het perceel een kwaliteitsverbetering ten opzichte van de bestaande situatie. Door middel van een beeldkwaliteitsplan wordt de toekomstige loods op een passende wijze op het erf ingepast. Het beeldkwaliteitsplan is in bijlage 5 bij de toelichting toegevoegd. Hiermee wordt aangesloten bij de ambities van de provincie.

Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'kleigebied Westergo'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Voor dit plan dient de lineaire karakter van de kwelderwallen gerespecteerd te worden. De functiewijziging, die dit plan voorstelt, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen. Tevens wordt middels een erfinrichtingsplan de kernkwaliteiten van het gebied behouden.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Onderstaand wordt op de belangrijkste artikelen van de verordening ingegaan.

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)

De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het perceel valt buiten de dorpskom van Oosterbierum en wordt daarmee gezien als landelijk gebied.

Over het algemeen geldt dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. In afwijking (artikel 1.2.1 lid 1) kunnen in een ruimtelijke plan nieuwe stedelijke functies worden toegestaan indien sprake is van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen. Hier zijn bedrijven behorende bij milieucategorie 1,2 en 3 toegestaan (artikel 1.2.1 lid 2 sub d), mits ruimtelijk en functioneel passend in de karakteristiek van de omgeving. Hierbij is enige aanvullende nieuwbouw toegestaan mits deze wat betreft omvang duidelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. (artikel 1.2.1 lid 3). Plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van de gebouwen dienen hierbij te passen in de karakteristiek van de omgeving en er mogen geen beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven ontstaan. (artikel 1.2.1 lid 4).

Landbouw (artikel 6)

Op grond van artikel 6.2.2 kan in het landelijk gebied bedrijfsactiviteiten worden toegestaan die niet in hoofdzaak bedrijfseigen zijn, alsmede agrarische hulp bedrijven. De vestiging hiervan dient plaats te vinden op een bestaand bouwperceel van een voormalig (agrarisch) bedrijf. Er is sprake van een agrarisch hulpbedrijf wanneer overwegend producten en diensten worden geleverd aan agrarische bedrijven.

In onderhavige situatie is sprake van vestiging op een voormalig agrarisch bedrijf. Echter is feitelijk geen sprake van een agrarisch hulp bedrijf, maar de aard van de werkzaamheden en het benodigde materiaal voor het uitoefenen van deze werkzaamheden zijn in zekere zin gelijk aan een agrarisch hulp bedrijf. Er is sprake van duurzaam ruimtegebruik, aangezien de ontwikkeling geen nieuw ruimtebeslag op het buitengebied legt en er is sprake van een bedrijf dat naar de aard en omvang past in Oosterbierum en vooral in de regio.

Ontheffing (artikel 10)

Artikel 10 van de verordening biedt een mogelijkheid om ontheffing aan te vragen voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied, in gevallen waarin de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen.

De provincie is van mening dat het voorgenomen initiatief in aanmerking komt voor een dergelijke ontheffing. Dit heeft de provincie in een brief van 2 december 2015 laten weten. De brief is als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd. Een voorwaarde is dat er hierbij sprake moet zijn van een duidelijke kwaliteitsslag, waarbij de begrenzing in omvang van het bedrijf eenduidig wordt vastgesteld. Daarnaast dient aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 10.1.1 lid 2 voldaan te worden. Dit zijn:

  • 1. dat de ontwikkeling gelet op aard, schaal en uitstraling past binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, en in een evenredige verhouding nieuwe kwaliteiten van natuur, water, landschap of recreatieve dan wel agrarische mogelijkheden toevoegt, of bijdraagt aan een goede ruimtelijke kwaliteit in het landelijke gebied of bestaand stedelijk gebied;
  • 2. dat de ontwikkeling bijdraagt aan de sociale of economische vitaliteit van het platteland;
  • 3. dat de ontwikkeling niet leidt tot onevenredige milieubelasting en niet onevenredig veel verkeer aantrekt in relatie tot het onderliggende wegennet, en;
  • 4. de ontwikkeling niet leidt tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Met deze ontwikkeling is sprake van een kwaliteitsslag door op het perceel, waar sprake is van verpaupering, een nieuw bedrijf te vestigen. Door middel van een beeldkwaliteitsplan wordt het bedrijf op een zorgvuldige wijze ingepast. Hierbij is rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van de omgeving. De uitvoering van het beeldkwaliteitplan is met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de regels.

Tevens draagt de ontwikkeling bij aan de economische vitaliteit van het platteland. Daarnaast leidt de ontwikkeling ook niet tot een onevenredige milieubelasting en niet tot onevenredig veel verkeer in relatie tot het onderliggende wegennet. Dit is in paragraaf 2.3 en hoofdstuk 4 verwoord. Tot slot leidt de ontwikkeling ook niet tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving. Hier wordt in paragraaf 4.2 specifiek op ingegaan.

De gemeente heeft in zijn brief van 21 februari 2017 de provincie verzocht om ontheffing. De provincie heeft op 28 maart 2017 op het verzoek gereageerd en ontheffing verleend op grond van artikel 10.1.1 van de verordening. De ontheffing is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. Voorwaarde voor de ontheffing is dat de planregels zodanig aangepast worden dat alleen een loon- en aannemersbedrijf op het perceel is toegestaan. Hierop zijn de regels van dit bestemmingsplan aangepast.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie buitengebied Franekeradeel 2010-2020

De gemeenteraad heeft in 2009 een ruimtelijk beleidskader in de vorm van een structuurvisie voor het hele buitengebied vastgesteld om een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied van Franekeradeel mogelijk te maken. Voor een gezonde toekomst van het buitengebied is (planologische) ruimte voor nieuwe ontwikkelingen een noodzaak. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk mits zorgvuldig wordt omgegaan met de omgeving en de ontwikkeling samen gaat met het behoud, herstel of zelfs het toevoegen van landschappelijke kwaliteiten. De gemeente wil de ontwikkeling van bedrijvigheid afstemmen met de identiteit van het landschap, zodat zorgvuldig met het landschap wordt omgegaan. Het behoud van de landschappelijke kwaliteiten staat voorop.

Het bieden van mogelijkheden voor een niet-agrarisch bedrijf in het landelijk gebied past binnen de beleidsuitgangspunten. Door veranderingen in de landbouw (schaalvergroting en extensivering) verliest veel agrarische bebouwing namelijk haar functie. Deze ontwikkeling is ook binnen de gemeente Franekeradeel zichtbaar en zal zich op de langere termijn voortzetten. Hergebruik van vrijkomende agrarische percelen (bijvoorbeeld voor wonen of kleinschalige bedrijvigheid) komt de leefbaarheid van het buitengebied ten goede. Bij een functieverandering moet aandacht worden geschonken aan de kwaliteiten van de omgeving.

Met dit bestemmingsplan wordt de leefbaarheid van het buitengebied bevorderd. Er is sprake van hergebruik van een voormalige agrarisch perceel. Met de nieuwe inrichting van het perceel is rekening gehouden met de kwaliteiten van de omgeving. Dit is beschreven in paragraaf 2.4 en bijlage 5. De bestaande landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten blijven behouden.

Bestemmingsplan Buitengebied

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied is binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf'. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, en nieuwbouw in ondergeschikte mate gepleegd mag worden. Omdat met dit plan sprake is van een bedrijf uit milieucategorie 3 en sprake is van nieuwbouw die niet ondergeschikt is ten opzichte van de al aanwezige bebouwing, kan geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Maar de ontwikkeling is wel in lijn met de overige voorwaarden en daarmee passend binnen het beleid van de gemeente. Hieronder vindt een toetsing van de overige voorwaarden plaats:

  • a. de glastuinbouwfunctie ter plaatse is beëindigd;

Hier is sprake van.

  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

In paragraaf 4.2 is beschreven dat de ontwikkeling niet zorgt voor onevenredige schade van de aangrenzende (agrarische) bedrijven.

  • c. de kassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;

Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven, zijn de voormalige restanten van de kassen reeds verwijderd.

  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;

In 2.3 zijn de toekomstige plannen beschreven. Hierbij blijft de woonfunctie in de bestaande bedrijfswoning gehandhaafd.

  • e. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;

In het plangebied is geen sprake van specifieke beeldbepalende bouwvormen. Wel zijn de landschappelijke elementen in en rondom het plangebied landschappelijk waardevol. Het beeldkwaliteitsplan zorgt ervoor dat deze waarden worden beschermd, worden behouden en waar nodig worden versterkt.

  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;

Voor de ontwikkeling is een erfinrichtingsplan gemaakt (zie bijlage 5). Hiermee is sprake van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de kernkwaliteiten van de omgeving.

  • dat er sprake is van een aanvaardbare verkeerssituatie en het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

In paragraaf 2.3 is beschreven dat er sprake is van een aanvaardbare verkeerssituatie. Op het erf is daarnaast voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein.

  • dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het voorgenomen plan doet geen afbreuk aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Ten opzichte van eventuele geluidhinder afkomstig van het bedrijf heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 2). Hierin wordt geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen. Tevens heeft het geen onevenredig negatieve gevolgen voor het bestaande wegennet. Het aantal vervoersbewegingen en daarmee de verkeersintensiteit zal ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden niet toenemen.

Welstandsnota

Het welstandsbeleid, vastgesteld op 6 december 2012, geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.

Het plangebied bevindt zich in welstandsgebied 'Glastuinbouw traditioneel'. Het traditionele kassengebied wordt gekenmerkt door in de gemeente verspreid liggende gebieden. Het glastuinbouwgebied waar het plangebied deel van uitmaakt is één van deze gebieden.

De bebouwing bestaat voor het overgrote deel uit kassen afgewisseld met aangrenzende bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen die functioneel zijn gebonden aan de sector.

Het beleid is in hoofdzaak gericht op het beheer van de bestaande situatie. De nadruk ligt hierbij op het respecteren van de bestaande basiskwaliteiten. Voor de ontwikkelingen in het plangebied geldt een aantal welstandscriteria waaraan het bouwwerk moet voldoen. Het bouwplan dient bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning op welstand getoetst te worden.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

 

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 1 kilometer afstand, namelijk de Waddenzee. Dit is tevens een NNN-gebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft het bedrijfsperceel van een agrarisch bedrijf. Gelet op de verstoring wordt niet verwacht dat deze kavel een specifiek habitat is voor beschermde soorten. In de omgeving is voldoende gelijkwaardige habitat aanwezig. Voor de uitvoering van het plan wordt een dam aangelegd en wordt een deel van de beplanting aan de zuidoostzijde van de woning van het plangebied verwijderd.

Het is niet uit te sluiten dat de tuin onderdeel is van een habitat van (beschermde) soorten. Het gaat dan vooral om licht beschermde soorten zoals mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis. Het struweel en de jonge bomen zijn vanwege de omvang ongeschikt voor verblijfsplaatsen voor beschermde soorten of jaarrond beschermde nesten. Het plangebied kan wel een deel van een habitat vormen. In de directe omgeving van het plangebied is voldoende gelijkwaardig habitat aanwezig. Daarnaast blijft het gebied in de nieuwe situatie in gebruik als tuin en daarmee geschikt als habitat.

De kavel vormt geen doorgaande lijnvormige structuur, zodat het geen deel uitmaakt van een vaste vlieg- of migratieroute van vleermuizen.

De watergang is een alleen via duikers toegankelijk watergang. Daarnaast wordt deze periodiek  onderhouden.  Deze watergang is daarom ecologisch niet interessant. Het voorkomen van vaste verblijfsplaatsen van beschermde soorten wordt niet verwacht.

Het verwijderen van het struweel en het aanbrengen van de dam veroorzaakt dus geen conflicten met de wet Natuurbescherming. Wel geldt de zorgplicht: het doden, verwonden, verstoren of beschadigen van wilde flora en fauna moet worden voorkomen of zoveel als mogelijk worden beperkt. Dit betekent dat het struweel en de jonge bomen zorgvuldig worden verwijderd en de dam zodanig wordt aangebracht dat in het water levende dieren de gelegenheid hebben zich te verplaatsen. Bij de werkzaamheden dient onder andere rekening gehouden te worden met alle broedende vogels (actieve nesten van vogels mogen niet worden aangetast of verstoord). Voor de algemeen voorkomende broedvogels in het gebied geldt dat beplantingen rondom het perceel buiten het broedseizoen verwijderd moeten worden. Hier wordt bij de verdere uitvoering van het project rekening mee gehouden.

Op grond van de wet Natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Een loon- en aannemingsbedrijf behoort tot de milieucategorie 3.1 (bedrijfscategorie landbouw en dienstverlening ten behoeve van de landbouw, algemeen (onder andere loonbedrijven): bruto vloeroppervlak. > 500 m²). Het plangebied is volgens de VNG-systematiek te karakteriseren als een gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een sterke tot matige functiemenging. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Voor het bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een gemengd gebied, waarbij geluid het maatgevende aspect is.

Omdat het bedrijf aan de westzijde direct grenst aan burgerwoningen, wordt niet aan deze afstand voldaan. Wel is de beoogde loods voorzien op een afstand van meer dan 30 meter. De bepalende hinderfactor voor dit type bedrijvigheid is geluid. Daarom is voor de ontwikkeling een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit is opgenomen in bijlage 2. Om de vraag te kunnen beantwoorden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, is de geluidbelasting in het plangebied onderzocht en beoordeeld op basis van de normen uit de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) én het Activiteitenbesluit. Uit het onderzoek volgt dat de geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen voldoet aan de normen zoals gesteld in de VNG-brochure én aan het Activiteitenbesluit. Ter plaatse van de omliggende woningen kan dan ook gesteld worden dat er sprake blijft van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Er is geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning houdt deze functie en er worden geen woningen toegevoegd. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het wegverkeerslawaai is daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.4 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20161024-2-13915). Het plan heeft een beperkte invloed op de waterhuishouding en afvalwaterketen. Voor de ontwikkeling wordt daarom de Korte procedure gevolgd. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met deze maatregelen.

4.5 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Franekeradeel kent ter plaatse van de locatie in het plangebied geen knelpunten met betrekking tot luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn bovendien dusdanig van schaal en aard dat na realisatie ervan de maatgevende waarden niet overschreden worden.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Volgens deze kaart is de kans op het aantreffen van archeologische resten uit de periode steentijd - bronstijd zodanig laag dat de kans op aantasting bij het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling zeer klein is . Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Wel bestaat een kans op archeologische resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Onderzoek is noodzakelijk bij ingrepen groter dan 500 m2. Onder een ‘grootte van een ingreep' wordt verstaan de totale oppervlakte van een bestemmingswijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Mocht een ingreep kleiner zijn dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone wordt aangegeven, dan is archeologisch onderzoek in beginsel niet noodzakelijk.

De loods die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is circa 720 m2. Volgens de FAMKE is in beginsel daarom een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Echter binnen het vigerende bestemmingsplan is een bouwvlak aanwezig in het plangebied op basis waarvan bouwactiviteiten al zijn toegestaan. Met dit bestemmingsplan worden geen ruimere bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt, maar het plan richt zich op het functionele gebruik van de gronden. De nieuwbouw wordt binnen het huidige bestemmingsvlak geplaatst. De ontwikkeling, die meer dan 500 m2 omvat en op basis van de Ijzertijd - Middeleeuwen kaart van het FAMKE tot een archeologisch onderzoek zou moeten leiden, wordt volledig binnen het bouwvlak geplaatst. De bestaande bouwmogelijkheden worden hiermee niet verruimd. Gelet op de toepassing van de FAMKE en de grootte van de ingreep is een archeologisch onderzoek voor het voorliggende initiatief niet noodzakelijk en vormt dit aspect geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden in de vorm van panden -en/of objecten. Wel wordt het landschap van het plangebied als cultuurhistorisch aangemerkt. Het plangebied ligt in het Kweldervlakte landschap. Met dit bestemmingsplan worden geen ingrepen in de kwelderwal voorgesteld. Er is geen sprake van diepploegen, egaliseren, afgraven, afschuiven en/of ophogen van gronden en/of het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen. Er is slechts sprake van een zeer beperkte ingreep, in de vorm van een nieuw aan te leggen inrit, ten behoeve van een bedrijfstechnische noodzaak (zie paragraaf 2.3).

Door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' blijft deze beschermd.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

In de huidige situatie is er reeds sprake van een bedrijfsmatige bestemming met daarbij een bedrijfswoning. In 1996 is een bodemonderzoek uitgevoerd (1-10-1996, IJB Groep, rapportnummer 61118). Op basis van dit onderzoek is het niet aannemelijk dat er sprake is van een ernstige verontreiniging. Vanuit het aspect bodem bestaan op voorhand geen belemmeringen voor de ontwikkeling. In het kader van de vergunningverlening voor bouwen is het uitvoeren van een bodemonderzoek wel verplicht.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet in het invloedgebied van routes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan ook geen bedrijf mogelijk gemaakt waarin sprake is van een risicovolle inrichting. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming. Daarnaast loopt door het plangebied een radarverstoringsgebied met daarbij een verbod op bouwwerken hoger dan 65 meter. Met dit bestemmingsplan worden dergelijke bouwwerken niet mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE REGELING

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan Buitengebied.

Agrarisch

Deze bestemming bevat de bepalingen die relevant zijn voor de agrarische gebiedsbestemming. Ten opzichte van de bestemming 'Agrarisch' in het plan Buitengebied is geen bouwvlak opgenomen.

Hiermee worden eventuele bouwmogelijkheden uitgesloten. Dit is van toepassing op de gronden van de fruitbomen aan de noordkant van het plangebied.

Bedrijf - Loon- en aannemersbedrijf

De gronden van het loon- en aannemers bedrijf krijgt naar aanleiding van de verleende ontheffing van de provincie Fryslân de specifieke bestemming 'Bedrijf - Loon- en aannemersbedrijf' (zie paragraaf 3.2 en bijlage 3). De bouw- en gebruiksregels zijn in deze bestemming afgestemd op de gewenste mogelijkheden.

Gebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden, waarbij in de regels een maximale oppervlakte van 2.000 m2 is opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is daarnaast een bedrijfswoning toegestaan. In dit geval betreft het de bestaande bedrijfswoning.

Dubbelbestemming Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen

Het plangebied maakt deel uit van een kwelderwal. Om het reliëf van de kwelderwal te behouden, zijn deze bestemd als "Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen". Alleen met een omgevingsvergunning kan toegestaan worden dat er wordt afgegraven en/of opgehoogd, dan wel dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven. Op deze manier worden de waarden beschermd.

Gebiedsaanduiding vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Met de 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' wordt het radarbeeld van het luchtruim vrijgehouden.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit document heeft tevens als onderbouwing voor de gevraagde ontheffing zoals bedoeld in artikel 10.2.1. van de verordening gediend. Op het voorontwerp bestemmingsplan is geen mogelijkheid gegeven tot het verlenen van inspraak.

De provincie heeft op 28 maart 2017 op het voorontwerp en ontheffingsaanvraag gereageerd. De provincie heeft, op enkele opmerkingen na, aangegeven akkoord te zijn met het voorontwerpbestemmingsplan en heeft tevens op grond van artikel 10.1.1 van de verordening ontheffing verleend. De ontheffing is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. Voorwaarde voor de ontheffing is dat de planregels zodanig aangepast worden dat alleen een loon- en grondverzetbedrijf op het perceel is toegestaan. De gronden van het loon- en aannemers bedrijf krijgt naar aanleiding van de verleende ontheffing van de provincie Fryslân de specifieke bestemming 'Bedrijf - Loon- en aannemersbedrijf' (zie paragraaf 3.2 en bijlage 3). De provincie heeft in zijn brief van 10 mei 2017 (zie bijlage 4) gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. De provincie adviseert om een herkomstbepaling in de planregels op te nemen zodat alleen loon- en aan aannemersbedrijf Jelgersma zich ter plaatse kan vestigen. In de mail van 18 mei 2017 heeft de provincie aangegeven akkoord te zijn met de voorgestelde planologische regeling. De bouw- en gebruiksregels zijn in deze bestemming afgestemd op de gewenste mogelijkheden.

Zienswijzen

Het plan heeft conform de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening in de versie van ontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Tijdens deze periode was het mogelijk om zienswijzen over het plan in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.

Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is vervolgens op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat hier om een particulier initiatief. De gemeente draagt geen financiële verantwoordelijkheid en risico's. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling indien er sprake is van een bouwplan, zoals gedefinieerd in het Bro. Er is sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is in eerste instantie daarom noodzakelijk.

In dit geval worden er geen anterieure overeenkomsten afgesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. De gemeentelijke kosten worden gedekt vanuit de leges. Voor het overige wordt het initiatief volledig door de initiatiefnemer bekostigd. Gemeente en initiatiefnemer sluiten een planschadeverhaalsovereenkomst af.