direct naar inhoud van Artikel 1 Woondoeleinden
Plan: Uitwerkingsplan (ex artikel 11 WRO) Minnertsga - Groot Hermana fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.00630200070503

Artikel 4 Woondoeleinden

 

 

Be­stemmingsomschrijving

 

A.     De op de kaart voor woondoeleinden aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

        1.     woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

        2.     aan- en uitbouwen;

        3.     bijgebouwen;

        4.     tuinen en erven;

        en in beperkte mate voor:

        5.     woonstraten en paden;

        6.     groenvoorzieningen;

        met de daarbijbehorende:

        7.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingsbe­pa­lin­gen

 

B.     1.     Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de vol­gende be­pa­lin­gen:

                a.     als hoofdgebouw zullen uitsluitend woonhuizen worden ge­bouwd;

                b.     een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

                c.     een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij op de kaart in het bouwvlak een maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen is aangegeven, in welk geval het op de kaart aangegeven aantal het maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal bedragen;

             d.     indien op de kaart in het bouwvlak een maximum aantal hoofdgebouwen is aangegeven, zal het maximum aantal hoofdgebouwen ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven maximum aantal hoofdgebouwen bedragen;

               e.     de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneenge­bouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceel­grens zal ten minste 3,00 m bedragen;

               f.      de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn ge­steld:

 

bouw­klas­se

goothoog­te

dakhelling

 

maximaal

min.

max.

I

3,00 m

30°

60°

II

4,50 m

30°

60°

III

6,50 m

30°

60°

       

2.     Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijge­bouwen gelden de vol­gende be­pa­­­lin­­gen:

                a.     de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouw­vlak dan wel binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding "bijge­bouwen­ge­bied";

                b.     de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofd­ge­bouw dan wel achter het verlengde daarvan worden ge­bouwd;

                c.     de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per woning, zal ten hoogste 60 m² bedra­gen;

                 d.     de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per woning zal ten hoogste 50% van de opper­vlakte van het bouw­per­ceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, ver­minderd met de opper­vlakte van het hoofdge­bouw, bedragen;

                e.     de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m be­dra­gen;

                f.      de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60° be­­dra­gen.

 

        3.     Voor het bouwen van bouwwer­ken, geen gebou­wen zijnde, geldt de volgende be­pa­lin­g:

                --      de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

Nadere eisen

 

C.    Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden ge­houden met de algemene criteria.

 

Vrijstelling van de bebouwingsbe­pa­lin­gen

 

D.    Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het ge­stelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, vrij­stel­ling verlenen van:

 

        1.     het bepaalde in lid B sub 1 onder e en toestaan dat de af­stand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdge­bou­wen tot de zijdelingse perceelgrens wordt ver­kleind tot 0 m;

 

        2.     het bepaalde in lid B sub 1 onder f en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van bouwklasse "I" of "II", de goot­hoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 6,50 m;

 

        3.     het bepaalde in lid B sub 1 onder f en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd tot 0°;

 

        4.     het bepaalde in lid B sub 1 onder f en in lid B sub 2 onder f en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verhoogd tot 80°;

 

      5.    het bepaalde in lid B sub 2 onder a en b en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, worden gebouwd;

 

        6.     het bepaalde in lid B sub 2 onder c en toestaan­ dat de gezamenlij­ke opper­vlakte van de aan- en uit­bouwen en de bijgebouwen wordt ver­groot tot ten hoog­ste 100 m², mits:

                --      de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aange­bouwde bijgebouwen bij woningen ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofd­ge­bouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de opper­vlakte van het hoofdge­bouw;

 

        7.     het bepaalde in lid B sub 2 onder c en d en toestaan dat de geza­menlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen wordt ver­groot tot ten hoogste 150 m², mits:

                a.     de oppervlakte van een bouwperceel ten minste 1000 m² zal bedragen;

                b.     de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aange­bouwde bijgebouwen bij woningen ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofd­ge­bouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de opper­vlakte van het hoofdge­bouw;

 

        8.     het bepaalde in lid B sub 2 onder d en toestaan dat de geza­menlij­ke opper­vlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebou­wen wordt vergroot tot 100% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde ge­vel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofd­gebouw, mits:

                --      de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van een gehandicapte.

 

Strijdig gebruik

 

E.     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 17 lid A, wordt in ieder geval gerekend:

        1.     het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als verblijfsruimte en/of voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

        2.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

Vrijstelling op het gebruik

 

F.     Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in de Beschrijving in Hoofdlijnen, vrij­stel­ling verle­nen van:

        --      het bepaalde in lid A sub 1 juncto artikel 17 lid A en toe­staan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden ge­bruikt voor:

                1.     winkels;

                2.     bedrijven die zijn ge­­noemd in bijlage 1 onder de ca­te­gorieën 1 en 2, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee ge­­lijk te stellen bedrijven, met uit­zon­de­ring van geluidzone­rings­plichtige inrichtingen;

               


mits:

                --      deze vrijstelling alleen wordt toegepast binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aan­­dui­ding "vrijstel­ling ge­mengde functies van toepas­sing".