direct naar inhoud van Regels
Plan: St.-Annaparochie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.StAnna-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan St.-Annaparochie met identificatienummer NL.IMRO.0063.StAnna-VA01 van de gemeente het Bildt;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.6 aangebouwd bijgebouw:

een met het (hoofd)gebouw verbonden en/of een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten:

de in Bijlage 2 genoemde bedrijfsactiviteiten dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:

  • a. de woonfunctie niet onevenredig mag worden aangetast;
  • b. het uiterlijk van de betreffende woning niet mag worden aangetast. Er mag niet meer dan één reclame-uiting worden aangebracht. De reclame-uiting mag ten hoogste één naamsaanduiding of logo bevatten en is uitsluitend toegestaan in de vorm van uitstekende gevelreclame. De lengte van de reclame-uiting inclusief de constructie mag niet meer bedragen dan 1,00 m en mag geen grotere oppervlakte hebben van meer dan 0,50 m². Die reclame mag niet worden verlicht;
  • c. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
  • d. het niet mag gaan om vormen van detailhandel en/of horeca;
  • e. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naast omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen. Ook de verkeersdruk in de naaste omgeving mag niet onevenredig toenemen;
1.8 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten en waarbij:

  • a. de woonfunctie niet onevenredig mag worden aangetast;
  • b. het uiterlijk van de betreffende woning niet mag worden aangetast. Er mag niet meer dan één reclame-uiting worden aangebracht. De reclame-uiting mag ten hoogste één naamsaanduiding of logo bevatten en is uitsluitend toegestaan in de vorm van uitstekende gevelreclame. De lengte van de reclame-uiting inclusief de constructie mag niet meer bedragen dan 1,00 m en mag geen grotere oppervlakte hebben van meer dan 0,50 m². Die reclame mag niet worden verlicht;
  • c. het beroep dient te worden uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
  • d. het niet mag gaan om vormen van detailhandel en/of horeca;
  • e. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naast omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen. Ook de verkeersdruk in de naaste omgeving mag niet onevenredig toenemen;
1.9 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.10 bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.11 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 belemmeringenstrook:

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van de leidingen;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een gebouw, dat ruimtelijk en functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.28 cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebouw voor bijzondere logiesverstrekking:

een gebouw dat krachtens een bestemmingsplan mag worden gebruikt voor een activiteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding huisvesten van personen die bij hun normale dagelijke functioneren huishoudelijke, sociale, sociaalmedische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;

1.34 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.35 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.36 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.37 gemeenschappelijke voorzieningen:

ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door bewoners van twee of meer onzelfstandige woonruimtes;

1.38 grootschalige detailhandel:

detailhandel die vanwege de qua aard en omvang van de gevoerde artikelen in een kernwinkelgebied thuishoort, maar die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van fietsen, autoaccessoires, verlichtingsartikelen, dierbenodigdheden en agrarische bedrijfsbenodigdheden, speelgoed, babyartikelen, bruin- en witgoed en elektronica en outdoorartikelen;

1.39 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.40 hoofdgebouw:

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.42 huishouden:

één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners door het gemeenschappelijk gebruiken van voorzieningen, zoals woonkamer, keuken en sanitair;

1.43 incidenteel evenement:

een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement;

1.44 individueel aaneengebouwd (hoofd)gebouw:

een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneengebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;

1.45 kamerverhuurpand:

gebouw of een deel van een gebouw dat twee of meer onzelfstandige woonruimten bevat, welke woonruimten als hoofdverblijf apart worden of kunnen worden bewoond door verschillende huishoudens, waarbij niet van belang is of die onzelfstandige woonruimten worden gebruikt op basis van een huurovereenkomst dan wel op grond van enige andere titel;

1.46 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.47 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.48 kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, die over het geheel of over een gedeelte van dat gebouw een helling heeft;

1.49 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.50 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.51 logiesverstrekking:

het bieden van de mogelijkheid van recreatief nachtverblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.52 logiesverstrekking aan arbeidsmigranten:

het bieden van de mogelijkheid van nachtverblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben en die ter plaatse of in de regio arbeid van tijdelijke aard verrichten, met name in de agrarische sector, de bouw of de industrie;

1.53 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.55 onzelfstandige woonruimte:

een verblijfsruimte die door de aard van de inrichting en gebruik, het privé-domein is van een bewoner die daarbij is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.56 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.57 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk in de overige situaties: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.58 perifere detailhandel:

detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:

  • a. detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
  • b. detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires, en supermarkten;
  • c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
1.59 periodiek evenement:

een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;

1.60 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.61 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.62 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;

1.63 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.64 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.65 sociaal-culturele doeleinden:

sociale en/of culturele activiteiten als vormingswerk, opbouwwerk, jeugdwerk e.d.;

1.66 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.67 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.68 voorgevelrooilijn:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.69 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.70 vrijstaand bijgebouw:

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.71 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.72 weg:

de weg, inclusief de daaraan gelegen openbare ruimte, zoals paden, stoepen, groenstroken en bermen;

1.73 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.74 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.75 woongebouw:

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.76 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.77 woonruimte:

besloten ruimte die, al dan niet samen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouding;

1.78 zelfstandige woonruimte:

een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 diepte van een bouwwerk:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. sloten, bermen en beplanting;
  • d. paden;
  • e. volkstuinen met daarbij behorende gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "volkstuin",

waarbij het behoud van de cultuurhistorische waarden van het gebied wordt nagestreefd,

met de daarbij behorende;

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 in die zin dat ten behoeve van het agrarisch gebruik gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 4,00 m zal bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het planten van bomen en houtgewas.
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 3" worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - ruime opzet', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regel opgenomen in Bijlage 3 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat, op de gronden ter plaatse van de aanduiding "hovenier", uitsluitend een hoveniers bedrijf en bedrijven genoemd in Bijlage 1 onder categorie 1 zijn toegestaan;
  • b. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  • c. detailhandel in auto's en/of motorfietsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • d. een verkooppunt van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven,

  • e. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. straten en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. sloten, bermen en beplanting.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", zal ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" of "maximum bouwhoogte (m)"aangegeven goot- en bouwhoogte of bouwhoogte bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg"

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg gelden de volgende regels:

  • a. het aantal gebouwen zal ten hoogste één bedragen;
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 80° bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • 1. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
  • 2. er een bedrijfstechnische aantoonbare noodzaak tot uitbreiding is;
  • 3. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • 4. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel in auto's en/of motorfietsen en bijbehorende accessoires ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 2. de verkoop van motorbrandstoffen, in weggebonden artikelen en in benodigdheden voor motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg", met dien verstande dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10 m² mag bedragen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, anders dan in combinatie met de bedrijfsfunctie, met uitzondering van gronden ter plaatste van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
  • c. het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en anders dan de bestaande bedrijven die zijn genoemd in lid 4.1;
  • f. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan 1 woning;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • i. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m²;
    • 2. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
    • 3. het gebruik plaatsvindt in de bestaande gebouwen;
    • 4. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het winkelapparaat in de diverse kernen;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 onder e in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "detailhandel", "hovenier" of "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg", wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • b. de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin' en/of 'Wonen', met dien verstande dat:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast na beëindiging van het bedrijf;
    • 2. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 11, 14, 18 en/of 22 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van 'Wonen'van toepassing zijn, met dien verstande dat de bouwregels zoals opgenomen in de bestemming 'Bedrijf' van toepassing blijven, indien de wijziging uitsluitend betrekking heeft op een verandering van het gebruik;
    • 2. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
  • b. een gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation";
  • c. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. terreinen;
  • f. ontsluitingswegen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "antennemast" mag de bouwhoogte van een antennemast ten hoogste 32,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 6 Bedrijf - Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 al dan niet in combinatie met productiegebonden detailhandel,

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven,

  • b. dienstverlening;
  • c. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. straten en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 80% bedragen;
  • c. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de weg zal ten minste 5,00 m bedragen.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • b. de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • d. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" worden gebouwd;
  • e. inpandige bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • f. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen zal per bouwperceel ten minste 250 m² bedragen;
  • i. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • j. een gebouw zal zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30º en ten hoogste 60º.
6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2, sub a in die zin dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2, sub b in die zin dat de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen wordt verkleind, mits de brandveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.2, sub c in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.2, sub j in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd dan wel een gebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.2, sub j en lid 6.2.3, sub d in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als bouwperceel over een oppervlakte van minder dan 1.000 m² en meer dan 2.500 m²;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met de woonfunctie;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het wonen anders dan in combinatie met de bedrijfsfunctie;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - zichtzone", voor opslag- en bedrijfsdoeleinden;
  • g. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan 1 woning;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5, sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 6.5, sub e in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van perifere detailhandel in auto's, boten en caravans, mits de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan het winkelapparaat in de diverse kernen.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
  • b. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2";
  • c. kantoren, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
  • d. grootschalige detailhandel in dierbenodigdheden, brand- en explosiegevaarlijke stoffen en opslag van consumentenvuurwerk, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel grootschalig;
  • e. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer";
  • f. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • g. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
  • h. een baan voor mini stockcars, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - mini stockcarbaan";
  • i. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. straten en paden;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. sloten, bermen en beplanting.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 80% bedragen.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de weg zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • b. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen, met dien verstande dat ter plaats van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)", de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte mag bedragen;
  • e. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" worden gebouwd;
  • f. per bedrijf mag ten hoogste één niet inpandige bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een bedrijfsgebouw of een bedrijfswoning zal ten hoogste 60º bedragen.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw dat het dichtst op de weg is gebouwd, worden gebouwd;
  • b. erf- en terreinafscheidingen mogen niet worden gebouwd, indien de zijdelingse bouwperceelgrens aan de openbare ruimte grenst, anders dan aan een weg;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag ter plaatse van de aanduiding "antennemast" een antennemast ten behoeve van de mobiele telefonie worden geplaatst met een bouwhoogte van ten hoogste 30,00 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1, sub a in die zin dat bedrijfsgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van het accentueren van bijzondere gevelelementen aan de voorzijde van het bouwperceel;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2, sub b in die zin dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.2, sub c in die zin dat de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen wordt verkleind, mits de brandveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.2, sub d in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m, met dien verstande dat de afwijking niet geldt in de zone langs de Draai;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.2, sub e in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de ter plaatse aangegeven aanduiding "bedrijfswoning" wordt gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van een bedrijfswoning tot de weg ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 2. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² bedraagt;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeer niet hoger zal zijn dat de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.2, sub e in die zin dat ten hoogste één bedrijfswoning wordt gebouwd buiten de ter plaatse aangegeven aanduiding "bedrijfswoning", mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend geldt ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - afwijkingsgebied";
    • 2. de afstand van een bedrijfswoning tot de weg ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² bedraagt;
    • 5. de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeer niet hoger zal zijn dat de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 6. de toename van het groepsrisico kan worden verantwoord;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.2, sub h en lid 7.2.3, sub d in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°;
  • h. het bepaalde in lid 7.2.4, sub a en toestaan dat erf en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw dat het dichtst op de weg is gebouwd, worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand tot de bouwperceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
    • 2. de afwijking uitsluitend wordt toegepast bij bedrijven die vanwege hun bedrijfsactiviteiten overwegend gebruik maken van onbebouwd terrein en relatief weinig gebouwen nodig hebben;
    • 3. de erf- en terreinafscheidingen vanuit de bedrijfsfunctie noodzakelijk zijn en bijdragen aan een goede ruimtelijke inpassing van de betreffende bedrijfsactiviteiten;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen die grenzen aan de openbare ruimte worden afgeschermd met opgaande beplanting;
  • i. het bepaalde in lid 7.2.4, sub d in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als bouwperceel over een oppervlakte van minder dan 2.500 m²;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "detailhandel grootschalig", in welk geval detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en opslag in consumentenvuurwerk is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 2.000 kg consumentenvuurwerk;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "detailhandel grootschalig";
    • 2. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "detailhandel perifeer";
    • 3. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
    • 4. productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2";
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, anders dan in combinatie met de bedrijfsfunctie, met uitzondering van gronden ter plaatste van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
  • h. het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • i. het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG ten behoeve van en verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • j. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan 1 woning;
  • k. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • m. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • n. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.5, sub b, c en d in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van perifere detailhandel, grootschalige detailhandel in dierbenodigdheden en agrarische bedrijfsbenodigdheden, detailhandel in motorbrandstoffen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, mits:
    • 1. het vanwege ruimtebeslag of (verkeers)overlast onmogelijk of onwenselijk is de desbetreffende vestiging in of aangrenzend aan de bestaande winkelgebieden in de kernen van de gemeente het Bildt in te passen;
    • 2. er met betrekking tot de vestiging van detailhandel in bouwmaterialen, woninginrichtingsartikelen en agrarische bedrijfsbenodigdheden geen onevenredige aantasting van de distributieve voorzieningen in de kernen van de gemeente het Bildt zal optreden;
    • 3. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
    • 4. de vestiging plaatsvindt in de bestaande gebouwen;
    • 5. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan het winkelapparaat in de diverse kernen;
    • 6. ten aanzien van het toelaten van detailhandel in motorbrandstoffen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen, wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. het bepaalde in lid 7.5, onder e en f in die zin dat de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten gelijkwaardig aan bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. de activiteiten uitsluitend in bedrijfsunits plaatsvinden;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte per unit niet meer dan 300 m² bedraagt;
    • 3. er geen buitenopslag plaatsvindt en (permanente) buitenactiviteiten plaatsvinden;
    • 4. de activiteiten geen beperkingen opleveren voor de bedrijven in de directe omgeving;
    • 5. de volgende activiteiten niet plaatsvinden:
      • detailhandel;
      • horeca;
      • medische en sociale praktijken;
      • kapsalons, nagelstudio's, schoonheidssalons en vergelijkbare activiteiten;
      • het houden van dieren;
      • opslag van gevaarlijke en/of brandbare stoffen;
  • c. het bepaalde in lid 7.5, onder e in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
  • d. het bepaalde in lid 7.5, onder f in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 , mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "detailhandel grootschalig", "detailhandel perifeer", "specifieke vorm van bedrijventerrein - mini stockcarbaan" of "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het bosgebied;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • d. paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. sloten, vijvers, en daarmee gelijk te stellen water;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van lichtmasten;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrok­ken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamhe­den uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van paden;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recrea­tief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • d. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de gronden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale bosbeheer betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
8.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 8.4.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden. Voor de in 8.4.1 onder a tot en met d genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van bosbeheer.

Artikel 9 Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. winkels, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • b. winkels met inbegrip van grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "supermarkt", met daarbij behorend:
    • 1. bestaande inpandige, dan wel uitpandige laad- en losdokken;
    • 2. winkelwagentjesstallingsvoorzieningen;
  • c. detailhandel in combinatie met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • d. een drukkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - drukkerij";
  • e. logiesverstrekking aan arbeidsmigranten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - huisvesting arbeidsmigranten";
  • f. een installatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van centrum - installatiebedrijf";
  • g. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  • h. horecabedrijven, met uitzondering van bars en bar-/dancings;
  • i. sociaal-culturele doeleinden;
  • j. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • k. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen,

met de daarbij behorende:

  • l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. straten en paden;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. sloten, bermen en beplanting.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat, op de gronden ter plaatsen van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - steeg", geen gebouwen mogen worden gebouwd.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten minste één gevel van een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • b. de diepte van een hoofdgebouw dat uitsluitend wordt gebruikt als woning, zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. de diepte van een hoofdgebouw dat wordt gebruikt voor een andere functie dan woning, dan wel ten behoeve van het wonen in combinatie met een andere functie zal ten hoogste 30,00 m bedragen;
  • d. het aantal geluidgevoelige gebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal geluidgevoelige gebouwen" aangegeven aantal bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" aangegeven goothoogte bedragen, dan wel de bestaande (vergunde) goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - geen minimale dakhelling" de dakhelling minder dan 30° of 0° mag bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub c geldt geen maximale diepte indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - diepteregeling niet van toepassing".
9.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.2 sub a en toestaan dat de gevel(s) van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt(en) gebouwd;
  • b. lid 9.2.2 sub c en toestaan dat de diepte van een hoofdgebouw dat wordt gebruikt voor een andere functie dan het wonen dan wel ten behoeve van het wonen in combinatie met een andere functie wordt vergroot;
  • c. lid 9.2.2 sub f en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. lid 9.2.2 sub g en lid 9.2.3 sub e en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • e. lid 9.2.3 sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
  • f. lid 9.2.3 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt vergroot tot 100%, mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n).
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van hoofdgebouwen als geluidgevoelig gebouw, indien daardoor het aantal geluidgevoelige gebouwen meer zal bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal geluidgevoelige gebouwen";
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een winkel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 350 m² bedraagt, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 sub c en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden in combinatie met detailhandelsactiviteiten;
  • b. het bepaalde in lid 9.5 sub b en toestaan dat meer dan het in het bestemmingsvlak aangegeven aantal hoofdgebouwen wordt gebruikt als geluidgevoelig gebouw, mits:
    • 1. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "specifieke vorm van centrum - drukkerij" of "specifieke vorm van centrum - installatiebedrijf", wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • b. de verkoopvloeroppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding "supermarkt" wordt vergroot met ten hoogste 1.000 m2;
  • c. de aanduiding "supermarkt" op de verbeelding wordt aangebracht, mits:
    • 1. de verkoopvloeroppervlakte per winkel in voedings- en genotmiddelen ten hoogste 1.500 m² zal bedragen.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  • b. sociaal-culturele doeleinden;
  • c. een brandweergarage;
  • d. een ambulancepost,

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. straten en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. sloten, bermen en beplanting.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 11,00 m bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 3,00 m zal bedragen.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven;
  • d. het gebruik van de onbebouwde gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd uitgesloten - parkeervoorziening" ten behoeve van parkeervoorzieningen;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.5 sub a en toestaan dat detailhandel in de eerste bouwlaag wordt gevestigd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de distributieve voorzieningen in het centrumgebied van St.-Annaparochie.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, groenstroken en beplanting;
  • b. bebossing;
  • c. woonstraten;
  • d. paden, waarbij indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van groen - cultuurhistorisch waardevol pad”, de instandhouding van de cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd;
  • e. sloten, bermen en beplanting,

met de daarbij behorende:

  • f. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden voor wegen, paden, in- en uitritten en andere verhardingen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - bufferzone";
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen - cultuurhistorisch waardevol pad” is een omgevingsvergunning vereist:

  • het wijzigen van het beloop of het profiel van de padenstructuur.
11.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 11.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
11.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 11.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pad.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in:

  • a. de bestemming 'Verkeer - Verblijf', mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1" en is bedoeld als doorsteek naar een mogelijke oostelijke uitbreiding van het bedrijventerrein;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 20 van toepassing zijn.

Artikel 12 Groen - Park

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen
  • b. plantsoenen;
  • c. bebossing en beplanting;
  • d. vijvers, waterlopen en waterpartijen;
  • e. paden,

waarbij het instandhouden van het karakter van het park wordt nagestreefd,

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van boombeplanting;
  • b. het graven en/of dempen van sloten en/of waterpartijen.
12.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 12.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
12.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 12.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebossings- en waterstructuur van het betreffende park.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven, met uitzondering van bars en bar-/dancings;
  • b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning',

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • d. een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning zal zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 60° zal bedragen, tenzij in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, in welk geval een plat dak is toegestaan.
13.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 80° bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • 1. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
  • 2. er een bedrijfstechnische aantoonbare noodzaak tot uitbreiding is;
  • 3. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • 4. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bars en bar-/dancings;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.5 sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • 1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m²;
  • 2. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
  • 3. het gebruik plaatsvindt in de bestaande gebouwen;
  • 4. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het winkelapparaat in de diverse kernen;
13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in:

  • a. de bestemming 'Groen', 'Tuin', 'Wonen' en/of 'Wonen - Werken', met dien verstande dat:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast na beëindiging van de horeca functie;
    • 2. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 11, 18, 22 en/of 23 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast na beëindiging van de horeca functie;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 14 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bergingen en stallingen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • c. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" ,

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. een gebouw zal zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 60° zal bedragen, tenzij bestaande gebouwen voorzien zijn van een plat dak, in welk geval een plat dak is toegestaan.
14.2.2 Gebouwen ten behoeve van bergingen en stallingen c.q. ten behoeve van onderhoud en beheer

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bergingen en stallingen c.q. ten behoeve van onderhoud en beheer gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² per bouwperceel bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
    • 2. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    • 3. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 14.2.1 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 10,00 m.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen als geluidgevoelig gebouw, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelige gebouwen";
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel ten dienste van maatschappelijke voorzieningen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in:

  • a. de bestemming 'Groen', 'Tuin' en/of 'Wonen', met dien verstande dat:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast na beëindiging van de maatschappelijke functie;
    • 2. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 11, 18 en/of 22 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de bestemming 'Gemengd' waarbij bouwvlakken worden toegevoegd dan wel de situering en de vorm van de bouwvlakken wordt gewijzigd, met dien verstande dat:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast na beëindiging van de maatschappelijke functie;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 2”;
    • 3. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
    • 4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 10 van overeenkomstige toepassing zijn, met uitzondering van lid 10.6;
    • 5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van de bestemming 'Wonen' van toepassing zijn, met dien verstande dat de bouwregels zoals opgenomen in de bestemming 'Maatschappelijk' van toepassing blijven, indien de wijziging uitsluitend betrekking heeft op een verandering van het gebruik;
    • 2. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 15 Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, waaronder stacaravans, ten behoeve van bijzondere woonvormen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - klasse 1";
  • b. gebouwen ten dienste van bijzondere woonvormen, ten behoeve van:
    • 1. onderwijsvoorzieningen;
    • 2. sociaal-culturele doeleinden;
    • 3. medische doeleinden;
    • 4. dagrecreatieve doeleinden;
    • 5. onderhoud en beheer,
      uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - klasse 2",

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. sport- en speelvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60o bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen de gebouwen genoemd in lid 15.1 sub a, zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • e. er zullen ten hoogste 80 stacaravans worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 40 m² bedragen;
  • g. de onderlinge afstand tussen de gebouwen genoemd in lid 15.1 sub b, zal ten minste 10,00 m bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub d en toestaan dat de onderlinge afstand wordt verkleind tot 0,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.1 sub g en toestaan dat de onderlinge afstand wordt verkleind tot 0,00 m.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de in lid 15.1 sub a genoemde stacaravans;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer,

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. bebossing en groenvoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting,

waarbij het instandhouden van waardevolle (graf)monumenten wordt nagestreefd.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
16.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van sierhekken en monumenten op en bij de graven.
16.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 16.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelterreinen;
  • b. sport en recreatie, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals kantines en kleedruimtes;
  • c. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, voorzover ten dienste van sport- en recreatieve doeleinden;
  • d. onderhoud en beheer,

en in beperkte mate voor:

  • e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water;
  • j. groenvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • k. nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen ten behoeve van sport en recreatie

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 18,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van ballenvangers zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een zonne-energiemast zal ten hoogste 10,00 bedragen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van sport - zonne-energiemast";
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 3,00 m zal bedragen.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een zelfstandig horecabedrijf;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen,

met de daarbij behorende:

  • b. woonstraten en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2.1 en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwregels voor erfbebouwing, zoals opgenomen in artikel 22 van toepassing zijn.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. sloten, bermen en beplanting,

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen van wegen en straten met meer dan twee rijstroken;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 20 Verkeer - Verblijf

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen";
  • e. garageboxen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "garagebox",

met daaraan ondergeschikt:

  • f. tuinen en erven,

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;
  • b. garageboxen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garagebox";
  • c. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "garagebox" wordt verwijderd.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen, ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging,

met de daarbij behorende:

  • b. oevers;
  • c. bruggen, duikers en/of dammen;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede waterhuishouding;
  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. een klussenbedrijf, alsmede voor bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - klussenbedrijf";
  • b. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven,

met daaraan ondergeschikt:

  • f. woonstraten en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal vrijstaand dan wel individueel aaneengebouwd worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" in welk geval het ter plaatse van de aanduiding genoemde aantal hoofdgebouwen ten hoogste aaneengebouwd zal worden;
  • d. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
  • e. de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)";
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal niet minder en niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden);
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum dakhelling (graden)";
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal net meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)".
22.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)" waar de maximale gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste de aangegeven oppervlakte bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "antennemast" mag de bouwhoogte van een antennemast ten hoogste 18,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.1, sub b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van het hoofdgebouw ten hoogste 17,00 m zal bedragen;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.1, sub e en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van eeneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • c. het bepaalde in lid 22.2.1, sub e en toestaan dat de goothoogte van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 6,50 m;
  • d. het bepaalde in lid 22.2.1, sub g en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 22.2.1, sub h en lid 22.2.2, sub d en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • f. het bepaalde in lid 22.2.2, sub a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies aanwezig is;
    • 3. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
    • 4. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • g. het bepaalde in lid 22.2.2, sub a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
    • 1. de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 1.000 m² zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 3. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies aanwezig is;
    • 4. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
    • 5. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    • 6. vrijstaande bijgebouwen en niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen zoveel mogelijk in de nabijheid van het hoofdgebouw gerealiseerd worden;
  • h. het bepaalde in lid 22.2.2, sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot 100% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n) of ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning op grond van een omgevingsvergunning genoemd in lid 22.4 sub g;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - klussenbedrijf";
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 2, mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • b. de activiteiten niet mogen plaatsvinden binnen vrijstaande bijgebouwen.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie,

het plan wijzigen in die zin dat het aantal woningen wordt vergroot, mits:

  • a. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
  • b. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 23 Wonen - Werken

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2,

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven,

  • b. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning",

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. straten en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sloten, bermen en beplanting.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen
  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de bedrijfswoning zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning";
  • d. in het deel van het bouwvlak dat niet is voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning", mag uitsluitend één bedrijfsgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van het bedrijfsgebouw zal ten minste 200 m² bedragen;
    • 2. de oppervlakte van het bedrijfsgebouw zal ten hoogste 500 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • f. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 60° zal bedragen.
23.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen in of achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 80° bedragen.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (of de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.2.1, sub e en toestaan de goothoogte van een gebouw wordt verhoogd ten hoogste 5,50 m;
  • b. het bepaalde in lid 23.2.1, sub f en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd c.q. dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak.
23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met de woonfunctie;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het wonen anders dan in combinatie met de bedrijfsfunctie;
  • c. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van een agrarisch hobbybedrijf over een oppervlakte van meer dan 150 m²;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • f. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan 1 woning;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • i. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.5, sub d in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
  • b. het bepaalde in lid 23.5, sub e in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

Artikel 24 Wonen - Wooncentrum

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bejaarden-, verpleeg- en/of verzorgingstehuis;
  • b. aanleun- c.q. seniorenwoningen;
  • c. maatschappelijke voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a en b genoemde functies, met dien verstande dat het restaurant ook toegankelijk is voor personen die geen binding hebben met het wooncentrum;
  • d. bergingen en stallingen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. (ontsluitings)wegen, woonstraten en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. vijvers, waterlopen en waterpartijen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. de dakhelling van de gebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.
24.2.2 Bergingen en stallingen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer

Voor het bouwen van bergingen en stallingen ten behoeve van onderhoud en beheer gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² per bouwperceel bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.1, sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca, met uitzondering van het restaurant, zoals genoemd in lid 24.1 sub c;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 25 Wonen - Woongebouw

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen;
  • b. bergingen en stallingen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • c. tuinen en erven,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. woonstraten en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een woongebouw zal niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)";
  • c. de dakhelling van een woongebouw zal niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum dakhelling (graden)";
  • d. de bouwhoogte van een woongebouw zal net meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)".
25.2.2 Bergingen en stallingen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer

Voor het bouwen van bergingen en stallingen ten behoeve van onderhoud en beheer gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² per bouwperceel bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegstaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
  • b. op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de belangen van de leiding niet worden geschaad.

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

26.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
  • b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
26.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in lid 26.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
26.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

26.5.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd, mits er als gevolg van het verleggen van leidingen sprake is van een ander leidingtracé.

Artikel 27 Leiding - Riool

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding met de daarbij behorende onderhoudstrook.

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in lid 27.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegstaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
  • b. op of in de in lid 27.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad.

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 27.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
27.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. het normale onderhoud van de leiding en onderhoudstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
27.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

27.4.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits er als gevolg van het verleggen van de rioolleiding sprake is van een ander leidingtracé.

Artikel 28 Waarde - Monumentale bomen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het instandhouden van de op deze gronden voorkomende boombeplanting.

28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
28.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van boombeplanting.
28.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 28.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
28.2.3 Toetsingscriteria

De in lid 28.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het karakter van de boombeplanting en het straatbeeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Kamerverhuur
30.1.1 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van zelfstandige woonruimte, of een deel van een zodanige woonruimte, als twee of meer onzelfstandige woonruimtes;
  • b. het uitbreiden van het aantal onzelfstandige woonruimtes binnen een woonhuis indien er ten tijde van die uitbreiding reeds een of meer onzelfstandige woonruimtes in dat woonhuis aanwezig zijn.
30.1.2 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw of de omgeving van het gebouw;

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.1.1, in die zin dat de zelfstandige woonruimte wordt omgezet naar onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het voor het betrokken gebied geldende maximum aantal kamerverhuurpanden, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregel omzetten woonruimte' niet mag worden overschreden;
  • b. er geen ander kamerverhuurpand of een gebouw voor logiesverstrekking aan arbeidsmigranten op minder dan 100 meter, rondom gemeten van gevel tot gevel, is gelegen;
  • c. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden ten aanzien van de termijn waarvoor de vergunning geldt en het maximum aantal bewoners van het kamerverhuurpand.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 Veiligheidszone - Gasdrukmeet- en regelstation
31.1.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - Gasdrukmeet- en regelstation" de volgende regels:

  • d. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gevestigd, gerekend vanaf 15 m2 vanaf de bouwgrens van het gasdrukmeet- en regelstation;
  • e. de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen een afstand van 4 m vanaf de bouwgrens van het gasdrukmeet- en regelstation, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
31.1.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen:

  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande vergunde gebruik;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor beperkt kwetsbare objecten binnen een afstand van 4 m vanaf de bouwgrens (of aanduidingsgrens) van het gasdrukmeet- en regelstation, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
31.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "Veiligheidszone - Gasdrukmeet- en regelstation" wordt verwijderd, mits de betreffende activiteiten ter plaatse zijn beëindigd.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
    • 1. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zonne-energiemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
      mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m worden overschreden.

Artikel 33 Overige regels

33.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
    Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan CROW-publicatie 317 of aan de meest recente CROW-publicatie indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd.
  • b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde in sub a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.

  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan St.-Annaparochie'.