direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan Vrouwenparochie - Waling Dijkstrastraat 3
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.120520wpl1-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 1 Tuin

1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen,

met de daarbijbehorende:

  • b. woonstraten en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.2 Bouwregels
1.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

1.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

1.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

1.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 1.2.1 in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw worden gebouwd.

Artikel 2 Wonen - 1

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
  • c. tuinen en erven,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. woonstraten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. sloten, bermen en beplanting,

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.2 Bouwregels
2.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen mag ten hoogste 1 per bouwvlak bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 40° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

2.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. indien aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw kunnen worden gebouwd, mag de gezamenlijke breedte van de vóór de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.

2.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

2.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

2.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 2.2.1 onder b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van het hoofdgebouw ten hoogste 17,00 m zal bedragen;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 2.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind tot ten hoogste 20° c.q. dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 2.2.1 onder g en lid 2.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80º;
  • d. het bepaalde in lid 2.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
    • 3. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
    • 4. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • e. het bepaalde in lid 2.2.2 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot 100% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
    • 2. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf.

2.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep.

2.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 2.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 1 Lijst met aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten, mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • b. de activiteiten niet mogen plaatsvinden binnen vrijstaande bijgebouwen.

2.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de milieusituatie, het plan wijzigen in die zin dat het aantal woningen wordt vergroot, mits:

  • a. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijke woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
  • b. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 3 Leiding - Water

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), voor het aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de aangegeven strook, tevens bestemd voor:

  • a. een watertransportleiding,

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

3.2.2 Gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 in die zin dat de in de basisbestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen.

3.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen.

3.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • het permanent opslaan van goederen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Water' wordt verwijderd, mits er als gevolg van het verleggen van leidingen sprake is van een ander leidingtracé.