direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - 2
Plan: Oudebildtzijl
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.040508-VA01

Artikel 18 Wonen - 2

 

18. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen - 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen

c.    tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt:

d.    woonstraten en paden;

e.    groenvoorzieningen;

f.     parkeervoorzieningen;

g.    sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18. 2.    Bouwregels

18. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij in het bouwvlak een maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden is aangegeven, in welk geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven aantal zal bedragen;

d.    de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,50 m bedragen;

e.    de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 40° bedragen;

f.     de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

18. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

a.    indien aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw kunnen worden gebouwd, mag de gezamenlijke breedte van de vóór de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;


c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

e.    de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.

18. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouw(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

18. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de sociale veiligheid;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18. 4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de in bijlage 3 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 18.2.1. onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

-       de diepte van het hoofdgebouw ten hoogste 17,00 m zal bedragen;

b.    het bepaalde in lid 18.2.1. onder e en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd tot ten hoogste 20° c.q. dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

c.    het bepaalde in lid 18.2.1. onder f en lid 18.2.2. onder e en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;

d.    het bepaalde in lid 18.2.2. onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;

2.    er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;

3.    er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;

4.    bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;

e.    het bepaalde in lid 18.2.2. onder b en c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:

1.    de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 1000 m² zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;

3.    er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;

4.    er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;

5.    bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;

6.    vrijstaande bijgebouwen en niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen zoveel mogelijk in de nabijheid van het hoofdgebouw gerealiseerd worden;

f.     het bepaalde in lid 18.2.2. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot 100% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:

1.    de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);

2.    er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;

g.    het bepaalde in lid 18.2.2. onder d` en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt vergroot tot 3,50 m. 

18. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en horeca;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;

d.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.    meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

2.    meer bedraagt dan 50 m²;

e.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep.

18. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 18.5. sub c en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1, mits:

-       de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat:

a.    de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen; en

b.    de activiteiten niet mogen plaatsvinden binnen vrijstaande bijgebouwen.