direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Oudebildtzijl
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.040508-VA01

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    het plan:

het Bestemmingsplan Oudebildtzijl van de gemeente het Bildt;

2.    bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met bijbehorende regels;

3.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.    aan- of uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

6.    aangebouwd bijgebouw:

een met het (hoofd)gebouw verbonden en/of een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

7.    aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten:

de in bijlage 1 genoemde bedrijfsactiviteiten dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:

1.    de woonfunctie niet onevenredig mag worden aangetast;

2.    het uiterlijk van de betreffende woning niet mag worden aangetast (geen reclame-uitingen e.d.);

3.    het bedrijf dient te worden uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;

4.    het niet mag gaan om vormen van detailhandel en/of horeca;

5.    het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naast omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen. Ook de verkeersdruk in de naaste omgeving mag niet onevenredig toenemen; 

8.    aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten en waarbij:

1.    de woonfunctie niet onevenredig mag worden aangetast;

2.    het uiterlijk van de betreffende woning niet mag worden aangetast (geen reclame-uitingen e.d.);

3.    het beroep dient te worden uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;

4.    het niet mag gaan om vormen van detailhandel en/of horeca;

5.    het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naast omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen. Ook de verkeersdruk in de naaste omgeving mag niet onevenredig toenemen;

9.    agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

10.  bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

11.  bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

12.  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

13.  bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

14.  bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

15.  bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

16.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

17.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

18.  bijgebouw:

een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

19.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

20.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

21.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

22.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

23.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

24.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

25.  cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

26.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

27.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

28.  dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

29.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

30.  geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

31.  geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

32.  geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

33.  gevellijn:

de als zodanig aangegeven bouwgrens;

34.  hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

35.  hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

36.  horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een ver­maaks­functie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunc­tie;

37.  kampeermiddel:

a.    een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.    enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

38.  kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etens­waren en dranken;

39.  kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, die over het geheel of over een gedeelte van dat gebouw een helling heeft;

40.  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwe­lijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten be­hoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detail­handel ten dienste van deze voorzieningen;

41.  overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

42.  peil:

a.    voor een bouwwerk dat binnen de aanvullende bestemming “Dijklichaam”, ligt:

-       de kruin van de dijk;

b.    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg, niet zijnde de weg die binnen de aanvullende bestemming “Dijklichaam” ligt, grenst:

-       de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

c.    voor een bouwwerk in de overige situaties:

-       de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 

43.  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

44.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; 

45.  risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit  Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

46.  seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

47.  verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

48.  voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

49.  vrijstaand bijgebouw:

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

50.  vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

51.  winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

52.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 

53.  woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.