direct naar inhoud van Artikel 11 Bedrijf - Kwekerij
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.030506-DE01

Artikel 11 Bedrijf - Kwekerij

 

11. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Kwekerij’ aangewezen gron­den zijn bestemd voor:

a.    bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, ten be­hoeve van een kwekerijbedrijf;

b.    bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

c.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfs­woning;

 

en mede bestemd voor:

d.    de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone - molenbiotoop”;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.    kleinschalige duurzame energiewinning;

f.     wegen en paden:

g.    water;

 

met de daarbijbehorende:

h.    tuinen, erven en terreinen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11. 2.    Bouwregels

11. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 11.1. onder a t/m c ge­noemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, over­kappingen en kassen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde kwekerijbedrijf worden gebouwd;

b.    het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per kwekerijbe­drijf bedragen;

c.    een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

d.    vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswo­ning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;

e.    de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde ge­vel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

f.     de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

  

Functie van een gebouw

Gezamenlijke oppervlakte

Goothoogte in m

Dakhelling

in °

Hoogte

in m

 

max.

max.

min.

max.

max.

Bedrijfsgebouw waaronder een overkapping

1.000 m²*

4,50

20

60

15,00

Bedrijfswoning

-

4,50

30

60

10,00

Aan- en uit­bouwen, bijge­bouwen en overkappingen bij een bedrijfswo­ning

60 m²

3,50

-

60

-

Kassen

4.000 m²+

-

-

-

8,00

*              de oppervlakte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten hoogste 500 m² bedragen

+             ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte” zal de gezamenlijke oppervlakte van kassen ten hoogste 10.000 m² bedragen

11. 2. 2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    er zullen geen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van lichtmasten en de opwekking van windenergie in de vorm van windmolens;

c.    de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

11. 3.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 11.2.1. onder c en toestaan dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits:

1.    de uitbreiding niet plaatsvindt in de richting van de weg(en);

2.    ten minste 70% van de oppervlakte van de bedrijfswoning gesitueerd blijft binnen het bouwvlak;

3.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsitu­atie en het straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.    het bepaalde in lid 11.2.1. onder f en toestaan dat de oppervlakte van een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 700 m² en/of de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 1.500 m², mits:

1.    de vergroting noodzakelijk is vanwege de aard en omvang van de specifieke bedrijfsactiviteiten;

2.    er ten behoeve van de inpassing in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

c.    het bepaalde in lid 11.2.1. onder f en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de kassen wordt vergroot tot ten hoogste 7.000 m² en/of de bouwhoogte van de kassen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:

1.    de vergroting noodzakelijk is vanwege de aard en omvang van de specifieke bedrijfsactiviteiten;

2.    er ten behoeve van de inpassing van de kassen in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

d.    het bepaalde in lid 11.2.1. onder g en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping, wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:

1.    er ten behoeve van de inpassing van het gebouw of de overkapping in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en de landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van kassen zodanig dat de lichtuitstraling vanuit de gevels van de kassen waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, met minder dan 95% wordt gereduceerd;

b.    het gebruik van kassen zodanig dat bij het toepassen van assimilatiebelichting voor wat betreft lichtuitstraling aan de bovenzijde van de kassen, niet wordt voldaan aan hetgeen is opgenomen in bijlage 7 bij deze voorschriften.

c.    het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecrea­tieve doeleinden;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandels­doeleinden, indien de verkoopvloeroppervlakte groter is dan 10% van de bestaande bedrijfsgebouwen met een maximum van 100 m²

e.    het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, zódanig dat de beroepsvloeropper­vlakte:

1.    het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewo­ners van de bedrijfswoning, waarbij twee andere arbeids­krachten ter plekke werkzaam mogen zijn;

2.    de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;

3.    de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 45 m² bedraagt;

4.    parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

5.    horeca en detailhandel plaatsvinden;

f.     het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één wo­ning;

g.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

h.    het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswo­ningen, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;

i.      het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak of een tennisbaan met de daarbijbehorende bouwwerken.

11. 5.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 11.4. sub c en toe­staan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten be­hoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten die zijn ge­noemd in bijlage 6, alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteiten, mits:

-       de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat:

-       de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag be­dragen;

-       de activiteiten niet mogen plaatsvinden binnen vrij­staande bijgebouwen;

-       het parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;

-       er geen horeca en detailhandel plaats mag vinden;

b.    het bepaalde in lid 11.4. onder i en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bouwperceel, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak of een tennisbaan ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

1.    de paardrijdbak of de tennisbaan zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;

2.    er vanwege de paardrijdbak of de tennisbaan geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).

3.    er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt

4.    er geen lichtmasten worden geplaatst.

11. 6.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

 

a.    de bestemming ‘Bedrijf - Kwekerij’ wordt gewijzigd in de be­stemming ‘Agrarisch’, waarbij een bouwperceel met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.    de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf” wordt aange­bracht;

3.    de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 2,5 hec­tare zal bedragen;

4.    vestiging op een bestaand agrarisch bouwvlak niet moge­lijk is;

5.    met de vormgeving van het aaneengesloten bouwvlak zo­veel mogelijk wordt aangesloten bij de landschappelijk ka­rakteristiek en/of de landschappelijke structuur;

6.    de omvang van het te vestigen bedrijf zódanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien;

7.    de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;

8.    er een zódanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op lan­gere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;

9.    de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk ma­ken;

10.  geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangren­zende gronden;

11.  de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te han­teren afvoernorm;

 

b.    de bestemming ‘Bedrijf - Kwekerij’ wordt gewijzigd in de be­stemming ‘Wonen’, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 23 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

3.    de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige be­drijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderij­pand;

4.    bij wijziging van een karakteristiek pand tevens de regels van artikel 28 van overeenkomstige toepassing zijn en er tevens een aanvulling plaatsvindt van bijlage 1 bij deze regels;

5.    een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbe­palende bouwvorm als landschappelijk waardevolle ver­schijningsvorm wordt gehandhaafd;

6.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkhe­den van de aangrenzende gronden.