direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oranjeweg 42-42b te Hollum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.2020074-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Qurios Ameland (hierna: initiatiefnemer) heeft op het terrein aan de Oranjeweg 42-42b te Hollum een recreatiepark ontwikkeld. Het park is in de periode 2017-2018 gerealiseerd en is inmiddels geopend. Onderdeel van deze ontwikkeling is de aanleg van een parkeervoorzieningen voor het park op het perceelsgedeelte ten noorden en ten oosten van Oranjeweg 40-40b. Hiervoor is een omgevingsvergunning verleend. Ook is er een berging op het perceel gerealiseerd.

Een ander onderdeel van de ontwikkeling is een functieverruiming van het reeds gebouwde centrumgebouw aan de zuidwestkant van het perceel (Oranjeweg 42b-d). In dit gebouw wordt de bedrijfswoning bij het recreatiepark voorzien (inpandig). Dit is op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk in het centrumgebouw, maar uitsluitend ter plaatse van het parkeerterrein. De gemeente Ameland wil medewerking verlenen aan realisatie van de bedrijfswoning onder de voorwaarde, dat juridisch-planologisch is verzekerd dat niet elders bij het park een bedrijfswoning kan worden opgericht. Met dit bestemmingsplan wordt deze bouwtitel geamoveerd, wordt de vergunde parkeervoorziening met berging toegestaan en wordt in het centrumgebouw Oranjeweg 42-42b één bedrijfswoning toegestaan.

Ten slotte is op basis van het huidige bestemmingsplan in het centrumgebouw slechts beperkte ondergeschikte en ondersteunende horeca toegestaan. Voor initiatiefnemer is het wenselijk om een volledige horecavoorziening bij het recreatiepark te kunnen exploiteren in het centrumgebouw. Daarom is een separate omgevingsprocedure doorlopen om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan voor een periode van 2 jaar. De initiatiefnemer wil de volledige horecavoorziening permanent exploiteren. Dit wordt middels voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan worden voor het overige grotendeels gehandhaafd voor beide plandelen. De bouwmogelijkheden ter plaatse van het parkeerterrein worden in maximum bouwhoogte en toegestane functies gereduceerd, omdat een volwaardig voorzieningengebouw ter plaatse niet meer noodzakelijk en niet meer aan de orde is.

Samenvattend voorziet het voorliggende bestemmingsplan in:

  • juridisch-planologische doorvertaling verleende omgevingsvergunning voor het parkeerterrein, met aanpassing van de bouwmogelijkheden ter plaatse;
  • verplaatsing van de bouwtitel voor een bedrijfswoning van het parkeerterrein naar het centrumgebouw;
  • functieverruiming van het centrumgebouw met volledige horeca.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van het recreatiepark Qurios Ameland en betreft uitsluitend een terrein aan de zuidkant van het park, aan de Oranjeweg. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Ballum, sectie G, perceelnummers 793 (ged.), 809 (ged.) en 4329 (ged.). De begrenzing van het plangebied is zichtbaar in figuur 1.2 in de volgende paragraaf. De begrenzing wordt gevormd door de vigerende bestemmingsvlakken 'Gemengd'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied  

1.3 Huidig bestemmingsplan

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is 'Recreatieterreinen Hollum', op 23 april 2012 door de gemeenteraad van Ameland vastgesteld. In het plangebied geldt ter plaatse van beide plandelen de bestemming 'Gemengd' met een bouwvlak. Op het oostelijke plandeel ter plaats van het parkeerterrein geldt tevens de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Op het westelijke plandeel ontbreekt deze aanduiding.

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn gebouwen ten dienste van de omliggende kampeer- en recreatieterreinen toegestaan, zoals receptie-kantoor, berging en stalling, ondergeschikte horeca en een ondergeschikte winkel. Verder zijn daarbij behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen toegestaan. Parkeervoorzieningen ten behoeve van de omliggende recreatieterreinen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Voor het recent aangelegde parkeerterrein is echter een omgevingsvergunning verleend (12 april 2018, kenmerk RG/GdB/18041, activiteit planologische afwijking) en op basis van deze vergunning is in het plangebied een parkeerterrein gerealiseerd. De eveneens recent gerealiseerde berging is in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan en is vergund op 5 maart 2018 (kenmerk RG/GdB/18036, activiteit bouwen alsmede welstand).

In het plangebied is het tevens mogelijk om een bedrijfswoning te realiseren, maar uitsluitend ter plaatse van de betreffende functieaanduiding. In de aanleiding is al besproken dat in dit bestemmingsplan de bouwtitel voor een bestemmingsplan wordt verplaatst van het oostelijke plandeel naar het westelijke plandeel. Hiermee wordt voorkomen dat op het oostelijke perceel nog een bedrijfswoning kan worden opgericht.

Ten slotte is het mogelijk om in het plangebied horeca te exploiteren, doch laat uitsluitend 'ondergeschikte horeca ten dienste van de verblijfsrecreatie' toe. Het begrip 'horecabedrijf' is gedefinieerd in het bestemmingsplan (art. 1.32). Het begrip 'ondergeschikte horeca' is daarentegen niet gedefinieerd. Uit de formulering kan de eis worden gedestilleerd, dat de horeca ten dienste moet staan van de hoofdfunctie verblijfsrecreatie. Dit is in de gewenste situatie niet uitsluitend het geval. De eis impliceert in ieder geval dat er geen sprake mag zijn van een zelfstandige horecagelegenheid. De horecagelegenheid maakt integraal onderdeel uit van het recreatiepark en is in hoofdzaak gericht op de gasten van het park, maar ook passanten gebruik zullen gebruik kunnen maken van de horecavoorziening. Die mogelijkheid wenst de initiatiefnemer te bieden. Om dit toe te staan is reeds een separate omgevingsvergunningprocedure doorlopen, waarbij een volledige horecavoorziening voor maximaal 2 jaar is toegestaan. Daarnaast is er een horecavergunning verleend.

Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de volledige horecavoorziening permanent te kunnen toestaan, en om de verplaatsing van de bouwtitel voor de bedrijfswoning juridisch-planologisch te borgen. Daarnaast wordt de bestemmingsplanherziening aangegrepen om de verleende vergunningen juridisch-planologisch te vertalen en een actueel kader te kunnen bieden voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen beide plandelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0002.png"  
Figuur 1.3: uitsnede geldend bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Hollum'  

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstuk 2 en 3 respectievelijk de bestaande en toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 4 vindt een toets aan het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente plaats, waarna in hoofdstuk 5 de milieu- en omgevingsaspecten aan de orde komen. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hoofdstuk 7 en 8 ten slotte gaan in op respectievelijk de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

In 2017 is Qurios in Ameland ten noorden van Hollum gestart met de bouw van het vakantiepark Qurios Ameland. Zowel de 123 vakantiehuizen als het centrumgebouw zijn inmiddels gerealiseerd en in gebruik.

Het plangebied bestaat uit twee delen. In het westelijke plandeel is het centrumgebouw gesitueerd, dat in 2018 is gerealiseerd. Dit wordt momenteel gebruikt als onder meer receptie, bij het park behorende horecagelegenheid, campingwinkel en personeelsverblijf. Tevens is een omgevingsvergunningprocedure doorlopen om (tijdelijk) een volledige horecavoorziening in het gebouw te exploiteren. Hiermee is de oppervlakte van de horecavoorziening vergroot van 34,99 naar 167,5 m².

Het oostelijke plandeel betreft een gedeelte van het parkeerterrein, dat in 2018 is gerealiseerd (142 parkeerplaatsen) met een berging. In paragraaf 1.3 is aangegeven wanneer en op welke basis deze zijn vergund. Het parkeerterrein wordt omgeven met groen, zodat de parkeervoorzieningen zoveel mogelijk aan het zicht vanaf de Oranjeweg worden onttrokken. Het parkeerterrein is ten dienste van het recreatiepark teneinde autoverkeer op het park te minimaliseren en is niet rechtstreeks ontsloten op de Oranjeweg. Ook de berging wordt ten dienste van het recreatiepark gebruikt. Figuur 2.2 geeft een actueel beeld van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0003.png"  
Figuur 2.1: inrichting recreatiepark Qurios Ameland met rood omkaderd het parkeerterrein (incl. berging), dat groter is dan onderhavig plangebied en lichtblauw omkaderd het centrumgebouw.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0004.png"  
Figuur 2.2: huidige situatie plangebied  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

3.1 Parkeerterrein

De bedoeling is dat de onlangs gerealiseerde situatie, bestaande uit het parkeerterrein, de berging en groenvoorzieningen bij het recreatiepark, wordt voortgezet. Benutting van de bestaande planologische bouwtitel voor een bedrijfswoning of een volwaardig centrumgebouw op deze locatie is niet langer aan de orde. De bouwtitel voor de bedrijfswoning wordt verplaatst naar het centrumgebouw, waar een inpandige bedrijfswoning wordt voorzien (zie paragraaf 3.2). Een tweede bedrijfswoning op het park is niet nodig en niet aan de orde. De bestaande bouwtitel in het oostelijke plandeel wordt daarom middels dit bestemmingsplan geamoveerd.

De bouwmogelijkheden voor centrale voorzieningengebouwen in dit plandeel worden gereduceerd. Er is in 2018 een berging opgericht en het is wenselijk om bouwmogelijkheden voor dergelijke ondersteunende gebouwen bij het recreatiepark te handhaven voor de toekomst. Het bouwvlak wordt daarom gehandhaafd, maar er is geen centrumgebouw en geen bedrijfswoning toegestaan. Daarnaast wordt de maximum bouwhoogte gereduceerd van 8 naar 3,5 meter.

3.2 Centrumgebouw

In het centrumgebouw wordt een inpandige bedrijfswoning voorzien op de verdieping. Een bedrijfswoning is noodzakelijk voor de exploitatie en het beheer van het park. Door de bedrijfswoning binnen het bestaande centrumgebouw te realiseren wordt optimaal gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing. Dit zorgt dus voor zorgvuldig ruimtegebruik.

Gezien de eisen die recreanten tegenwoordig aan een verblijf op het park stellen, is daarnaast een breed aanbod aan ondersteunende voorzieningen, met ook een gelegenheid om iets te eten en drinken, noodzakelijk. Niet voor niets beschikken alle recreatieparken op Ameland over een horecavoorziening. De thans volgens het bestemmingsplan toegestane oppervlakte voor Qurios Ameland (max. 34,99 m²) is daartoe echter volstrekt ontoereikend en staat niet in verhouding tot de voorzieningen op andere parken. Daarnaast ligt het recreatiepark aan een recreatieve route op korte afstand van het strand. Gezien die ligging is het wenselijk om ook passanten de mogelijkheid te bieden om ter plaatse een drankje te nuttigen of iets te eten.

Om voorgaande redenen is door initiatiefnemer een uitbreiding van de vergunde horecavoorziening in het gebouw (naar 167,5 m² restaurant) aangevraagd door middel van een tijdelijke vergunning. Deze omgevingsvergunning is inmiddels verleend.

Het restaurant is zowel op de begane grond (97 m²) als op de verdieping (63 m²) gevestigd. Op de verdieping is ook een vide bij het restaurant aanwezig en op de begane grond een buitenterras. Daarnaast is een verruiming van de gebruiksmogelijkheden wenselijk, in die zin dat het verstrekken van maaltijden niet beperkt wordt tot kleine maaltijden, maar een volwaardige lunch of diner kan worden aangeboden aan de recreanten of aan passanten. Verder is het gewenst om alcohol te schenken. Beide verruimingen gelden ook voor het buitenterras behorend bij de horecavoorziening. Met de verruiming is er sprake van een volwaardig restaurant met een kwaliteit en aanbod, dat aansluit op de wensen van de recreant. Wanneer gasten de voorkeur hebben om hun maaltijd in hun vakantiehuis te nuttigen, dan kan gebruik gemaakt worden van de Take-Away op de begane grond (7,5 m²). In de Take-Away worden gerechten gemaakt zoals zelfgemaakte hamburgers en pizza, welke dan afgehaald kunnen worden en op het vakantiepark worden genuttigd.

De horeca blijft gelet op de omvang van de voorziening in relatie tot die van het park ondergeschikt aan het recreatiepark. In hoofdzaak blijft er ook sprake van een ondersteunende functie, omdat de voorzieningen primair doch niet uitsluitend zijn bedoeld voor de recreanten op het park. Omdat de horecavoorziening onderdeel uitmaakt van het centrumgebouw bij het recreatiepark, waarin ook andere functies zoals een winkel en receptie aanwezig zijn, betreft het geen losstaande functie maar een integraal onderdeel van het recreatiepark.

De horeca is dus nadrukkelijk bedoeld voor de gasten van het recreatiepark, maar kan zoals aangegeven tevens door passanten worden gebruikt.

De wens van initiatiefnemer is om deze volledige horecavoorziening permanent te gaan gebruiken. Daarom wordt met dit bestemmingsplan de tijdelijk vergunde horecavoorziening permanent toegestaan in het centrumgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0005.png"  
Figuur 3.1: beoogde situatie centrumgebouw in vogelvluchtperspectief (bron: Dingemans Architectuur)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0006.png"

Figuur 3.2: plattegronden begane grond (onder) en verdieping (boven). De locatie van de bedrijfswoning is met blauw aangegeven (bron: Platform Allround)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Het onderhavige plan omvat gezien de aard van het plan, namelijk het verplaatsen van de bouwtitel van een bedrijfswoning binnen hetzelfde recreatiepark, het toestaan van een parkeervoorziening op het recreatiepark en het verruimen van de mogelijkheden voor horeca-exploitatie op het park, geen ontwikkelingen die in strijd zijn met rijksbelangen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening vormen dan ook geen belemmering voor de voorgenomen planologische wijzigingen.

Er is ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro. Immers voorziet het plan niet in een uitbreiding van het ruimtebeslag, maar in een beperkte functiewijziging/-verruiming voor het centrumgebouw. Ter plaatse van het parkeerterrein worden bouwmogelijkheden voor stedelijke functies juist beperkt. De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, tweede lid Bro) is daarom niet van toepassing op het plan.

4.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte 
In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Doorwerking plangebied
Het plangebied maakt deel uit van deelgebied 'Waddengebied'. Door de jaren hebben zich hier duincomplexen ontwikkeld, die de aanzet zijn voor de huidige Waddeneilanden. De kleiige gronden op onder andere Ameland zijn pas laat ingedijkt, namelijk in 1918. In de jaren '90 is het landschap pas op deltahoogte gebracht. Rond de dorpen op Ameland, en daarmee ook het plangebied, is sprake van esverkaveling. De intensieve verkaveling van de oorspronkelijke mieden was op Ameland de aanleiding voor de eerste ruilverkaveling in Ameland. Hierdoor is een nieuw stramien op het eiland ontstaan en wordt de polder goed ontsloten. Ook wordt het eiland gekenmerkt door boerderijen van kleine omvang met daken van rode dakpannen. Het Waddengebied is verder ingedeeld in diverse landschapstypen. Het plangebied is gelegen in de 'Duinen'. Kernkwaliteiten zijn onder andere de stuifdijken en de recreatieve functies die (verspreid) voorkomen in dit landschapstype.

Dit plan tast de kwaliteiten en aanwezige structuur van de omgeving niet aan. Er wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd met plan, enkel de gebruiksfunctie wordt gedeeltelijk gewijzigd (verbreed) en er worden bouwmogelijkheden ter plaatse van het parkeerterrein geamoveerd. Het centrumgebouw en bijbehorende functies zijn gepositioneerd met inachtneming van de landschappelijke waarden en kwaliteiten. Het centrumgebouw functioneert als eyecatcher van het vakantiepark en met het ontwerp is aansluiting gezocht, en waar nodig een versterking gecreëerd, met het landschap.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling aansluit op het gedachtegoed, zoals opgenomen in de provinciale structuurvisie.

Verordening Romte Fryslân 2014
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Er is zowel sprake van functiegerichte regels (wonen, werken, recreatie e.d.) als algemeen geldende regels (ruimtelijke kwaliteit), waaraan voldaan moet worden wanneer een ontwikkeling mogelijk gemaakt wordt.

Doorwerking plangebied
In de Verordening Romte zijn in artikel 2 algemeen geldende regels opgenomen omtrent 'ruimtelijke kwaliteit'. Aan deze regels dient onder andere voldaan te worden wanneer in het landelijk gebied een ontwikkeling mogelijk gemaakt wordt. In artikel 2.1.1, lid 3 is opgenomen wanneer een plan dient te voorzien in een landschappelijke inpassing. Daarnaast dient de ontwikkeling te voldoen aan artikel 5.6.2 'Bijzondere bepalingen recreatieve voorzieningen'.

Zoals reeds eerder aangegeven wordt met dit plan enkel voorzien in een verruiming van het toegestane gebruik ter plaatse van het bestaande centrumgebouw en wordt een verhund parkeerterrein bestemd. Met betrekking tot de activiteit 'bouwen' vindt geen verruiming plaats, in tegendeel want er worden enkele bouwmogelijkheden bij het parkeerterrein beperkt. Er worden geen aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten aangetast en er is geen sprake van uitbreiding van de recreatieve voorziening. Een landschappelijke inpassing is daardoor niet noodzakelijk. Aanvullend hierop kan gesteld worden dat ook geen sprake is van een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening, maar een intensivering van de bestaande voorziening, waardoor ook voldaan wordt aan artikel 5.6.2.

Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan artikelen 2.1.1, lid 3 en 5.6.2. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

4.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Ameland
In 2011 heeft gemeente Ameland haar 'Structuurvisie Ameland' vastgesteld. In deze visie is het gemeentelijk beleid integraal vertaald, om zo te komen tot een overkoepelende visie welke sturing kan geven aan toekomstige ontwikkelingen op het eiland. Naast kaders voor toekomstige ontwikkelingen, geeft de structuurvisie ook aan hoe gemeente Ameland haar ambities wil realiseren. Ameland is namelijk een veelzijdige gemeente waar verschillende unieke natuurlijke, cultuurhistorische waarden bijeenkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.2020074-VG01_0007.png"  
Figuur 4.1: uitsnede Structuurvisie Ameland  

Doorwerking plangebied
Het plangebied is gelegen in een themagericht zoekgebied (zie figuur 4.1). Het hoofdthema in het plangebied betreft 'recreatie'. Voor recreatie (en toerisme) vindt de gemeente het belangrijk dat behoud van de bestaande toeristische recreatieve structuur in combinatie met een verbetering van het aanbod (luxer en innovatiever) plaatsvindt. Voor de thematische zoekgebieden wordt hier expliciet op gestuurd. Het uitbreiden van de gebruiksfunctie van het centrumgebouw van kleinschalige ondergeschikte naar grotere, reguliere horeca, om zo naadloos aan te kunnen sluiten op de vraag van de recreant, sluit exact aan op het gedachtegoed van de gemeente voor dit 'zoekgebied'. Immers is deze verruiming noodzakelijk om een kwalitatief/luxe aanbod aan de gasten van het park te kunnen bieden, hetgeen met de thans gestelde eisen niet voldoende kan worden bereikt. De overige wijzigingen waarin dit bestemmingsplan voorziet, zijn in het kader van de structuurvisie minder relevant.

Het initiatief is dan ook passend in de 'Structuurvisie Ameland'.

Horecabeleid en maatwerk Qurios Ameland
Op 25 juni 2018 heeft de gemeenteraad van Ameland een motie aangenomen, waarbij besloten is dat de beleidseffecten en de beleidsuitvoering van het horecabeleid worden geëvalueerd. Wanneer dit blijkens de evaluatie nodig is, moet het beleid worden aangepast. Directe aanleiding voor dit besluit is een eerdere aanvraag van Qurios Ameland geweest om de beperkte mogelijkheden voor ondergeschikte horeca te verruimen. Die aanvraag was noodzakelijk omdat het huidige beleid (bestemmingsplan in combinatie met het horecabeleidsplan) alleen zeer beperkte ondergeschikte horeca in het centrumgebouw van Qurios Ameland toestaat. De geboden mogelijkheden zijn, zoals reeds eerder is gemotiveerd, evident ontoereikend om te kunnen voldoen aan een andere wens vanuit het recreatiebeleid om kwalitatief hoogwaardige, luxe recreatievoorzieningen op Ameland tot stand te brengen. Er is dan ook sprake van een knelpunt. Daarnaast is er sprake van een rechtsongelijke situatie, omdat alle recreatieparken op Ameland de beschikking hebben over een volledige horecavoorziening, passend bij de schaalgrootte van de parken. Ook om die reden is het wenselijk om het bestaande knelpunt op te lossen en Qurios Ameland de mogelijkheid te geven om evenals de ander recreatieparken een volledige/volwaardige horecavoorziening te kunnen exploiteren in het centrumgebouw. Omdat er op de andere parken reeds sprake is van een dergelijke voorziening, is er ook geen risico op (ongewenste) precedentwerking.

De raad heeft het voorgaande onderkend en heeft op 25 februari 2019 besloten, dat het gewenst is om dit knelpunt op te lossen door middel van een bestemmingsplanherziening met ruimere gebruiksmogelijkheden voor Qurios Ameland.

Met de voorliggende aanvraag wordt vooruitlopend op de voorbereiding van een dergelijk bestemmingsplan gevraagd om in lijn met de besluiten van de gemeenteraad een tijdelijke vergunning te verlenen voor het gebruik van het centrumgebouw op Qurios Ameland voor een volwaardige horecagelegenheid. Het initiatief voldoet dan ook aan de actuele beleidswensen en –uitgangspunten wat betreft horeca en recreatie en geeft invulling aan het knelpunt dat specifiek voor de projectlocatie wordt ervaren.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals de initiatieven in dit plan, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Sinds 16 mei 2017 is de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend de planologische bouwtitel voor een bedrijfswoning verplaatst binnen hetzelfde recreatiepark en wordt een verruiming wat betreft de aard en omvang van de horecavoorziening bij het recreatiepark toegestaan. Er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden geboden en het centrumgebouw waarin de horeca wordt voorzien heeft reeds een stedelijke bestemming/functie. Een dergelijke wijziging heeft geen betrekking op activiteiten die voorkomen op lijst C en D van het Besluit m.e.r. Er is daarom geen sprake van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten in dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Beoordeling
Verplaatsing bouwtitel bedrijfswoning
Dit bestemmingsplan voorziet in het verplaatsen van de bouwtitel van een bedrijfswoning. Een bedrijfswoning is een geluidsgevoelig object. De bedrijfswoning wordt inpandig gerealiseerd, op de verdieping, centraal in het gebouw. Opgemerkt wordt, dat het vigerende bestemmingsplan ter plaatse reeds een geluidsgevoelig object mogelijk maakt, namelijk personeelshuisvesting. In die zin verandert er in akoestische zin niets. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, wordt hierna ingegaan op het te verwachten woon- en leefklimaat in de bedrijfswoning.

De bebouwing wordt op ten minste 20 meter afstand van de Oranjeweg gerealiseerd, maar de afstand van de bedrijfswoning tot deze weg is groter. De Oranjeweg is geen 30 km/uur-weg (maximumsnelheid 60 km/uur) en heeft dan ook een geluidzone. De bedrijfswoning wordt binnen de geluidzone van de weg gerealiseerd. De Oranjeweg is een relatief verkeersluwe weg, die in de beoogde situatie vrijwel uitsluitend wordt gebruikt door gasten van het park (tot aan de ingang nabij de bedrijfswoning), bezoekers van de horecagelegenheid en de vuurtoren ten westen van het projectgebied en bezoekers van het strand aan de westkant van Ameland. De weg heeft geen functie voor doorgaand verkeer. De verkeersintensiteiten op de weg zijn daarom, met uitzondering van het hoogseizoen, laag. De te verwachten geluidbelasting van de weg is daarom relatief gering. Daar komt bij dat de bedrijfswoning op een aanzienlijke afstand van de weg gerealiseerd wordt. Omdat de bedrijfswoning inpandig en centraal in de bebouwing wordt gerealiseerd, wordt het geluid vanaf de weg bovendien voor een aanzienlijk deel tegengehouden door de bebouwing van het centrumgebouw. Deze omstandigheden maken, dat op voorhand aannemelijk is dat de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de bedrijfswoning niet zal worden overschreden en dat er in de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Horeca
Het initiatief heeft daarnaast betrekking op een verruiming van het bestaande horecagebruik in een bestaand gebouw. Er is daarmee geen sprake van een nieuw geluidsgevoelig object. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is niet nodig.

Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is het ruimtelijk scheiden van onder andere woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als aan bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.

Met dit onderdeel van het initiatief wordt een geluidsproducerende activiteit (uitbreiding van de horecavoorziening) mogelijk gemaakt. Gezoneerde industrieterreinen of bedrijven zijn in de omgeving niet aanwezig. Daarnaast is er in het projectgebied zowel in de huidige als toekomstige planologische situatie geen sprake van geluidzoneringsplichtige activiteiten. Wat betreft het aspect industrielawaai, zijn er dan ook geen akoestische belemmeringen vanuit de Wgh. In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op het aspect akoestiek ten aanzien van omliggende functies. Daarbij wordt dit aspect zowel intern (geluidbelasting van omliggende functies ten aanzien van de bedrijfswoning) als extern (geluidbelasting vanwege de functies in het plangebied) beoordeeld.

Conclusie
Het aspect 'geluid' zorgt niet voor belemmeringen in het kader van dit bestemmingsplan. Gelet op de verkeersintensiteit op de Oranjeweg, de afstand tot de weg en het feit dat de bedrijfswoning inpandig wordt gerealiseerd, is voldoende aannemelijk dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat in de bedrijfswoning. Daarnaast levert het aspect industrielawaai geen belemmering op voor de gewenste verruiming van de horecafunctie in het centrumgebouw.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld, waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2 µg/m3).

Beoordeling
Met het verplaatsen van de bedrijfswoning is er geen sprake van een toename van het aantal te verwachten verkeersbewegingen. Zoals blijkt uit paragraaf 5.12, zorgt ook de uitbreiding van de horecamogelijkheden niet voor een relevante toename in het aantal verkeersbewegingen.

Het initiatief draagt zonder meer Niet In Betekende Mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.

Beoordeling
Verplaatsing bouwtitel bedrijfswoning
Het plan voorziet enerzijds in het verplaatsen van een gevoelige functie (bedrijfswoning) naar het centrumgebouw van het recreatiepark. In de directe omgeving van het centrumgebouw bevinden zich de kampeerterreinen, waarbij het centrumgebouw ten dienste staat van deze terreinen. Het geheel aan functies wordt gezien de directe relatie tussen de functies dan ook bezien als kampeerterrein met keuken, ofwel milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende (gevoelige functies), wanneer sprake is van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. De bedrijfswoning ligt op het recreatiepark, maar logischerwijs is enige overlast vanwege het eigen bedrijf inherent aan het wonen in een bedrijfswoning. Er zijn geen onevenredige effecten op het woonklimaat in de bedrijfswoning te verwachten. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de bedrijfswoning inpandig wordt gerealiseerd.

Aan Oranjeweg 44 is een horecafunctie gevestigd (pannenkoekenhuis). De afstand tussen het centrumgebouw met de bedrijfswoning en de horeca is ca. 40 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand ten opzichte van deze functie (10 meter). Verder zijn er geen functies in de directe omgeving aanwezig welke belemmerd kunnen worden door de voorgenomen ontwikkeling.

Horeca
In het centrumgebouw wordt volledige horeca toegestaan. In de directe omgeving van het centrumgebouw bevinden zich de kampeerterreinen, waarbij (zoals onder meer in de vorige paragraaf is toegelicht) het centrumgebouw ten dienste staat van deze terreinen. In de toelichting bij het geldende bestemmingsplan wordt dit bevestigd en wordt vermeld dat, gezien de grote diversiteit aan functie m.b.t. verblijfsrecreatie, een bestemming 'Gemengd' beter aansluit op de beoogde functie. Tegelijkertijd is zowel in de toelichting als de regels behorende bij het bestemmingsplan vastgelegd dat de bestemming 'Gemengd' altijd een directe relatie met omliggende functies dient te behouden, omdat beide functies ook afhankelijk zijn van elkaar en met elkaar samenhangen. Met andere woorden, zonder vakantiepark kan de beoogde horeca (en andere functies zoals een winkel) in het centrumgebouw niet functioneren en zonder horeca (en andere functies) kan het vakantiepark niet naar behoren functioneren. Het geheel aan functies wordt dan ook bezien als kampeerterrein met keuken, ofwel milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende (gevoelige functies), wanneer sprake is van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Met de voorgenomen gebruiksverruiming van de horeca, wijzigt de milieucategorie van het centrumgebouw en/of het recreatiepark als geheel niet. Het plan heeft dan ook geen onevenredige invloed op omliggende gevoelige functies.

Wanneer de beperkte uitbreiding van de horeca op zichzelf wordt beschouwd, heeft deze geen relevante gevolgen. Het type horeca blijft hetzelfde (lunchroom/restaurant met take-away), de inpandige uitbreiding is beperkt van omvang en er was reeds een terras toegestaan. Daarbij wordt opgemerkt dat het terras niet in de buurt van woningen of andere milieugevoelige functies ligt en met duinkoppen en beplanting wordt omkaderd. Het centrumgebouw en het terras liggen niet in de directe nabijheid van gevoelige functies; deze liggen op meer dan 30 meter afstand. De (akoestische) effecten van de functieverruiming zijn dan ook zeer beperkt.

Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' zorgt niet voor belemmeringen voor dit plan.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is het centrumgebouw aan te merken als een geurgevoelig object. In deze zin wijzigt er niets. De Wgv staat niet aan de ontwikkeling in de weg. Ten overvloede wordt opgemerkt dat er geen veehouderijen in de omgeving aanwezig zijn, waardoor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de bedrijfswoning in dit opzicht voldoende zeker is.

Conclusie
Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod op het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
In het centrumgebouw wordt een bedrijfswoning gerealiseerd en daarmee een gevoelige functie. Omdat deze op de eerste verdieping gesitueerd wordt en er geen bodemingrepen plaatsvinden, is een bodemonderzoek niet noodzakelijk is. Dit geldt ook voor de functieverbreding met volledige horeca, die eveneens in de bestaande bebouwing plaatsvindt.

Overigens is in het kader van de op 27 september 2017 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van het centrumgebouw gebleken, dat de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de beoogde functie, waarbij eveneens sprake was van verblijfsfuncties. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

Conclusie
Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Beoordeling
Uit een inventarisatie van de nationale risicokaart blijkt dat het plangebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, van transportroutes en van leidingen is gelegen. De dichtstbijzijnde risicobron is een buisleiding op bijna 10 kilometer afstand. Hiermee kan gesteld worden, dat er geen sprake is van een risico voor de planontwikkeling. Het plan heeft ook geen invloed op het groepsrisico ten aanzien van risicobronnen.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

5.8 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert geen belemmeringen op voor het plan.

5.9 Waterparagraaf

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij de planvorming. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 wettelijk vastgelegd.

Doorwerking plangebied
Het bestemmingsplan voorziet uitsluitend in het verplaatsen van de mogelijkheid om een bedrijfswoning op te richten bij het recreatiepark en in een functiewijziging binnen de bestaande bebouwing van het centrumgebouw. Er wordt geen extra bebouwingsmogelijkheid gebonden en bovendien geen nieuwe verharding toegevoegd. Het voornemen heeft in beginsel geen gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse.

De bedrijfswoning zal aangesloten worden op het rioleringsstelsel voor het vuilwater. Het centrumgebouw beschikt reeds over voorzieningen voor de afvoer van het hemelwater. Daarin wijzigt niets.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect 'water' niet zorgt voor belemmeringen bij uitvoering van onderhavig initiatief.

5.10 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Het centrumgebouw, waarin de bedrijfswoning en horeca worden voorzien, is reeds gerealiseerd. Er vindt enkel een wijziging in gebruik plaats, bouwkundig vinden geen aanpassingen plaats. Om deze reden en gezien de aard van de nieuwe functie, zijn negatieve effecten voor mogelijke flora- en faunawaarden op voorhand uit te sluiten. De functiewijziging is van zeer beperkte aard in relatie tot de bestaande gebruiksmogelijkheden. Er is ook geen sprake van een verkeersaantrekkende werking. Daarom zijn significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden, waaronder een toename van stikstofdepositie, eveneens uitgesloten. Flora- en faunaonderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
In het kader van deze bestemmingsplanprocedure zijn er geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot flora en fauna.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorie
De Erfgoedwet is per 1 juli 2016 ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Het is daarmee dus verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal.

Doorwerking plangebied
De cultuurhistorische waardenkaart van Provincie Fryslân is gecontroleerd. De cultuurhistorisch waardevolle elementen behorende bij dit landschap blijven behouden, aangezien enkel een wijziging in gebruik plaatsvindt, bouwkundig vinden geen aanpassingen plaats. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de voorgestane ontwikkelingen.

Het aspect 'Cultuurhistorie' zorgt niet voor belemmeringen door uitvoering van onderhavig initiatief.

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Doorwerking plangebied
Er wordt geen bodem geroerd aangezien er geen bouwwerkzaamheden noodzakelijk zijn. Dit plan ziet enkel toe op de wijziging van het gebruik van het centrumgebouw. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen hierdoor niet geschaad worden. Overigens is op de locatie geen archeologische dubbelbestemming van toepassing. Gezien vorenstaande is een archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk.

Het aspect 'Archeologie' zorgt niet voor belemmeringen door uitvoering van onderhavig initiatief.

5.12 Verkeer en parkeren

Verkeer
Het plan voorziet in het verplaatsen van de mogelijkheid om een bedrijfswoning bij het recreatiepark Qurios Ameland op te richten, van het parkeerterrein naar het bestaande centrumgebouw. Er is geen sprake van nieuwe functies. Het plan is niet van invloed op het aantal te verwachten verkeersbewegingen. Ook maakt de bedrijfswoning in beide situaties gebruik van dezelfde ontsluiting op de Oranjeweg. In verkeerskundig opzicht wijzigt er daarom niets.

Daarnaast is er sprake van een functieverruiming door het toestaan van volledige horeca in het centrumgebouw. Er vindt slechts een beperkte intensivering van het aantal verkeersbewegingen plaats met het openstellen van de horecavoorziening voor derden. Deze zal in hoofdzaak worden gebruikt door passanten, zoals fietsers of bezoekers van het strand. De horecavoorziening krijgt een oppervlakte van 167,5 m² bvo. De CROW-kencijfers bevatten geen betrouwbare kencijfers voor restaurants. Gelet op de aard en omvang van de functiewijziging, is een relevante toename van het aantal verkeersbewegingen uitgesloten. Het plan heeft geen negatieve effecten op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.

Parkeren
De bedrijfswoning betreft een bestaande planologische mogelijkheid, die wordt benut op een andere plek op het park. De realisatie van de bedrijfswoning leidt daarom niet tot een toename van de parkeerbehoefte. Bij het centrumgebouw is parkeergelegenheid voor de bedrijfswoning aanwezig. Het is ook niet noodzakelijk om het bestaande aantal parkeerplaatsen op het park uit te breiden ten behoeve van de volledige horecavoorziening, omdat de recreant op het vakantiepark zijn of haar auto elders op het vakantiepark kan parkeren. Voor een restaurantfunctie wordt in niet-stedelijk gebied, rest bebouwde kom een parkeernorm van 14-16 p.p. per 100 m² bvo gehanteerd volgens de CROW-kencijfers. In dit geval is er echter geen sprake van een volledig losstaande functie, maar wordt deze slechts beperkt gebuikt door derden (passanten). Daarvan zal ook slechts een beperkt deel met de auto komen, waardoor er slechts enkele parkeerplaatsen extra benodigd zijn. In het park, nabij het centrumgebouw, zijn ruimschoots voldoende parkeerplaatsen aanwezig.

Het aspect 'parkeren' zorgt niet voor belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Oranjeweg 42-42b te Hollum' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet. De toelichting is juridisch niet bindend.

De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de bestemming en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. De regels vormen in combinatie met de verbeelding het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De verbeelding

Op de verbeelding is uitsluitend de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Dit is in de huidige situatie al het geval en blijft voor de toekomstige situatie in beide plandelen zo. De vigerende bouwvlakken zijn gehandhaafd.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is gezien de aard van het plan aangesloten bij het geldende bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Hollum'.

6.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Gemengd
De bestemming 'Gemengd' voorziet ter plaatse van het centrumgebouw, dat middels een specifieke functieaanduiding is aangeduid, in de mogelijkheid tot het bouwen van gebouwen ten dienste voor een receptiekantoor, winkel, horeca, detailhandel, sport- en spelvoorzieningen, personeelshuisvesting, onderhoud en beheer, berging en stalling. Ten opzichte van de huidige gebruiksmogelijkheden zijn in het centrumgebouw (reguliere) horeca en één bedrijfswoning toegestaan. Voor de zichtbaarheid zijn hiertoe specifieke functieaanduidingen opgenomen. Tevens zijn ook andere voorzieningen zoals parkeervoorzieningen bij het park toegestaan, alsmede groenvoorzieningen.

Ter plaatse van het parkeerterrein zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden beperkter en zijn parkeervoorzieningen en andere bijbehorende voorzieningen toegestaan.

Beide percelen behouden het bouwvlak. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen ten dienste van de bestemming toegestaan. De bouwregels ter plaatse van het centrumgebouw komen overeen met de vigerende bouwmogelijkheden. Op het parkeerterrein worden de mogelijkheden om te bouwen in hoogte en functie beperkter.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Het gaat hier om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bouwgrenzen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, ook brengt het niet met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting


Financiële haalbaarheid
Het plan ziet uitsluitend op het verplaatsen van de mogelijkheid om een bedrijfswoning op te richten in het plangebied, alsmede op een functieverruiming van het bestaande centrumgebouw. De bedrijfswoning en horecavoorzieningen worden beide in de bestaande bebouwing voorzien. Er is geen sprake van een bouwplan. Kostenverhaal is daarom niet aan de orde.

Het andere deel van het plangebied is reeds ingericht als parkeerterrein bij het recreatiepark. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen.

De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

 

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Gezien de aard van de wijziging, is in dit geval besloten om geen inspraak te organiseren.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard van het plan, is overleg in dit geval niet noodzakelijk, omdat er geen belangen van derden in het geding zijn.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is n dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon een ieder zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Tevens is geen aanleiding geweest voor ambtshalve wijzigingen.

Het plan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad op 29 juni 2020.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.