direct naar inhoud van Artikel 12: Recreatie - Recreatiewoningen 1
Plan: Recreatieterreinen Hollum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.080205-VG01

Artikel 12: Recreatie - Recreatiewoningen 1

12.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. aangebouwde bijgebouwen bij recreatiewoningen;
  • c. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • e. sport- en speelterreinen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. straten en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. bebossing;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. watergangen en waterpartijen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2. Bouwregels
12.2.1. Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning zal vrijstaand worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding " maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden", in welk geval ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding aangegeven aantal recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal ten hoogste 115 m² bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, en/of de afstand tussen een recreatiewoning en enig ander gebouw, zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • d. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • e. er mogen geen vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten minste 15° bedragen;
  • h. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten hoogste 25° bedragen.
12.2.2. Bedrijfswoningen
  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
12.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, verminderd met 1,00 m;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.
12.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4. Afwijken van de bouwregels
12.4.1. Afwijken

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 12.2.1 onder g in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt verkleind tot 0°.
12.4.2. Toetsingscriteria

De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  • a. het gebruik van de bijgebouwen bij de recreatiewoningen voor recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
12.6. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.6.1. Vergunningplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen is ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" veen omgevingsvergunning verplicht.

12.6.2. Uitzondering

Het bepaalde in lid 12.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
12.6.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
12.7. Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1. Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om bij of in een bedrijfswoning één appartement te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in de bedrijfswoning bevindt en direct toegankelijk is vanuit de bedrijfswoning;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van de bedrijfswoning, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij de bedrijfswoning wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksvloeroppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen.
12.7.2. Toetsingscriteria

De in lid 12.7.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.