direct naar inhoud van Artikel 26 Wonen - 1
Plan: Hollum 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.020203-VA01

Artikel 26 Wonen - 1

 

26. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.    een aan-huis-verbonden beroep;

2.    kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - kinderopvang”;

3.    appartementen, voorzover ondergeschikt aan het wonen, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;

b.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen, woonstraten en paden;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    groenvoorzieningen;

f.     speelvoorzieningen;

g.    water;

h.    agrarisch medegebruik, ter plaatse van de aanduiding “agrarisch”;

met de daarbijbehorende:

i.      tuinen, erven en terreinen;

j.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26. 2.    Bouwregels

26. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 26.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    een hoofdgebouw zal in de naar de weg gekeerde gevellijn worden gebouwd;

d.    het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij in het bouwvlak de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” is aangegeven, in welk geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het in die aanduiding aangegeven aantal zal bedragen;

e.    de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

f.     de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;

g.    de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;

h.    de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,50 m bedragen.

26. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.    de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal, voorzover deze buiten het bouwvlak worden gebouwd, ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regels:

1.    de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;

c.    in afwijking van het bepaalde in sublid b mag de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, ter plaatse van de aanduiding “wijzigingsbevoegdheid naar recreatieve appartementen van toepassing”;

d.    de goothoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:

-       de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

f.     indien de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.

26. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m.

26. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

a.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    een goede milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de sociale veiligheid; en

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26. 4.    Ontheffing van de bouwregels

26. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 26.2.1. sub b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

-       de oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak;

b.    het bepaalde in lid 26.2.1. sub c en toestaan dat een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde gevellijn wordt gebouwd;

c.    het bepaalde in lid 26.2.1. sub f en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;

d.    het bepaalde in lid 26.2.1. sub g en lid 26.2.2. sub f en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;

e.    het bepaalde in lid 26.2.2. sub a en toestaan dat de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;

f.     het bepaalde in lid 26.2.3. sub b en toestaan dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m.

26. 4. 2. De in lid 26.4.1. genoemde ontheffingen mogen uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeerssituatie; en

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van bijgebouwen voor permanente en/of recreatieve bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, in welk geval:

1.    het aantal appartementen per aanduiding niet meer dan één mag bedragen;

2.    de appartementen niet in bijgebouwen mogen worden gevestigd;

3.    de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte van een appartement ten hoogste 70 m² zal bedragen;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.    meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloer­oppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

2.    meer bedraagt dan 50 m²;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - kinderopvang”.

26. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

26. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 26.5. sub e en toestaan dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:

1.    een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.    een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

-       de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

-       de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;

-       het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-       er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;

-       het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;

-       het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;

-       er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;

-       het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen.

26. 6. 2. De in lid 26.6.1. genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

c.    de milieusituatie;

d.    de woonsituatie;

e.    de verkeerssituatie; en

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26. 7.    Sloopvergunning

26. 7. 1. Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

-       het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

26. 7. 2. Het bepaalde in lid 26.7.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

26. 7. 3. De in lid 26.7.1. genoemde vergunning mag uitsluitend worden verleend onder de volgende voorwaarden:

a.    de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;

b.    de karakteristieke hoofdvorm is in redelijkheid niet te handhaven;

c.    het betreft delen van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen vindt geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaats.

26. 7. 4. Het bepaalde in lid 26.7.1. is niet van toepassing op karakteristieke panden waarvoor reeds ingevolge de Monumentenwet een sloopvergunning is vereist.

26. 8.    Wijzigingsbevoegdheid

26. 8. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

a.    de situering en de vorm van bouwvlakken worden gewijzigd;

b.    de bestemming ‘Wonen - 1’ wordt gewijzigd naar de bestemming’ Wonen - 2’;

c.    de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt verwijderd, mits:

-       de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse is beëindigd;

d.    de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt aangebracht om bij of in een woonhuis één appartement te vestigen, mits:

1.    de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer zal bedragen dan 30% van de begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte van een appartement ten hoogste 70 m² zal bedragen;

2.    de totale beddencapaciteit van de logiesverstrekkende horecabedrijven zal worden afgestemd op de capaciteit zoals deze is geformuleerd in de nota Toeristische capaciteit Friese Waddeneilanden (juni 1996) en de daaruit voortvloeiende beddenboekhouding voor Ameland;

e.    de bestemming ‘Wonen - 1’ wordt gewijzigd naar de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 2’, mits:

1.    deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 3”;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van toepassing zijn;

3.    de functiewijziging plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;

4.    de totale beddencapaciteit van de logiesverstrekkende horecabedrijven zal worden afgestemd op de capaciteit zoals deze is geformuleerd in de nota Toeristische capaciteit Friese Waddeneilanden (juni 1996) en de daaruit voortvloeiende beddenboekhouding voor Ameland;

f.     de bestemming ‘Wonen - 1’ wordt gewijzigd naar de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 1’, mits:

1.    deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 5”;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 van toepassing zijn;

3.    de functiewijziging plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;

4.    de totale beddencapaciteit van de logiesverstrekkende horecabedrijven zal worden afgestemd op de capaciteit zoals deze is geformuleerd in de nota Toeristische capaciteit Friese Waddeneilanden (juni 1996) en de daaruit voortvloeiende beddenboekhouding voor Ameland;

g.    binnen de bestemming Wonen ‘- 1 ‘bouwvlakken worden toegevoegd, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 6”;

2.    de oppervlakte van een woonhuis ten hoogste 120 m² zal bedragen;

h.    de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteris­tiek aange­duid pand (weer) karakteristiek wordt;

i.      de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen.

26. 8. 2. De in lid 26.8.1. genoemde wijzigingsbevoegdheden mogen uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het

Beschermd Dorpsgezicht;

c.    de woonsituatie;

d.    de verkeerssituatie; en

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.