direct naar inhoud van Regels

wijzigingsplan ‘Tsjerkebuorren 50 te Twijzel

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0059.WPTwtsjerkeb50-ON01
Plantype: wijzigingsplan

wijzigingsplan ‘Tsjerkebuorren 50 te Twijzel

Inhoudsopgave

 

wijzigingsplan ‘Tsjerkebuorren 50 te Twijzel

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3. Algemene regels

Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Artikel 4 Overgangsrecht

Artikel 5 Artikel 5 slotregel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan
het wijzigingsplan ‘Tsjerkebuorren 50 te Twijzel’ met identificatienummer NL.IMRO.0059.WPTwtsjerkeb50-ON01 van de gemeente Achtkarspelen;

1.2 bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0059.BPBgBuitengebied13-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen, zijnde het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen;

1.3 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

 

Voor het overige en voor zover hier niet genoemd zijn de begrippen als genoemd in artikel 1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen van overeenkomstige toepassing op dit plan.

 

 

Artikel 2 Artikel 2 Wijze van meten

 

De wijze van meten zoals vervat in artikel 2 van de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Achtkarspelen’ is van overeenkomstige toepassing op dit plan.

 

 

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Wonen

 

 

 

3.1 Bestemmingomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  2. trekkershutten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - trekkershut";

  3. recreatiewoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;

  4. paardenbakken,

  5. Ter plaatse van de functieaanduiding ‘geluidsgevoelige objecten en functies uitgesloten’ zijn geen geluidsgevoelige objecten en functies toegestaan

met daaraan ondergeschikt:

  1. speelvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. infrastructurele voorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,

  

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. tuinen, erven en terreinen;

  

en tevens voor:

  1. een windturbine, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "windturbine".

 

 

3.2 Bouwregels

 

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  2. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";

  3. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;

  4. bij vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het bouwperceel worden gebouwd;

  5. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;

  6. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen;

  8. de dakhelling van een hoofdgebouw mag, niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen;

  9. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat wanneer de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 300 m² mag bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen telt de oppervlakte van omgevingsvergunning vrije bouwwerken niet mee;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag te hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 100 m²;

  3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd;

  4. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwd bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen;

  5. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen is tenminste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  7. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  8. de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;

  9. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen;

  10. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedragen;

  2. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 m bedragen;

  4. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 70 m² bedragen;

  5. de dakhelling van een recreatiewoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;

  2. het bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande masthoogte en wiekdiameter;

  3. de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

3.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van:

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.

 

 

3.4 Afwijken van bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 30.2, sub a, onder 4, voor een andere locatie op het bouwperceel van hoofdgebouwen bij vervangende nieuwbouw;

  2. het bepaalde in lid 30.2 sub a, onder 6, en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot maximaal 7 m.

 

 

3.5 Specifieke gebruikregels

 

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestaande terreinen voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen per bestaand terrein voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan; en

  2. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  3. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  4. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  5. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van de verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;

  4. Het gebruik van en het in gebruik laten nemen van een nieuwe gronden en gebouwen zonder de aanleg en instandhouding van zowel de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen landschappelijke inpassing. In afwijking hiervan mogen nieuwe gebouwen worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van twaalf maanden na ingebruikneming van de nieuwe gebouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen landschappelijke inpassing , teneinde te komen tot een goede stedenbouwkundige inpassing.

  5. Het gebruik en in gebruik laten nemen van gronden en gebouwen, die blijkens bodemonderzoek (bijlage 2 toelichting. vakama rapt. 22018) niet voldoen aan de vereiste bodemkwaliteit, zonder sanering van de betreffende gronden. De sanering van deze gronden dient uiterlijk voor 1 januari 2024 te zijn uitgevoerd.

  6. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;

  7. het gebruik van de in lid 30.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend;

  2. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

  3. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;

  1. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  2. het gebruik van de in lid 30.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de navolgende regels:

  1. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop;

  2. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan;

  3. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt;

  4. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;

  5. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;

  6. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;

  7. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur);

  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte, aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voorwerpen, stoffen, producten, machines en voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel het aanleggen of inrichten van stort- of bergplaatsen daarvoor.

 

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 30.5 sub a, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;

  2. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 30.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

  1. het bepaalde in lid 30.5 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;

  2. het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;

  3. de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;

  4. de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;

  5. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;

  6. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 30.2;

  7. mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;

  8. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;

  9. het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.

 

 

3.7 Omgevingsverginning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het slopen van bouwwerken;

  2. het kappen en/of verwijderen van bomen en struiken;

  3. het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;

  4. het aanleggen van ondergrondse leidingen;.

  5. Aanbrengen van beplanting

  1. In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist indien middels een bodemrapport wordt aangetoond dat de bodem ter plaatse van de werkzaamheden voldoet aan de bodemkwaliteitseisen voor wonen.

 

 

Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3. Algemene regels

 

De algemene regels zoals vervat in artikelen 37 t/m 42 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen zijn van overeenkomstige toepassing op dit plan.

 

 

Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels

 

 

 

 

Artikel 4 Artikel 4 Overgangsrecht

 

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

  

4.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 5 Artikel 5 slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: 

Regels van het wijzigingsplan “Tsjerkebuorren 50 te Twijzel”.Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders op