direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Surhuisterveen - Molenweg 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Molenweg 12 in Surhuisterveen is een praktijk voor kindercoaching gesitueerd. Deze coaching bestaat uit zowel individuele trainingen als trainingen voor maximaal vier kinderen. Trainingen worden aan de Molenweg 12 gegeven, maar ook op locatie. Om de praktijk beter in te kunnen richten is het plan om achter de woning aan de Molenweg 12 een loods te bouwen om trainingen te geven. In de loods wordt tevens een zwembad gerealiseerd die gebruikt wordt voor zwemles in een kleinschalige zetting. Daarnaast wordt een gedeelte van de loods gebruikt voor de opslag van materialen en gereedschap.

Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken dient het hele perceel in een bedrijfsbestemming te worden gewijzigd. Het perceel ligt namelijk grotendeels omsloten door de bedrijfsbestemming. Dit betekent ook dat de woning moet worden omgezet in een bedrijfswoning. Op het perceel van de ontwikkeling zijn alleen bedrijven in categorie 1 en 2 toegestaan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de noordoost zijde van het dorp Surhuisterveen op het bedrijventerrein De Lauwers. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in de Beheersverordening dorpen Achtkarspelen, dat is vastgesteld op 16 juni 2016 door de gemeente Achtkarspelen. Een uitsnede van de beheersverordening ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende Beheersverordening dorpen Achtkarspelen

In de beheersverordening is het plangebied bestemd voor 'Woondoeleinden (Wonen)' en 'Bedrijfsdoeleinden' (Bedrijf).

De gronden met de woondoeleinden zijn bestemd voor woningen en voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning. Binnen de woonbestemming is de combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en verkoop van goederen via internet toegestaan. Verder zijn de gronden bestemd voor de bij de woonbestemming behorende erven, paden, openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De gronden met de bedrijfsdoeleinden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de bij de regels van de beheersverordening behorende bijlage 'Staat van Bedrijven'. Verder zijn de gronden bestemd voor de bij de bedrijfsbestemming behorende tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen de geldende beheersverordening, omdat de ontwikkeling alleen mogelijk is binnen de bedrijfsbestemming en er ter plaatse van de bedrijfsbestemming ook geen bouwvlak aanwezig is.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de beoogde ontwikkeling (het initiatief) mogelijk te kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de omgeving. Daarom is in dit hoofdstuk een beschrijving van de huidige situatie opgenomen.

2.1 De bestaande situatie

De woning aan de Molenweg 12 is een reguliere woning met twee bijgebouwen, gelegen op het bedrijventerrein De Lauwers. Bij de woning vinden reeds activiteiten plaats ten behoeve van de kindercoaching.

In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is achter de woning aan de Molenweg 12 een loods te bouwen ten behoeve van opslag van materiaal en gereedschap en voor een praktijk voor kindercoaching. Daarnaast wordt in de loods een zwembad gerealiseerd waar op een kleinschalig niveau zwemles wordt gegeven. In figuur 2.2 is de gewenste situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Nieuwe situatie

De nieuw te bouwen loods wordt 20 x 35 meter met een nok- en goothoogte van respectievelijk 7,7 meter en 4,0 meter. De loods bestaat uit drie gedeeltes, te weten unit 1 (oppervlakte circa 197 m2), unit 2 (oppervlakte circa 196 m2) en het zwembad met de bijbehorende ruimtes als kleedruimte, cabines en dergelijke. In figuur 2.3 is een eerste schetsontwerp van de loods weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Schetsontwerp nieuwbouw

Verkeersstructuur

Het plangebied bevindt zich aan de Molenweg, een ontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt een nieuwe erfontsluiting aan de Grensweg gerealiseerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met het aanwezige groen en de benodigde zichtlijnen. Ook wordt rekening gehouden met de brandkraan aldaar. Dit zal in de uitvoeringsfase worden meegenomen. De Grensweg is in een 30 kilometer per uur zone gelegen. De huidige verkeersstructuur wordt niet gewijzigd.

Op basis van de kengetallen uit de CROW-publicatie 317 “kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” mag worden uitgegaan van een ritproductie van 40 ritten per etmaal (gemiddelde weekdag, 'rest bebouwde kom' en 'weinig stedelijk'). Hierbij wordt aangesloten op de kengetallen van een gezondheidscentrum op basis van twee behandelkamers. De feitelijke situatie zal zijn dat op de middagen van weekdagen en de zaterdagochtenden groepszwemles wordt gegeven aan maximaal 5 kinderen per uur. Daarnaast vinden individuele coachingsessies plaats. Gezien het kleinschalige karakter van de ontwikkeling zullen de verkeersbewegingen opgaan in het heersende verkeersbeeld. Het gedeelte van de loods dat gebruikt wordt voor opslag zal tot weinig extra verkeersbewegingen leiden.

Parkeren

Het uitgangspunt van het gemeentelijke parkeerbeleid is dat parkeren moet plaatsvinden op eigen erf. De gemeente hanteert haar eigen parkeernormen die zijn opgenomen in het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan Achtkarspelen. Voor een zwembad geldt een parkeerbehoefte van 10 parkeerplaatsen per 100 m2. In dit geval gaat het niet om een openbaar zwembad, maar wordt er uitsluitend op kleine schaal zwemles gegeven aan maximaal 5 kinderen per uur. Er kan dus worden afgeweken van de parkeernorm gezien de relatief kleine omvang. Op basis van het aantal kinderen wordt ingeschat dat 5 parkeerplaatsen voldoende is. Daarnaast worden 2 units in de loods gerealiseerd. Hiervoor wordt aangesloten bij de parkeerbehoefte voor artsen, therapeuten en kruisgebouwen. Op basis hiervan geldt een parkeerbehoefte van 1,8 per 100 m2 bvo. De oppervlakte van de units bedraag gezamenlijk circa 400 m2. hiervoor geldt een parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen.

De totale parkeerbehoefte komt neer op 13 parkeerplaatsen. Op het erf worden 13 parkeerplaatsen gerealiseerd, wat aansluit op de behoefte aan parkeerplaatsen voor de activiteiten van de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Achtkarspelen deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In het plangebied zal een bedrijfsgebouw binnen stedelijk gebied worden gerealiseerd. De nieuwbouw vindt plaats op het bedrijventerrein De Lauwers. De huidige bestemming 'Wonen' komt met de ontwikkeling op deze locatie te vervallen. De nieuwe bestemming 'Bedrijf' is meer passend op deze locatie. De huidige bedrijfsactiviteiten op de locatie van het plangebied geven aanleiding tot optimalisering en uitbreiding van het aanbod van coaching. De gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan deze ontwikkeling.

Conclusie rijksbeleid

De ontwikkeling in Surhuisterveen is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.

Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe van zuinig ruimtegebruik, omdat de ontwikkeling op een inbreidingslocatie plaatsvindt; het onbebouwde gedeelte van het perceel wordt door het bedrijf benut. De nieuwbouw sluit qua schaal aan bij de omgeving. Het principe dat de bestaande omgevingskwaliteit de basis is voor het ontwerp wordt ook toegepast, omdat de situering en maatvoering van de nieuwbouw wordt afgestemd op de reeds aanwezige bebouwing in de directe omgeving. De regels die zijn opgenomen in de beheersverordening zijn onverkort van toepassing op het plangebied. De principes van zuinig ruimtegebruik en omgevingskwaliteit passen binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen.

Verordening Romte 2014

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De volgende artikelen zijn van toepassing op de ontwikkeling in Surhuisterveen:

4.2 Werkfuncties en voorzieningen per type kern

Artikel 4.2.1

In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum zijn niet toegestaan:

  • a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • b. een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • c. een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • d. een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

De kern Surhuisterveen is een regionaal centrum als bedoeld in de provinciale structuurvisie. De beoogde ontwikkeling voldoet op onderdeel d na aan het gestelde in artikel 4.2.1 uit de provinciale verordening. In Artikel 4.2.4 wordt gesteld dat daarvan kan worden afgeweken.

Artikel 4.2.4

Van de artikelen 4.2.1 tot en met 4.2.3 kan ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijf, of voorziening worden afgeweken, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de overige kern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum.

De functie van het plangebied is niet opgenomen in de bedrijvenlijst welke is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Het verzorgingsgebied is groter dan de kern Surhuisterveen vanwege de specifieke doelgroep. Onderhavige onderbouwing beschrijft dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de functie passend is in de omgeving.

2.2 Archeologie

Artikel 2.2.1

  • 1. In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke.
  • 2. Indien in een ruimtelijk plan wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid wordt onderbouwd op welke wijze in een vergelijkbare bescherming van archeologische waarden is voorzien.

In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect archeologie.

Conclusie provinciaal beleid

Gezien het voorgaande is de beoogde ontwikkeling niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Samen leven in Achtkarspelen (2013)

Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. In de structuurvisie wordt onder andere aangegeven dat Achtkarspelen inzet op behoud van een breed aanbod aan voorzieningen dat zo goed mogelijk bereikbaar is voor de verschillende bevolkingscategorieën. Deze bereikbaarheid is van groot belang voor de aantrekkingskracht van Achtkarspelen als woongemeente, het lichamelijk en geestelijk welbevinden en voor de binding van bestaande bewoners met hun woonomgeving.

Omgevingsvisie Achtkarspelen 2021-2040

In de omgevingsvisie van Achtkarspelen (ontwerpversie 30 november 2021) is ook een visie op de toekomst opgenomen. Eén van de punten heeft betrekking op een vitale en toekomstgerichte economie. Hierin geeft de gemeente aan dat ondernemerschap, talentontwikkeling en innovatieve ideeën uit de mienskip worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Bovendien kijkt de gemeente integraal en gaat zorgvuldig met de beschikbare ruimte om. Het initiatief is in lijn met dit beleid. De huidige woning is 'ingeklemd' tussen bedrijven, maar heeft wel voldoende ruimte voor de beoogde ontwikkeling. Hierdoor wordt zorgvuldig omgegaan met de beschikbare ruimte.

Welstandsnota gemeente Achtkarspelen

Het welstandsbeleid van de gemeente Achtkarspelen is opgesteld in samenwerking met de voormalige gemeenten Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a. Het doel van het welstandsbeleid is om in alle openheid een positieve bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de vier gemeenten. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen.

Het plangebied ligt binnen het gebied 'Bedrijventerreinen Achtkarspelen'. De welstandscommissie zal het voornemen toetsen aan dit geldende kader.

Conclusie Gemeentelijk beleid

De praktijk voor kindercoaching is reeds op de ontwikkellocatie aanwezig. De behoefte aan een dergelijk vorm van zorg aan kinderen is aangetoond. Ook de kleinschalige zweminstructielessen sluiten aan op de behoefte gezien de ervaringen van dergelijke lessen in Opende en Ureterp. Ook de opslag en de bedrijfsactiviteiten in de loods is niet in strijd met het gemeentelijk beleid en met de geldende bedrijfsbestemming dat deels al op het perceel aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Momenteel heeft het plangebied de bestemming "Woondoeleinden (Wonen)" en "Bedrijfsdoeleinden (Bedrijf)". Op het gedeelte van het plangebied dat is bestemd voor bedrijfsdoeleinden, zijn bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Momenteel is op het perceel al een praktijk voor kindercoaching aanwezig, welke wordt uitgebreid met een klein instructiebad voor zwemles in een kleinschalige zetting. Het achterste gedeelte van de loods (gezien vanaf de Molenweg) wordt gebruikt voor de opslag van materialen en gereedschap.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken, krijgt het gehele perceel een bedrijfsbestemming waar uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 worden toegestaan. Het bedrijf voor kindercoaching/zwemles is een bedrijfsmatige activiteit. Het te realiseren gebouw is dan ook niet een "ander geluidsgevoelig gebouw" als bedoeld in het Besluit geluidhinder. Vooral omdat het plan de bestemming "Woondoeleinden (Wonen)" wegbestemd naar een bedrijfsbestemming, is het aspect milieuzonering geen belemmering voor het plan. Er wordt een milieugevoelige functie omgezet naar een bedrijfsbestemming.

Voor zover het gaat om de beoordeling van de situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven, kan worden gesteld dat er wel sprake is van enige regelmaat, maar niet gedurende lange tijd. de coachings- en zwemlestrajecten zijn per individu enkele uren per week en eindig. Voor wat betreft het geluid vanuit de omgeving geldt dat de coachings- en zwemlestrajecten binnen plaatsvinden. Doordat vanuit de milieuregels de geluidemissie van omliggende bedrijven wordt beperkt door de woonbestemming, maakt dat binnen de nieuwe loods er zonder meer een aanvaardbaar binnenklimaat zal zijn. De eigenlijke bedrijfsactiviteit (met name zwemmen) zal meer geluid produceren.

Het plangebied van de beoogde ontwikkeling zal helemaal de bedrijfsbestemming krijgen voor bedrijven met milieucategorie 1 en 2. De afstand tussen de woningen aan de Molenweg die tegenover het plangebied zijn gelegen en het plangebied is meer dan 30 meter. Dit betekent dat ruimschoots aan de richtafstanden categorie 1/2 bedrijven wordt voldaan.

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland (Voormalige EHS). De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied zijn Alde Feanen en Bakkeveense Duinen op respectievelijk een afstand van 15,2 en 12,2 kilometer. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

De ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. De ontwikkeling betreft de bouw van een loods. De loods wordt gasloos gebouwd. Door de extra verkeersbewegingen is het mogelijk dat de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden toeneemt. Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd, aan de hand van de meest recente AERIUS-calculator (6 november 2023), waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 1. Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie zowel tijdens de aanlegfase als de exploitatiefase nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn niet aan de orde.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de ontwikkeling vindt geen sloop, kap of demping van sloten plaats. Bovendien betreft de bouw van de loods een perceelsgebonden ontwikkeling die tussen de bestaande bebouwing op een bedrijventerrein wordt gerealiseerd. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten. De zorgplicht moet wel in acht worden genomen. De zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving (bijvoorbeeld amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland.

Het aspect ecologie staat zowel met betrekking tot gebieds- als soortenbescherming de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

De nieuw te bouwen loods zal onder andere gebruikt worden voor coaching van kinderen en voor zwemles. Ondanks dat het een bedrijfsbestemming wordt is hier deels wel sprake van een bodemgevoelige functie. Gezien de huidige bestemming (wonen en bedrijf) zijn de gronden geschikt bevonden voor de beoogde ontwikkeling. Desondanks is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouwplannen. In de mengmonsters van de grond zijn geen verhoogde gehalten gemeten en in het grondwater zijn geen verhoogde concentraties gemeten.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Zoals aangegeven in par. 4.2 is er geen sprake van het mogelijk maken van een woning of ander geluidsgevoelig gebouw, maar een bedrijfsloods en bedrijfsbestemming. Een formele toets aan de Wet geluidhinder is dan ook niet aan de orde. Voor zover het gaat om de beoordeling van de situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven, kan worden gesteld dat er wel sprake is van enige regelmaat, maar niet gedurende lange tijd. de coachings- en zwemlestrajecten zijn per individu enkele uren per week en eindig. Voor wat betreft het geluid vanwege de Molenweg/Grens geldt dat de nieuwe loods achter de bestaande bebouwing langs de Molenweg/Grensweg wordt gerealiseerd en er daarmee sprake is van enige afscherming en dat de coachings- en zwemlestrajecten binnen plaatsvinden. Hinder vanwege wegverkeer bij het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten kan dan ook worden uitgesloten. De eigenlijke bedrijfsactiviteit (met name zwemmen) zal meer geluid produceren.

Het aspect (weg)verkeerslawaai is geen belemmering voor het project.

4.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (aanvraagnummer: 00013758). De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 3. Daarop is een aanvullend advies uitgebracht door Wetterskip Fryslân. Dit advies is verwerkt in deze waterparagraaf.

Waterkwantiteit

In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

In het plangebied waar de loods wordt gerealiseerd is in de huidige situatie geen verharding. De bouw van de loods leidt dus tot een verhardingstoename.

Volgens de grondwaterkaarten van het Wetterskip is er in dit gebied sprake van 'matige infiltratie' en is dus geschikt voor alternatieve maatregelen ter compensatie volgens de Leidraad Watertoets. Het Wetterskip stelt daarom dat de focus moet liggen op berging en infiltratie op eigen terrein, bijvoorbeeld in de vorm van een wadi of zaksloot. Voor de dimensionering gaat het Wetterskip uit van een bui van 50 mm. De formule is dan toename verharding (gebouwen en verharding) x 0,05 = berging in m3, dus bijvoorbeeld bij toename verharding van 900 m2 is een berging van 45 m3 noodzakelijk. Deze berging moet in zijn geheel boven het grondwaterpeil liggen, en mag een geknepen afvoer hebben naar de bestaande watergang van 1,33 l/s ha (vlg. leidraad watertoets) om weer ruimte te maken. Daarnaast zal, indien een dam-oprit wordt aangelegd het deel van de sloot dat hiervoor wordt gedempt, voor 100 % gecompenseerd moeten worden door het verbreden van de overgebleven sloten.

Mocht blijken dat bovenstaande maatregelen niet of maar ten dele mogelijk zijn op de kavel, dan stelt het Wetterskip dat compensatie kan worden toegepast in het verbreden van de sloot aan de voor- en linkerzijde van de kavel. Hiervoor geldt dan een eis van 10% van de toename verhard oppervlakte.

Om juridisch in dit plan de uitvoering van watercompensatie te borgen is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Om de verhardingstoename te compenseren zal in het plangebied een wadi worden aangelegd, die aansluit op de bestaande watergang aan de zuidzijde van het perceel. De wadi zal voldoende oppervlakte hebben om te voorzien in de benodigde watercompensatie. Op figuur 2 (paragraaf 2.2) is een indicatieve locatie van de wadi ingetekend. Mogelijk wordt deze, al dan niet in overleg met het Wetterskip, nog verplaatst.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemeentelijk riool gelegen aan de Grensweg.

Het watersysteem aan de oostzijde van Surhuisterveen, waar het plangebied ook binnen valt, kent op dit moment eigenlijk geen ruimte meer voor afvoer van extra water richting de boezem. Bij zware buien geeft dit nu al wateroverlast verder oostelijk op industrieterrein de Lauwers. Het Wetterskip is gezamenlijk met de gemeente Achtkarspelen in overleg om de afvoer naar de boezem te verbeteren / verbreden, maar hier kunnen niet alle problemen rondom wateroverlast mee worden verholpen. Bij nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moet volgens het Wetterskip de focus liggen op infiltreren en bergen van regenwater, zodat er geen extra versnelde afvoer komt van regenwater in het watersysteem.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Vergunningen

Voor bronbemaling voor de aanleg van een kelder en zwembad, evenals het lozen van dit water op het oppervlaktewater wordt een vergunning aangevraagd.

Voor het aanbrengen van een dam-oprit in de sloot aan de linkerzijde van de kavel (zuid) is het nodig om via de afdeling vergunningen van het Wetterskip vergunning aan te vragen. Hierin worden eisen gesteld aan de uitvoer en dimensionering van de duiker. Naast een vergunning is het ook nodig om de te dempen gronden te compenseren.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Indien de watercompensatie wordt afgestemd met het Wetterskip is er vanuit het aspect water geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

De gehaltes aan fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zijn namelijk respectievelijk 14 µg/m³ en 7 µg/m³ en liggen daarmee ver onder de grenswaarde. Het aantal verkeersbewegingen zal in beperkte mate toenemen, omdat de coachingspraktijk reeds in het plangebied is gevestigd. Het zwembad zal wel tot een toename van verkeersbewegingen leiden, maar de omvang is dermate beperkt dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Voor de planontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer.

Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen blijkt dat karterend onderzoek noodzakelijk is. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Het plangebied is kleiner dat 5.000 m2, waardoor geen karterend onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.

Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode steentijd-bronstijd blijkt dat ter plaatse van het plangebied onderzoek noodzakelijk is bij grote ingrepen. Van deze gebieden wordt vermoed, op basis van eerder onderzoek dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Voor de meeste kleine ingrepen is hier dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk. Diepere sporen en vondsten kunnen evenwel nog intact zijn. Een uitzondering wordt gemaakt voor zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare. Voor dergelijke grote ingrepen adviseert de provincie een karterend proefsleuvenonderzoek. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden voor de periode steentijd-bronstijd.

Om de archeologische waarden ter plaatse te voorzien van een beschermende regeling is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Surhuisterveen is een veenontginningsdorp dat omstreeks 1600 is ontstaan en aanvankelijk deel uitmaakte van Surhuizum. Bij vervening en dorpsvorming hebben doopsgezinden een belangrijke rol gespeeld. De ligging aan de Feanster Feart heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de plaats tot één van de twee grote kernen van Achtkarspelen.

Het veenontginningsverleden van Surhuisterveen komt tot uitdrukking in de van oorsprong langgerekte structuur van het dorp. In de afgelopen vijftig jaar is Surhuisterveen, mede onder invloed van de opkomst van diverse ondernemingen, sterk gegroeid, zowel in zuidelijke als in noordelijke richting.

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden in en in de nabijheid van het plangebied is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat het plangebied in een gebied ligt met opstrekkende verkaveling, jonge veen/heideverkaveling. Het landschapstype is hoogveenontginning. De verkavelingsstructuur wordt met de bouw van de loods niet gewijzigd.

Het aspect cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waarmee rekening moet worden gehouden. Daarom vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft de bedrijfsbestemming gekregen. Deze is opgezet volgens de geldende beheersverordening en de recente standaarden van de gemeente Achtkarspelen.

Bedrijf

De gronden met de bestemming 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijven. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening. Binnen de bedrijfsbestemming mogen bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is de grond ook bestemd voor sociaal-educatieve doeleinden.

Binnen de bedrijfsbestemming mag één bedrijfswoning worden gebouwd. De bedrijfswoning mag niet hoger zijn dan 11 meter en een goothoogte van 6 meter. De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw is maximaal 8 meter.

Waarde - Archeologie 6

Ter plaatse van het plangebied geldt op basis van het FAMKE dat er archeologische verwachtingswaarden zijn. Op basis hiervan geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze regeling is opgenomen in dit bestemmingsplan, in de vorm van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

5.3 Verbeelding

Het plangebied bestaat uit de bedrijfsbestemming overeenkomstig aangrenzende bedrijfspercelen. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorbereiding

Welstandscommissie

Het plan is beoordeeld door de welstandscommissie Hûs en Hiem en biedt (onder voorbehoud) uitzicht op een positieve welstandsadvisering.

Overleg met buurt

De ontwikkeling vindt achter de bestaande woning plaats, waardoor de bewoners aan de Molenweg weinig hinder zullen ervaren van de beoogde ontwikkeling.

De ontwikkeling is wel van invloed op een aantal bedrijven op het bedrijventerrein De Lauwers. Ter hoogte van die nieuwe uitrit parkeren nu vaak meerdere vrachtauto's.

Vooroverleg

Op grond van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is de ontwikkeling voorgelegd aan de betrokken overlegpartners. Hierop zijn drie overlegreacties ingediend, door de Provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân. De reacties zijn samengevat en beantwoord in de notitie inspraak en overleg, die is opgenomen als bijlage 4. Hierin is ook benoemd op welke wijze het plan is aangepast als gevolg van deze reacties. De overlegreacties zelf zijn opgenomen in bijlage 5.

Zienswijzeperiode

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De overlegpartners zijn geïnformeerd dat het bestemmingsplan ter inzage ligt.

Tijdens deze periode zijn drie reacties ingediend, door Brandweer Fryslân, Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. In alle drie reacties wordt aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het indienen van een zienswijze. Wel merken de Provincie en het Wetterskip nog het volgende op:

Provincie Fryslân

Ten aanzien van ontgrondingen wordt in de reactienota vermeld dat er geen sprake is van een ontgronding waar de Ontgrondingsverordening Friesland van toepassing is, maar wordt niet aangegeven hoeveel er wordt afgegraven, hoe diep en op welke locatie. Gezien de aanvullende opmerking van het Wetterskip over het realiseren voor waterberging is binnen de bestemming ook de mogelijkheid voor 'water' opgenomen. op grond van de huidige gegevens is sprake van een vergunningsplicht.

Reactie gemeente

Als gevolg van de opmerking van de provincie heeft de initiatiefnemer een berekening gemaakt van de grootte van de voorgenomen ontgronding. Hierin zijn alle elementen meegenomen waarvoor grond moet worden uitgegraven. Het gaat hierbij onder meer om de realisatie van de nieuwe bebouwing, aanleg van het zwembad en kelder en de aanleg van de wadi. Een overzicht is weergegeven in bijlage 6. Hieruit is te herleidingen dat er een ontgronding plaatsvindt van 666,97 m3. Daarmee blijft de ontgronding onder de grenswaarde van de vergunningsplicht uit de Ontgrondingsverordening Friesland.

Wetterskip Fryslân

Het Wetterskip wijst erop dat het wateradvies twee keer is opgenomen als overlegreacties, waarvan één wel en één niet geanonimiseerd en verzoekt om alleen de geanonimiseerde versie te laten staan.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van het verzoek van het Wetterskip is uitsluitend de geanonimiseerde versie van het wateradvies als overlegreactie opgenomen in bijlage 5.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De ontwikkeling vindt plaats op eigen grond van de initiatiefnemer. Er zal een planschadeovereenkomst worden gesloten tussen de gemeente Achtkarspelen en initiatiefnemer.

Ook zal het openbaar gebied (riolering, bestrating, verlichting etc.) naar verwachting aangepast moeten worden. Hiervoor zal een anterieure overeenkomst met de gemeente worden gesloten. Daarin worden afspraken vastgelegd over de kosten voor het wijzigen van een bestemmingsplan en de kosten die gemaakt moeten worden om het bouwproject in te passen in de bestaande situatie (voorbereiding en uitvoering). Er staat in wat de gemeente doet en welke kosten door de initiatiefnemer betaald moeten worden en er wordt vastgelegd welke gronden naar de gemeente over gaan.