direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Augustinusga - Blauforlaet 2
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Blauforlaet 2 te Augustinusga bevindt zich een voormalige horecagelegenheid. Ten behoeve van deze gelegenheid zijn op het perceel een hoofdgebouw en enkele bijgebouwen aanwezig. De initiatiefnemer heeft het voornemen om het hoofdgebouw te gaan gebruiken voor reguliere bewoning. Daarnaast zal de woning gesplitst worden, zodat een extra woning mogelijk wordt gemaakt.

Dit voornemen past niet binnen de planologische regeling uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Achtkarspelen'. Ter plaatse van het perceel Blauforlaet 2 geldt namelijk de enkelbestemming 'Horeca', waardoor reguliere bewoning niet mogelijk is. Om de gewenste ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Onderliggend plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in Blauforlaet, een buurtschap in de gemeente Achtkarspelen. Het plangebied is gelegen aan het Prinses Margrietkanaal en de Blauforlaet welke aan de oostzijde wordt ontsloten op de N358. De ligging van het plangebied is aangegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied Achtkarspelen', dat is vastgesteld op 6 maart 2014. In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Horeca'. Een uitsnede van het bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Achtkarspelen'

De voorgenomen ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Weliswaar behoort bij de huidige bestemming 'Horeca' een wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan de bestemming gewijzigd kan worden naar 'Wonen', maar hierbij geldt dat maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd. Aangezien het voornemen is om de woning te splitsen en hiermee 2 woningen mogelijk te maken, past dit niet binnen deze wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich op het perceel een voormalige horecagelegenheid. Het perceel is aan de zuidzijde alleen bereikbaar voor langzaam verkeer. Grenzend aan de kavel is aan de oostzijde een kavel met een oppervlakte van 55 m2 gelegen ten behoeve van nutsvoorzieningen. In figuur 2.1 is een foto van de bebouwing in het plangebied weergegeven en in figuur 2.2 luchtfoto van de bestaande situatie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Foto huidige situatie plangebied (bron: Google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Plangebied met luchtfoto van de huidige situatie

2.2 Voorgenomen situatie

Beschrijving initiatief

Het voornemen is om in het pand op het perceel met de bestemming 'Horeca' een reguliere woning mogelijk te maken. Deze woning zal vervolgens worden gesplitst, waardoor een extra woning ontstaat. Hierbij gaat het enkel om een functiewijziging, van bouw en/of sloop is geen sprake. In parkeergelegenheid is in de huidige situatie al voorzien, en deze parkeervoorziening zal ongewijzigd blijven bestaan in de voorgenomen situatie. Ook de huidige ontsluiting op de N358 aan de oostzijde van het plangebied blijft onveranderd. Aangezien de verkeersgeneratie slechts in zeer beperkte mate zal toenemen zal het planvoornemen niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden..
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied is relatief klein in omvang. Het pand, waarop nu de bestemming 'Horeca' rust, zal gebruikt gaan worden voor reguliere bewoning. Daarnaast zal het pand worden gesplitst, zodat er een extra woning wordt toegevoegd. Dit betreft enkel een functiewijziging, waarbij sloop en/of bouw niet noodzakelijk is. Deze ontwikkeling raakt geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' als procesvereiste opgenomen. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Dit bestemmingsplan realiseert een woonbestemming op een perceel met de huidige bestemming 'Horeca' en splitst de woning zodat een extra woning ontstaat. De functiewijziging vindt plaats in het buitengebied van de gemeente Achtkarspelen. Er is daarmee geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder is niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 1. rolbewust;
  • 2. decentraal wat kan;
  • 3. ja, mits;
  • 4. aansluiting zoeken;
  • 5. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Toetsing

Het voorgenomen initiatief vindt plaats binnen bestaand bebouwd gebied en maakt bewoning in een perceel met de huidige bestemming 'Horeca' mogelijk. Ook wordt via splitsing van het woongebouw een extra woning mogelijk gemaakt. Het initiatief doet recht aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en sluit aan bij de uitgangspunten zoals uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Hiermee is het voornemen in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Verordening romte Fryslân 2014

In de Verordening Romte Fryslân 2014 is het provinciale beleid vertaald naar regels. Stedelijke ontwikkelingen dienen conform de verordening zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied plaats te vinden. Hier is in het plangebied sprake van. De nieuwe omgevingsverordening ligt als ontwerp ter inzage. De ontwikkeling is ook niet in strijd met de nieuwe verordening.

Vaarwegenverordening

Het plangebied is gelegen aan het Prinses Margrietkanaal, een provinciale vaarweg. Voor deze vaarweg is de Vaarwegenverordening van toepassing.

3.3 Gemeentelijk beleid

Samen leven in Achtkarspelen (2013)

Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. Belangrijke doelstellingen binnen de structuurvisie zijn onder meer een goed op de vraag afgestemde woningvoorraad. Specifiek voor Augustinusga geldt dat uitsluitend een uitbreidingsrichting voor wonen is aangewezen aan de Skoalikkers. Deze weg bevindt zich in de dorpskern van Augustinusga, ten zuidwesten van de Blauforlaet. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling een woonuitbreiding op bestaand perceel betreft, sluit deze aan op de doelstellingen van de structuurvisie zonder de beperkingen aan deze doelstellingen in de weg te zitten.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten.

4.1 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze toelichting gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden

Toetsing

Het plangebied ligt in een gemengd gebied in het buitengebied. Binnen het plangebied wordt geen bedrijf gerealiseerd, waardoor geen sprake is van externe werking op het gebied van milieuzonering. De woningen binnen het plangebied hebben wel een milieugevoelige functie.

In de nabije omgeving van het plangebied liggen enkele bedrijven. Aan de overzijde van het Prinses Margrietkanaal, op ongeveer 70 meter ten zuiden van het plangebied, ligt een aannemingsbedrijf gespecialiseerd in onder meer de aanleg van ondergrondse kabels. Dit bedrijf bevindt zich in een gebied waar bedrijven tot milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. De ligging van dit bedrijf staat de gewenste ontwikkeling niet in de weg.

Daarnaast bevindt zich op ongeveer 90 meter ten westen van het plangebied een bedrijf in ten hoogste milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter.

Aan de zuidoostkant, buiten het plangebied, maar er wel aan grenzend, heeft de grond de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf'. Hier staat een transformatorgebouw. Hiervoor geldt geen richtafstand, omdat de aspecten geluid, geur, stof en gevaar niet relevant zijn.

Het milieuaspect Bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. In de Wgh wordt onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.

Toetsing

Binnen het plangebied bevinden zich 2 woningen. Dit zijn geluidsgevoelige objecten. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de N358, een provinciale weg met een maximumsnelheid van 80 km/h. Deze weg bevindt zich op ongeveer 50 meter ten oosten van het plangebied. Dit betekent dat de woningen binnen de geluidzone van de N358 zijn gelegen en toetsing aan de Wet geluidhinder (Wgh) dient plaats te vinden.

Om te onderzoeken of deze weg tot overlast voor de woningen in het plangebied kan zorgen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 1. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting van de N358 weliswaar hoger is dan de voorkeursgrenswaarde maar voldoet aan de maximale grenswaarde. Er zal vanwege de hogere waarden een hogere waardenprocedure worden gevolgd.

Indien een procedure voor het hogere waarde besluit in het kader van de Wet geluidhinder wordt gevolgd, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Water

Toetsingskader

Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen, als procesinstrument waarmee wordt gewaarborgd dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen.

Toetsing

Via dewatertoets.nl is het voornemen aangemeld bij het Wetterskip Fryslân (digitale watertoets d.d. 08-06-2022). De watertoets is opgenomen als bijlage 2. Met de gegevens die zijn opgegeven, het betreft een functiewijziging, is bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure 'geen waterschapsbelang' worden gevolgd voor de watertoets. Dit impliceert dat er verder geen contact opgenomen behoeft te worden met Wetterskip Fryslân.

Conclusie

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing

De locatie betreft een voormalige horecagelegenheid. Uit de gegevens van het bodemloket blijkt dat de bodem van het prinses Margrietkanaal en de aangrenzende wallen/kades voldoende zijn onderzocht/gesaneerd. Van de locatie zijn verder geen gegevens over de milieuhygiënische bodemkwaliteit bekend. Met de horecagelegenheid is reeds een gevoelige functie toegestaan en is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen om de horecabestemming om te zetten in een woonbestemming. Vanwege de bestemmingswijziging van het perceel is een vooronderzoek op basis van NEN5725 uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 3. Op basis van de verzamelde informatie, kan worden geconcludeerd dat de verwachting is dat ter plaatse van het plangebied geen of nauwelijks bodemverontreiniging aanwezig is.

Her aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

4.5.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.


Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Ten behoeve van de bestemmingswijziging zijn archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Conform de advieskaart IJzertijd - middeleeuwen, zie figuur 4.1, valt het plangebied in het adviesgebied: karterend onderzoek 3. Hier geldt dat bij ingrepen van meer dan 5.000 m² door de provincie wordt aanbevolen een karterend (boor)onderzoek uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01_0005.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede advieskaart Ijzertijd - Middeleeuwen (bron: FAMKE)

Conform de advieskaart Steentijd - Bronstijd, zie figuur 4.2, valt het plangebied in het adviesgebied: karterend onderzoek 2. Hierbij geldt dat de provincie karterend (boor)onderzoek aanbeveelt bij ingrepen van meer dan 2.500 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPAGBlauforlt2-ON01_0006.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede advieskaart Steentijd - Bronstijd (bron: FAMKE)

Voor de ontwikkeling van dit bestemmingsplan overstijgt de voorgenomen ontwikkeling de grenswaarden niet. De oppervlakte van het plangebied is minder dan 2.500 m2. Bovendien vinden er geen grondroerende werkzaamheden plaats. Een archeologisch onderzoek is niet nodig.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân zijn enkele cultuurhistorische waarden aangeduid ter plaatse van het plangebied. Allereerst heeft het plangebied de markering 'Boerderijplaatsen'. Voor locaties waar nog dergelijke boerderijplaatsen aanwezig zijn dienen deze zoveel mogelijk behouden te worden. In dit geval is de boerderijplaats al verdwenen en bevindt zich op het perceel een horecapand. Daarnaast valt het hoofdgebouw gezien de oorspronkelijke functie als café in de categorie 'Industrieel erfgoed'. Dergelijke aanduidingen worden onder meer gegeven om karakteristieke panden aan te merken voor eventuele herbestemming of restauratie. Het voornemen leidt enkel tot interne wijzigingen van het hoofdgebouw. Op deze manier wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van het pand.

Gezien de aard van het voornemen, namelijk de herbestemming van het pand als reguliere woning en het gebrek aan sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden, is nader cultuurhistorisch onderzoek niet nodig.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

  • In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura-2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Lauwersmeer op ongeveer 10 kilometer afstand. Gezien de afstand, aard en de schaal van de ontwikkeling kan gesteld worden dat de ontwikkeling geen direct effect op Natura-2000 gebieden zal hebben.

Stikstofdepositie

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Dit geldt ook voor het Natura 2000-gebied Lauwersmeer. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Omdat geen ingrepen in de NNN worden voorgesteld en van toename van depositie van stikstof geen sprake is, is van aantasting geen sprake en zijn er vanuit de NNN geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Weidevogelgebieden

Ten noorden van het plangebied ligt een weidevogelkansgebied. Het plangebied heeft reeds een stedelijke functie. De verstoring van het gebied van openheid en rust neemt niet toe. Hierdoor is geen strijd met artikel 7.2.2 van de Verordening Romte Fryslân 2014.

 

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bijvoorbeeld bouwactiviteiten.

In het plan is van sloop- of nieuwbouwwerkzaamheden geen sprake. Het voornemen betreft enkel een herbestemming van het bestaande hoofdgebouw, waarbij de inrichting van het plangebied ongewijzigd blijft. Hierdoor vinden geen werkzaamheden plaats die van invloed kunnen zijn op de verblijfplaatsen van beschermde planten en dieren. De soortenbescherming vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

Het aspect ecologie staat zowel met betrekking tot gebieds- als soortenbescherming de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van 290 meter is een aardgastransportleiding gelegen. Ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen is voor alle aardgastransportroutes het groepsrisico (GR) berekend. Het GR ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Hierdoor vormt de ligging van aardgastransportleiding geen probleem voor het plangebied.

Het plangebied ligt wel binnen het Plasbrand Aandachtsgebied vanwege de ligging aan het Prinses Margrietkanaal dat onderdeel uitmaakt van het Basisnet-binnenvaartroutes. Per 1 april 2015 is het Basisnet in werking getreden. Hierin staan risicoplafonds voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ieder jaar wordt het basisnet gemonitord en gerapporteerd in het 'Rapport toetsing realisatiecijfers vervoer gevaarlijke stoffen over het water aan de risicoplafonds Basisnet'. Uit de rapportage blijkt dat voor de binnenvaart de risicoplafonds niet worden overschreden. Dit betekent dat de berekende PR 10-6 contour nergens op de oever komt.

Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Augustinusga en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een woonlocatie en splitsing van de woning zodat een extra woning wordt gerealiseerd. Op voorhand kan worden gesteld dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien valt het project onder de NIBM-regeling.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. Voor het bestemmingsplan gelden ten aanzien van kabels, leidingen en zoneringen geen belemmeringen.

4.10 Milieueffectrapportage

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

Het zorgen voor een functiewijziging van de bestemming en het splitsen van de woning, waardoor een extra woning ontstaat, in de vorm zoals onderhavig plan beschrijft, wordt niet genoemd in onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het is daarom geen plan-m.e.r.-plichtige, project-m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Bij een wijziging naar wonen zou wel een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie moeten worden ingediend. Vanwege de mogelijkheid om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid waarbij wonen binnen de mogelijkheden past, wordt afgezien van het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.


Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied is voorzien van de enkelbestemming 'Wonen'. Deze is opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Achtkarspelen.

5.3 Verbeelding

Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Wonen'. Het maximum aantal wooneenheden is aangeduid. Bovendien is in het plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - plasbrandaandachtsgebied' opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Participatie

De directe buren zijn door de initiatiefnemers geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. Hierbij waren de initiële reacties positief.

Voorontwerp

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van inspraak ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Daarnaast is het voorontwerp ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners. Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân hebben binnen de termijn een overlegreactie ingediend. Naar aanleiding van de reactie van de provincie en Wetterskip Fryslân is voor een aantal aspecten de toelichting aangepast. De notitie inspraak en overleg is opgenomen in bijlage 4.

Ontwerpbestemmingsplan

De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de ontwikkelingen worden gedragen door de initiatiefnemer.

Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In dit bestemmingsplan is geen sprake van een bouwplan waardoor het niet noodzakelijk is om een grondexploitatieplan op te stellen.

Planschade

De gemeente sluit met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst.