direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Wierum - Pastorijstrjitte 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDRP2011P2-VG01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel ten hoogste 2,00 m vanaf de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • d. het aantal te bouwen hoofdgebouwen mag per bouwvlak niet meer dan één bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3,00 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” mag de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling van een gebouw, respectievelijk ten minste en hoogste de aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;
  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, de bestaande oppervlakte geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd, en:
    • 2. de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de woning.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat de gevel tot ten hoogste 5,00 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    • 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, met dien verstande dat, indien een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 is verleend, de extra oppervlakte van gebouwen ter ondersteuning van de verblijfsrecreatieve functie ten hoogste 50 m² mag bedragen.
3.4.2 Toetsingscriteria

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij:
    • 1. het detailhandel bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden:
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien er sprake is van een milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit in het kader van de Wet milieubeheer;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie en/of horeca, tenzij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 is verleend, in welk geval de gebouwen mogen worden gebruikt ter ondersteuning van de verblijfsrecreatieve functie.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.5 sub e ten behoeve verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van een standplaats voor kampeermiddelen, mits:
    • 1. verblijfsrecreatie niet in gebouwen wordt toegestaan;
    • 2. geen stacaravans worden geplaatst;
    • 3. het kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en dat buiten deze periode het betreffende kampeerterrein leeg is;
    • 4. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;
    • 5. de functie qua aard en schaal passend is in de omgeving.
3.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 3.6.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.