direct naar inhoud van Artikel 27 Wonen
Plan: Doarpen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDRP2009-OH01

Artikel 27 Wonen

 

27. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.    een bedrijf genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, alsmede voor dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

2.    een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

3.    detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

4.    horeca categorie 1, ter plaatse van de aanduiding “horeca”;

5.    museale doeleinden, alsmede ateliers en galeries, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

waarbij, indien er sprake is van de ligging in een beschermd dorpsgezicht, het behoud van de in bijlage 4a en 4b aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het betreffende beschermde dorpsgezicht uitgangspunt is;

met de daarbijbehorende:

c.    nutsvoorzieningen;

d.    tuinen, erven en terreinen;

e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27. 2.    Bouwregels

27. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    indien een gevellijn is aangegeven, dient per hoofdgebouw ten minste één gevel in de gevellijn te worden gebouwd;

d.    indien geen gevellijn is aangegeven, dient een hoofdgebouw in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel ten hoogste 2,00 m vanaf de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;

e.    het aantal te bouwen hoofdgebouwen mag per bouwvlak niet meer dan één bedragen, tenzij ter plaatse de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” is aangegeven, in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum geldt;

f.     de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen te bouwen hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3,00 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;

g.    ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - nokrichting - 1”, dient de nokrichting van de kap van het hoofdgebouw haaks op de weg gesitueerd te zijn;

h.    ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - nokrichting - 2”, dient de nokrichting van de kap van het hoofdgebouw evenwijdig aan de weg gesitueerd te zijn;

i.      indien in het bouwvlak de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven, mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw, niet bedoeld uitpandige bedrijfswoningen, ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

j.      indien in het bouwvlak de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” is aangegeven, mag de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling van een gebouw, niet bedoeld uitpandige bedrijfswoningen, respectievelijk ten minste en hoogste de in de aanduiding aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen.

27. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;

b.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.    de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;

2.    indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, de bestaande oppervlakte geldt;

d.    de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag  ten hoogste 3,30 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:

1.    6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd, en:

2.    de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.

27. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

27. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 4a en 4b aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, indien er sprake is van een beschermd dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

27. 4.    Ontheffing van de bouwregels

27. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 2. 1 sub b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;

b.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 2. 1 sub c en toestaan dat de gevel tot ten hoogste 2,00 m achter de gevellijn wordt gebouwd;

c.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 2. 1 sub d en toestaan dat de gevel tot ten hoogste 5,00 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;

d.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 2. 1 sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de in het aanduidingsvlak aangegeven nokrichting;

e.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 2. 2 sub a en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

-       de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;

f.     het bepaalde in artikel 27 lid 27. 2. 2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, met dien verstande dat, indien ontheffing als bedoeld in artikel 27 lid 27. 6. 1 sub c is verleend, de extra oppervlakte van gebouwen ter ondersteuning van de verblijfsrecreatieve functie ten hoogste 50 m² mag bedragen.

27. 4. 2. De in artikel 27 lid 27. 4. 1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f.     de in bijlage 4a en 4b aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgebied, indien er sprake is van een beschermd dorpsgezicht.

27. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij:

1.    het detailhandel bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden:

2.    de gronden zijn voorzien van de aanduiding “detailhandel”;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien er sprake is van een milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit in het kader van de Wet milieubeheer;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel  met een maximum van 50 m²;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie en/of horeca, tenzij ontheffing als bedoeld in artikel 27 lid 27. 6. 1 sub c is verleend, in welk geval de gebouwen mogen worden gebruikt ter ondersteuning van de verblijfsrecreatieve functie.

27. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

27. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 1 sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, mits:

-       het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.

b.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 1 sub a en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;

2.    detailhandel;

3.    dienstverlening;

4.    horeca categorie 1;

5.    maatschappelijke voorzieningen;

mits:

-       deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast binnen de gronden die zijn voorzien van de aanduiding "gemengd";

-       in het geval er sprake is van een ontheffing naar detailhandel, geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het functioneren van bestaande detailhandelscentra in de regio, zowel in kernwinkelgebieden als in andere detailhandelsconcentraties.

Hiervan wordt in ieder geval geacht geen sprake te zijn als er sprake is van een toevoeging ten opzichte van het bestaande aanbod. Verder dient de detailhandelsfunctie qua aard en schaal passend te zijn in het betreffende dorp;

c.    het bepaalde in artikel 27 lid 27. 5 sub e ten behoeve verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van een standplaats voor kampeermiddelen, mits:

1.    verblijfsrecreatie niet in gebouwen wordt toegestaan;

2.    geen stacaravans worden geplaatst;

3.    het kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en dat buiten deze periode het betreffende kampeerterrein leeg is;

4.    het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;

5.    de functie qua aard en schaal passend is in de omgeving.

27. 6. 2. De in artikel 27 lid 27. 6. 1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de woonsituatie;

b.    de milieusituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e.    de in bijlage 4a en 4b aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgebied, indien er sprake is van een beschermd dorpsgezicht.