direct naar inhoud van Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoningen
Plan: Doarpen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPDRP2009-OH01

Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoningen

 

19. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Recreatiewoningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    recreatiewoningen met inbegrip van aan- en uitbouwen bij recreatiewoningen;

b.    gebouwen, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, ten behoeve van:

1.    detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel, met uitzondering van grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

2.    dienstverlening;

3.    horeca categorie 1 tot en met 4 en horeca categorie 6;

ter plaatse van de aanduiding “gemengd”;

c.    bijgebouwen bij recreatiewoningen;

met de daarbijbehorende:

d.    parkeervoorzieningen;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     tuinen, erven en terreinen;

g.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19. 2.    Bouwregels

19. 2. 1. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

b.    indien een gevellijn is aangegeven, dient  ten minste één gevel van een recreatiewoning in de gevellijn te worden gebouwd;

c.    de minimale en maximale goot- en bouwhoogte, alsmede de minimale en maximale dakhelling van een recreatiewoning dient te voldoen aan de in de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling;

d.    de bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag ten hoogste 4,00 m bedragen.

19. 2. 2. Voor het bouwen van bijgebouwen bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a.    per recreatiewoning mag uitsluitend één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “bijgebouwen uitgesloten”, in welk geval geen bijgebouwen zijn toegestaan;

b.    de oppervlakte van een bijgebouw mag ten hoogste 10 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    een bijgebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 15° en ten hoogste 45° mag bedragen.

19. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw dat het dichtst aan de weg gesitueerd is en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

19. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    een goede woonsituatie;

b.    de milieusituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19. 4.    Ontheffing van de bouwregels

19. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in artikel 19 lid 19. 2. 1 sub b en toestaan dat de gevel tot ten hoogste 2,00 m achter de gevellijn wordt gebouwd.

19. 4. 2. De in artikel 19 lid 19. 4. 1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeersveiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f.     de in bijlage 4a en 4b aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgebied, indien er sprake is van een beschermd dorpsgezicht.

19. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gebouwen voor permanente bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, horeca en/of dienstverlening, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “gemengd”;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan één supermarkt.

19. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

19. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in artikel 19 lid 19. 5 sub b en toestaan dat, inden de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding “gemengd”, de eerste bouwlaag van gebouwen wordt gebruikt voor:

1.    dienstverlening;

2.    horeca categorie 1 tot en met 4 en horeca categorie 6.

19. 6. 2. De in artikel 19 lid 19. 6. 1 genoemde ontheffing kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de milieusituatie;

b.    de verkeersveiligheid;

c.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.