direct naar inhoud van Artikel 20: Natuur
Plan: Bûtengebiet Dongeradeel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01

Artikel 20: Natuur

20.1. Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de zilte graslanden als weidevogel- en foerageergebieden;
  • b. eendenkooien, ter plaatse van de aanduiding "eendenkooi";
  • c. kooihuisjes ten behoeve van eendenkooien;
  • d. sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen water;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het extensief agrarisch medegebruik;
  • f. het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. paden;

met de daarbijbehorende:

  • i. gebouwen in de vorm van observatiehutten;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2. Bouwregels
20.2.1. Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, behoudens de kooihuisjes bij de eendenkooien en observatiehutten, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

20.2.2. Kooihuisjes

Voor het bouwen van kooihuisjes gelden de volgende regels:

  • a. er zal ten hoogste één kooihuisje per eendenkooi worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een kooihuisje zal ten hoogste 20,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een kooihuisje zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
20.2.3. Gebouwen in de vorm van observatiehutten

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van observatiehutten gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen mogen uitsluitend observatiehutten ten behoeve van natuureducatie, natuuronderzoek en natuurbeleving worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 25 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen.
20.2.4. Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde, ten behoeve van vogelobservatie zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
20.3. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van het aanplanten of laten ontstaan van bomen en/of ander opgaand houtgewas.
20.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het af- en/of vergraven van gronden;
  • b. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
20.4.2. Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
20.4.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden en er geen negatieve effecten optreden voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 - gebieden.

Voor de in 20.4.1 onder a tot en met c genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer dat niet tot het normale onderhoud kan worden gerekend.