direct naar inhoud van Hoofdstuk 4 Afweging
Plan: Kernen Briltil en Zuidhorn, 3e Wijziging (Brilweg achter 21)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WZZH133-VA01

Hoofdstuk 4 Afweging

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven kan het voorliggend planvoornemen doorgang vinden, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gekoppeld aan de wijzigingsbevoegdheid.

In het navolgende worden deze voorwaarden puntsgewijs behandeld.

Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

  • a. ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Cultuurhistorie' mag het bestemmingsplan niet worden gewijzigd.

Het plangebied maakt geen deel uit van het gebied dat is aangewezen als beschermd dorpsgezicht (in dit geval De Gast) of het beeldbepalende gebied rondom de Hervormde kerk te Zuidhorn (Waarde - Cultuurhistorie). Deze voorwaarde kan daardoor als 'niet van toepassing' worden beschouwd.

  • b. een wijziging als bedoeld in lid 34.1, sub c kan alleen worden toegepast indien de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Het voorliggend plan heeft betrekking op een wijziging zoals bedoeld in lid 34.1, sub e. Deze voorwaarde kan daarmee als 'niet van toepassing' worden beschouwd.

  • c. een wijziging van het bestemmingsplan mag er niet toe leiden dat onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de directe en wijdere omgeving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

Het plangebied ligt in stedelijk gebied, ingeklemd tussen de Brilweg (zuid- en zuidwestzijde) en bestaand woongebied (noord-, west- en oostzijde). Het plangebied grenst aan de west- en noordzijde aan openbare gronden (respectievelijk groenstrook en verblijfsgebied) waarbij opgaande beplanting zorgt voor een zeker afscherming van het plangebied.

Om de woningsplitsing mogelijk te maken, zullen hoofdzakelijk interne wijzigingen aan het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden. Nieuwe bebouwing, met uitzondering van het vergunningvrij bouwen, dient te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak waarbij beperkingen zijn gesteld aan de oppervlakten (conform de regels van de vigerende bestemming).

Het bouwvlak is zo gesitueerd dat bijgebouwen hoofdzakelijk aan de achterzijde van de bestaande bebouwing kunnen worden geplaatst. Dit betekent dat voornamelijk aan de westzijde van het plangebied sprake is van (losstaande) bijgebouwen. Aanvullend wordt hierbij opgemerkt dat, gelet op de regels behorende bij de bestemming en de reeds aangewezige c.q. geprojecteerde bijgebouwen, de mogelijkheden tot nieuwbouw beperkt zijn. Vanwege de afscherming die de opgaande beplanting aan deze zijde van het plangebied biedt, zal de bebouwing geen afbreuk doen aan de (stedenbouwkundige) uitstraling van het gebied.

Wat betreft het vergunningvrij bouwen wordt opgemerkt dat dit buiten het bouwvlak mag plaatsvinden, maar dit slechts mogelijk is op het 'achtererfgebied' van de woningen. De gronden waar op grond van bijlage II, artikel 2 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) de mogelijkheid aanwezig is om vergunningvrij te bouwen (noordzijde en oostzijde van het plangebied), zijn in zekere mate afgeschermd door de omgeving. Eventuele bouwwerken doen daarmee geen afbreuk aan de (stedenbouwkundige) uitstraling van het omliggende gebied. Dit eveneens met inachtneming van beperkingen, die op grond van het Bor gelden als een maximaal oppervlak en hoogte van de bouwwerken.

In het overige deel van het plangebied, de buitenruimte, zullen slechts kleinschalige ingrepen plaatshebben. Zo zal een tuinpad worden aangelegd vanaf de Brilweg naar de ingang van de nieuwe woning en zal een inrit aan de Poortkampen worden gerealiseerd. De voorgenoemde ingrepen zullen, vanwege hun kleinschaligheid, geen afbreuk doen aan de kwaliteit en het karakter van de omgeving.

  • d. na wijziging zijn de bouwregels van de gewijzigde bestemming overeenkomstig van toepassing, zij het dat waar in de regels geen maximale goot- en bouwhoogte worden genoemd deze hoogtes niet meer dan 11,00 meter mogen bedragen.

Op het onderhavig plangebied blijft de bestemming 'Wonen - 2' en de daarin opgenomen juridisch/planologische regeling onverminderd van toepassing (zie ook hoofdstuk 5).

  • e. toevoegingen aan de woningvoorraad moeten in overeenstemming zijn met het, op moment van wijziging, vigerende gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid.

Op grond van het provinciaal beleid is bij de toevoeging van een nieuwe woning aan de woningvoorraad een afweging nodig waarbij wordt ingegaan op de nog aanwezige woningcontigenten die zijn vastgelegd voor de gemeente. Daarnaast dient ook te worden voldaan aan de SER-Ladder (inbreiding boven uitbreiding). Ten aanzien hiervan wordt opgemerkt dat de nieuwe woning in bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd, waardoor er geen tegenstrijdigheid met de bepalingen uit SER-Ladder aanwezig is.

Daarnaast de afweging met betrekking tot de woningcontigenten:

Artikel 4.7 POV bepaalt dat een bestemmingsplan kan voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte.

In Regio Groningen-Assen, waar ook de gemeente Zuidhorn onder valt, hebben de gemeenten hun plannen voor woonlocaties en bedrijventerreinen aangepast aan de veranderende vraag. De afspraken hierover zijn vastgelegd in een Regionaal Instemmingsmodel. Op 20 december 2012 ondertekenden de leden van de stuurgroep Regio Groningen-Assen deze afspraken.

Aanleiding voor het gezamenlijk aanpassen van de plannen was het grote overaanbod aan bedrijventerreinen en woningbouwlocaties als gevolg van de veranderende vraag en de economische crisis. Uitgangspunt was het maken van afspraken over het aanbod en prioritering van locaties tot en met 2030, als ware de regio één gemeente. Op deze manier worden gezamenlijk risico's geminimaliseerd, ontstaat er een betere balans tussen vraag en aanbod en worden marktkansen beter benut.

In de voorgenoemde regionale instemmingslijst is voor de gemeente Zuidhorn een restcapaciteit opgenomen van 66 woningen. Van deze restcapaciteit zijn inmiddels 4 woningen geclaimd voor het bestemmingsplan Mokkenburg. Onderhavige woning komt ook ten laste van deze restcapaciteit, zodat deze wordt teruggebracht tot 61 woningen.

Tot slot:

Het wijzigingsplan voorziet in het toevoegen van één woning aan de woningvoorraad door het splitsen van een bestaande vrijstaande woning in een tweetal woningen. Dit geschiedt binnen het bestaand stedelijk gebied. Nu de woning bestaand is en er verder geen ruimtevraag is, voldoet het plan eveneens aan het gestelde in artikel 3.1.6., lid 2 Bro (ladder voor duurzame verstedelijking).

  • f. per wijzigingsplan mogen nooit meer dan 10 woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd.

Het voorliggend planvoornemen voorziet in de toevoeging van één woning aan de bestaande woningvoorraad. Daarmee wordt voldaan aan deze voorwaarde.

  • g. het bestemmingsplan kan alleen worden gewijzigd indien voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving aanwezig is dan wel gerealiseerd wordt. 

Het parkeren ten behoeve van de nieuwe woning vindt in zijn geheel plaats op eigen terrein. Op het perceel is hiervoor ruimte gereserveerd in het verlengde van de geprojecteerde inrit aan de Poortkampen.

  • h. gevoelige bestemmingen mogen niet binnen 50,00 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd. 

Een gebouw dat bestemd of in gebruik is als woning (zoals in dit geval) wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming. De dichtstbijzijnde provinciale weg, de N980 (Fanerweg), ligt op circa 500 meter ten zuiden van het plangebied waarmee wordt voldaan aan deze voorwaarde.

  • i. de geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten/gebouwen mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of vastgestelde hogere grenswaarde.

Een woning wordt aangemerkt als een geluidsgevoelig object/gebouw in het kader van de Wet geluidhinder.

Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een zone (200 m binnen de bebouwde kom en 250 m buiten de bebouwde kom), behalve wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur of wegen die deel uitmaken van een woonerf. Deze wegen vallen buiten de kaders van de Wet geluidhinder.

In het bestemmingsplan Kernen Briltil en Zuidhorn is langs de relevante wegen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' gelegd waarbinnen de oprichting van geluidsgevoelige objecten/gebouwen slechts is toegestaan na een toets aan de Wet geluidhinder.

Het plangebied ligt niet binnen de aanduiding 'geluidzone - weg' waardoor geen toets aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden.

Aanvullend wordt hierbij opgemerkt dat de wegen in de omgeving van het plangebied allen een 30 km/uur regiem hebben, waardoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

  • j. er mogen geen gebouwen worden opgericht en/of het gebruik van bestaande gebouwen mag niet worden gewijzigd in de zin dat objecten voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen ontstaan binnen de als 'veiligheidzone - leiding' en 'veiligheidzone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangeduide gronden.

Het plangebied ligt niet binnen de veiligheidszones zoals bedoeld in deze voorwaarde. Daarbij wordt opgemerkt dat een woning niet als een 'object voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen' wordt beschouwd. Deze voorwaarde kan daarmee als 'niet van toepassing' worden beschouwd.

  • k. de richtafstanden voor milieubelastende activiteiten, zoals weergegeven in bijlage 1, moeten in acht worden genomen, waarbij wordt opgemerkt dat eventuele afwijkingen moeten worden gemotiveerd.

Het planvoornemen voorziet niet in de oprichting van een milieuhinderlijk object zoals weergegeven in bijlage 1 van de regels behorende bij het bestemmingsplan Kernen Briltil en Zuidhorn. Hierdoor wordt geen extra milieuhinder op de omgeving gelegd.

Wel vinden in de omgeving van het plangebied milieubelastende activiteiten plaats. Met behulp van bijlage 1 van de regels van het vigerende bestemmingsplan is onderzocht of geen onevenredige milieuhinder optreedt tussen de nieuwe woning en milieubelastende activiteiten in de omgeving.

Dichtstbijzijnde milieubelastende activiteit betreft een kleinschalige sporthal die op circa 40 m ten zuiden van het plangebied ligt. Op grond van bijlage 1 valt een sporthal onder categorie 3.1 met een richtafstand van 50 m. Echter gelet op het feit dat grootschalige sporthallen ook onder deze categorie worden geschaard en het in dit geval een kleinschalig sportcomplex betreft én het feit dat in de huidige situatie reeds woningen op een geringere afstand liggen waarbij ook geen onevenredige hinder optreedt, is geen milieubelemmering aanwezig.

Op circa 50 m ten westen van het plangebied ligt een school voor het voortgezet onderwijs. Conform de richtafstandenlijst valt deze onder categorie 2 en heeft een richtafstand van 30 m. Daarnaast ligt op circa 50 m ten oosten van het gebied, aan de Brilweg 11, een bouwbedrijf. Dit bedrijf is eveneens aangemerkt als een categorie 2-bedrijf en heeft een richtafstand van 30 m (Bouwnijverheid - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o < 1.000 m2). Ten aanzien van deze bedrijven treden ook geen belemmeringen op.

Overige bedrijvigheid ligt op een dusdanig grote afstand dat eveneens geen milieubelemmering aanwezig is. Voldaan wordt aan de richtafstanden.

  • l. er moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem, op het moment van wijziging, geschikt is voor de voorgenomen functie.

Bij het planvoornemen wordt gebruik gemaakt van bestaande (woon)bebouwing. Er wordt geen nieuwe ruimte aangewend.

  • m. mogelijk in het geding zijnde ecologische waarden moeten worden afgewogen.

In het kader van de uitvoering van het planvoornemen vinden slechts interne wijzigingen aan de bebouwing plaats; de buitenmuren en dakconstructie blijven ongemoeid. Daarnaast vinden ook geen ingrijpende wijzigingen plaats op de overige gronden in het plangebied.

Met het oog op het vorenstaande worden geen significant negatieve effecten verwacht op de aanwezige flora en fauna in het gebied zelf en in de omgeving.

  • n. indien het bestemmingsplan zodanig wordt gewijzigd dat het verharde oppervlakte met meer dan 750 m2 toeneemt dan dient vooraf overleg te worden gevoerd met het waterschap.

Het planvoornemen voorziet niet in een toename van het verhard oppervlak met meer dan 750 m2. Een (voor)overleg met het waterschap kan daarmee achterwege blijven.

Daarnaast wordt opgemerkt dat het gebruik van de gronden niet wijzigt. In de Notitie Stedelijk Waterbeheer is voor deze gevallen opgenomen dat er geen waterschapsbelang is.

In het kader van de (wettelijke) verplichting tot het op hoogte brengen van het waterschap bij nieuwe ruimtelijke besluiten is de digitale watertoets uitgevoerd. Deze toets heeft het voorgaande bevestigd (zie bijlage 1).

  • o. de hoogte van reclame-uitingen in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 6,00 meter bedragen.

In de regels van de geldende bestemming 'Wonen - 2' is de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen) gesteld op maximaal 6 m. Aangezien deze regels onverminderd van toepassing zijn, wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Conclusie

Uit de afweging van de verschillende voorwaarden die zijn gekoppeld aan de wijzigingsregel blijkt dat wordt voldaan aan deze bepalingen.

Er bestaan dan ook geen bezwaren tegen de uitvoering van het planvoornemen.