direct naar inhoud van Regels
Plan: Langestraat 9 te Noordhorn
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WZNO15HERS1-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzingsplan aan de Langestraat 9 te Noordhorn, van de gemeente Zuidhorn;

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0056.WZNO15HERS1-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.6 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.7 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie wonen;

1.8 bestemmingsgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwgrens

de grens van een bouwvlak welke niet door gebouwen mag worden overschreden behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.11 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dakhelling

hoek die wordt gevormd door een schuin en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte;

1.17 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;

1.19 voorbouwgrens

een aangegeven en als zodanig verklaarde lijn die de ligging van de voorgevel – of in voorkomend geval – een zij- en/of achtergevel van een hoofdgebouw aangeeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsvoorschriften

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. het aantal woonhuizen bedraagt maximaal één;
  • c. een gebouw wordt vrijstaand gebouwd;
  • d. een gebouw wordt voor tenminste 50% in de voorbouwgrens gebouwd;
  • e. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 5,00 m;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 11,00 m;
  • g. de dakhelling van een gebouw bedraagt minimaal 30°;
  • h. de dakhelling van een gebouw bedraagt maximaal 60°.

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen worden minimaal 1,00 m achter de voorbouwgrens gebouwd;
  • b. voor niet-vrijstaande gebouwen geldt een maximale goothoogte van 4,00 m en een maximale bouwhoogte van 6,50 m, met dien verstande dat:
  • 1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3,00 m gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens,maximaal 3,50 m bedraagt;
  • 2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2,00 m gerekend vanuit de zijdelingse perceelgrens, maximaal 3,50 m;
  • 3. de bouwhoogte van gebouwen binnen een afstand van 3,00 m van een bouwgrens bedraagt maximaal de bouwhoogte van het binnen het bouwvlak gelegen gebouw, mits;
  • de gezamenlijke oppervlakte van die gebouwen maximaal 35% van de oppervlakte van de gebouwen binnen het bouwvlak bedraagt;
  • a. de goothoogte van een vrijstaand gebouw bedraagt maximaal 3,00 m;
  • b. de bouwhoogte van een vrijstaand gebouw bedraagt maximaal 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,50 m;
  • d. maximaal 30% van een bouwperceel mag met gebouwen en overkappingen worden bebouwd, met een maximum van 50 m².

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorbouwgrens c.q. het verlengde daarvan maximaal 2,00 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 1 m²;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5,00 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval

gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat:
  • 1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huisverbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
  • 2. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huisverbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 30% van de grondoppervlakte van het hoofdgebouw;
  • 3. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huisverbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 50 m²;
  • 4. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
  • 5. de woonfunctie niet in overwegende mate behouden blijft;
  • 6. er detailhandel plaatsvindt, anders dan detailhandel die ondergeschikt is aan en verbonden aan met het aan-huisverbonden beroep of bedrijf;
  • 7. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
  • 8. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer, tenzij er aantoonbaar geen sprake zal zijn voor overlast voor de (woon)omgeving;
  • 9. parkeren niet plaatsvindt op eigen erf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

Vrijwaringszone-Molenbiotoop

6.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. binnen de gebiedsaanduiding: de hoogte van de stelling van de molen (8,30 m);
  • b. buiten de gebiedsaanduiding: per 100 m meer afstand tot de molen mag de bouwhoogte met 2 m toenemen.

Deze regels gelden niet voor bestaande bebouwing, bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is afgegeven op het moment dat het ontwerpplan ter inzage wordt gelegd en de vervanging van bestaande bouwwerken.

6.2 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarde van de molenbiotoop, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 6.1 onder a en b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ een gebouw wordt gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste de maximale bouwhoogte die de voorkomende bestemming op de aangrenzende gronden toestaat, mits vooraf overleg heeft plaatsgevonden met de eigenaar van de molen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanbrengen van opgaande beplanting waarvan mag worden verwacht dat deze de bouwhoogte van de stelling van de molen zal overschrijden.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten maximaal 6,00 m mag bedragen;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot maximaal 30,00 m, mits:
  • 1. wordt aangesloten bij bestaande verticale elementen;
  • 2. zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande opstelpunten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het wijzigingsplan Langestraat 9 te Noordhorn'.