direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Friesestraatweg 7, Grijpskerk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Friesestraatweg 7, in het buitengebied van de gemeente Zuidhorn, is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' een agrarisch bedrijfsbestemming waarin de bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning toegestaan zijn. De bedrijfswoning verkeert in een slechte bouwkundige staat. Er is gekozen om de bedrijfswoning te slopen en te vervangen door een nieuwe woning. Renovatie van de bedrijfswoning is te kostbaar. Daarnaast ondervinden de bewoners veel hinder van de nabij gelegen gaswinlocatie van de NAM. Zij hebben bij de gemeente Zuidhorn een verzoek ingediend om de bedrijfswoning te verplaatsen waardoor zij minder hinder ondervinden van de gaswinlocatie. De verplaatsing van de bedrijfswoning past niet binnen de agrarische bedrijfsbestemming. Voor dit soort situaties (verandering situering) bevat het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn een wijzigingsbevoegdheid: dat betekent dat binnen de door de gemeenteraad vastgestelde randvoorwaarden het college van burgemeester en wethouders toepassing mag geven aan een binnenplanse wijziging voor een wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf.

Toepassing geven aan deze wijzigingsbevoegdheid gebeurt met het voorliggende wijzigingsplan. Gebleken is dat aan de gemeentelijke randvoorwaarden voor toepassing van de bevoegdheid wordt voldaan. Dit wijzigingsplan legt daarmee de basis voor de voorgenomen verplaatsing. Er wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing van het plan.

1.2 Beschrijving van de situatie

Het perceel Friesestraatweg 7 is gelegen in het 'Buitengebied Zuidhorn' ten noordwesten van het dorp Grijpskerk. Op het perceel is een agrarisch bedrijf gevestigd. De bebouwing op het perceel bestaat uit een bedrijfswoning en diverse bedrijfsgebouwen. Dit is in figuur 1 weergegeven.

De bestaande bedrijfswoning wordt verplaatst naar de westzijde van het perceel en zal op termijn worden gesloopt. Deze locatie ligt buiten het agrarische bouwperceel zoals aangegeven in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn'. Daarom wordt het agrarische bouwperceel gewijzigd zodat de nieuw te bouwen woning binnen het bouwperceel valt. Compensatie vindt plaats door de noordzijde van het agrarisch bouwperceel evenredig te verkleinen. De oppervlakte van het agrarisch bouwperceel blijft na wijziging gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01_0001.jpg"

Figuur 1: Huidige situatie Friesestraatweg 7 (Luchtfoto Pdok-viewer)

1.3 Planologische juridisch kader

Het perceel Friesestraatweg 7 ligt in het buitengebied van de gemeente en is planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn'. In dit bestemmingsplan heeft het perceel een bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gekregen. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een reëel agrarisch bedrijf toegestaan. Daarnaast is binnen het bestemmingsvlak één bedrijfswoning toegestaan. Op het perceel is naast de huidige bedrijfswoning overige agrarische bebouwing aanwezig. De gronden rond het agrarisch bedrijf zijn bestemd als 'Agrarisch'. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01_0002.jpg"

Figuur 2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' met in het midden het perceel Friesestraatweg 7 (www.ruimtelijkeplannen.nl)

 

Op dit moment is de bedrijfswoning alleen toegestaan binnen het agrarisch bouwperceel. Het verzoek richt zich echter op een locatie die weliswaar dicht bij de agrarische bedrijfsbebouwing is gelegen, maar buiten het aangegeven bouwperceel ligt.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn' is in artikel 3.8.1 onder c. een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college om de vorm van het bestemmingsvlak 'Agrarisch' te wijzigen. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Rijksbeleid is hiertoe niet van belang. In provinciale en gemeentelijke beleidsstukken worden geen specifieke uitspraken met betrekking tot de ontwikkeling gedaan. (met uitzondering van de concentratie van bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel) Algemeen kan worden gesteld dat per agrarisch bouwperceel een bedrijfswoning is toegestaan en dat deze in beginsel binnen aangegeven bouwpercelen moet worden gebouwd en dat het gemeentelijk beleid in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

Op basis van het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen van 10 mei 2011 (NR. 2011-20269/20/A.10,RP) kan vooroverleg over het wijzigingsplan achterwege blijven.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' van vorm te wijzigen is opgenomen in artikel 3.8.1 onder c van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.

de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf   De grond waarop de nieuwe bedrijfswoning wordt gesitueerd, heeft de bestemming 'Agrarisch' Deze bestemming grenst aan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.
De bestemming 'Agrarisch' wordt met de bouw van de bedrijfswoning gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Hierdoor komt de bedrijfswoning binnen de agrarische bedrijfsbestemming te liggen.  
de gronden hebben niet de dubbelbestemming Waarde - Dijk, Waarde - Kolk of Waarde - Verkaveling   De agrarische gronden op en rond het perceel Friesestraatweg 7 hebben geen dubbelbestemming 'Waarde - Dijk, Waarde - Kolk of Waarde - Verkaveling. Deze voorwaarde is niet van toepassing voor dit plan.  
gelijktijdig wordt de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf gewijzigd in een aansluitende agrarische gebiedsbestemming   Het noordelijk deel van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch'. Ten westen van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt een deel van de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De keuze om het noordelijk deel van het perceel de bestemming 'Agrarisch' te geven komt voort uit het feit dat het agrarisch bedrijf niet in deze richting zal uitbreiden.  
de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 'is na wijziging niet vergroot   De oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is circa 7.600 m2.. Het gedeelte aan de noordzijde van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' dat wordt gewijzigd naar 'Agrarisch', wordt uit geruild met het gedeelte wat aan de westzijde van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt toegevoegd. De oppervlakte in de nieuwe situatie is ook circa 7.600 m2. De oorspronkelijke oppervlakte zoals bestemd in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn blijft na wijziging gelijk.  

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- en milieuaspecten

4.1 Ruimtelijke situatie

De bewoners van de bedrijfswoning aan de Friesestraatweg 7 hebben het voornemen om de bedrijfswoning te verplaatsen naar een andere locatie bij het agrarische bedrijf. Door de vervanging van de bestaande bedrijfswoning moet ervoor zorgen dat de bewoners minder (geluid en licht) hinder ondervonden van het affakkelen van de nabijgelegen NAM-locatie. Daarnaast bevindt de woning in een slechte bouwkundige staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01_0003.jpg"

Figuur 3: Situatie nieuwe bedrijfswoning

Met dit wijzigingsplan wordt de situering van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' op het perceel Friesestraatweg 7 gewijzigd. Hierbij gaat het om de gronden die gelegen zijn binnen het bestemmingsvlak en een klein deel van de bestemming 'Agrarisch'. De aanwezige bedrijfswoning wordt verplaatst. De overige bedrijfsgebouwen blijven gehandhaafd en wordt niet gewijzigd.

Door de wijziging van de situering van de bedrijfswoning zal de bestaande bedrijfswoning worden gesloopt. De nieuwe woning zal na wijziging van het bestemmingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' komen te liggen. Hiervoor blijft de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' van toepassing. Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is per bestemmingsvlak één bedrijfswoning toegestaan. De inhoud van de bedrijfswoning (inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) is maximaal 1.000 m3. De bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw is maximaal 5,50 meter.

De bestaande bedrijfswoning zal na realisatie van de nieuwe woning worden afgebroken.

In de regels van dit wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de voorwaardelijk verplichting is een sloopverplichting opgenomen dat de bestaande bedrijfswoning binnen een termijn van drie jaar na gereedmelding van de nieuwe bedrijfswoning gesloopt is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01_0004.jpg"

Figuur 4: Aanzicht nieuwe bedrijfswoning

De ruimtelijke gevolgen voor het wijzigen van het bestemmingsvlak zijn beperkt. Het wijzigingsplan ziet toe op een locatiewijziging van de bestaande bedrijfswoning. Het plan leidt niet tot een groei van het aantal woningen. Alleen de huidige bedrijfswoning wordt verplaatst en op de nieuwe locatie herbouwd. Na gereedkomen van de nieuwe bedrijfswoning zal de bestaande bedrijfswoning worden gesloopt. De omvang van het perceel blijft ongewijzigd.

4.2 Landschappelijke inpassing

De bewoners, de gemeente en Libau hebben in een keukentafelgesprek voor de nieuwe situatie een landschappelijke inpassingsschets opgesteld. De landschappelijke inpassing is gericht op het creëren van een deugdelijke erfcontour, een heldere erfindeling.

De voorzijde van het erf zal straks gedomineerd worden door de nieuwbouw van de woning. Landschappelijk wordt aangedrongen op een scheiding tussen voorzijde, de tuin en het werkerf. De beplanting aan de Zuiderried dient de eerste periode in stand gehouden te worden maar mag in een later stadium verwijderd worden. Gezien de leeftijd en vitaliteit van de bomen, kunnen deze populieren nog tenminste tien jaar mee. In de tussentijd kan de nieuwe beplanting een hoogte bereiken die substantieel genoemd mag worden en die in staat is om de erfcontour als volwaardig en streekeigen karakteristiek erf te beschouwen. Rond de nieuw te bouwen woning worden soorten aangeplant die duidelijk verband houden met een woonfunctie en die ook de woning scheiden van de achtergelegen loods.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01_0005.jpg"

Figuur 5: Landschappelijke inpassing (Bron: Libau 2015)

4.3 Milieusituatie

In het kader van goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (onder andere woningen) noodzakelijk. Met dit wijzigingsplan wordt de bedrijfswoning verplaatst.

Er moet ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning sprake zijn van een aanvaardbaar leefklimaat. Voor de afweging is gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij een onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs wordt uitgesloten.

In de omgeving van Friesestraatweg 7 zijn enkele woningen, agrarische bedrijven en bedrijven gelegen.

De bedrijven maken deel uit van het bedrijventerrein De Rietlanden in Grijpskerk en de NAM-Locatie Grijpskerk.

Bedrijven

Bedrijventerrein De Rietlanden

Ten zuidoosten van het perceel Friesestraatweg 7 is het bedrijventerrein De Rietlanden gelegen. Op dit terrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. De richtafstand tot een omgevingstype gemengd gebied is voor het bedrijventerrein 30 meter. De afstand van het bedrijventerrein tot aan de nieuwe bedrijfswoning is circa 130 meter. De nieuwe woning valt buiten de zone van het bedrijventerrein.

NAM-locatie

De NAM-locatie Grijpskerk ligt ten noordoosten van het perceel Friesestraatweg 7. Op dit terrein is een gasbehandelingsinstallatie en een ondergrondse gasopslag aanwezig. De afstand tot deze locatie is circa 700 meter. De richtafstand voor geluid van deze NAM-locatie is volgens de VNG publicatie 700 meter. De nieuwe woning valt buiten de richtafstand van de NAM-locatie.

Agrarische bedrijven

Rond het perceel zijn enkele andere agrarische bedrijven gevestigd. Aan de Waardweg 1, Bosscherweg 5 en de Friesestraatweg 6-8 zijn agrarische bedrijven gevestigd. Voor deze agrarische bedrijven geldt een richtafstand van 100 meter (geurhinder). Het perceel aan de Friesestraatweg 7 ligt op ruime afstand van deze agrarische bedrijven. Deze afstand is circa 650 meter. Daarnaast behoort de nieuwe bedrijfswoning bij het gevestigde agrarische bedrijf. De bedrijfswoning is onderdeel van de inrichting.

4.4 Overige omgevingsaspecten

4.4.1 Water

De watertoets vormt een onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw, een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan dient in de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de belangen van het water. Er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Wat betreft het wettelijk kader het volgende.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet (2009) een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, zowel aangaande de waterkwantiteit als de waterkwaliteit.

Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet er gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen

die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

De ontwikkeling is voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân via de digitale watertoets op www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat het waterschap aangeeft op welke wijze rekening gehouden kan worden met de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. De uitkomst van de watertoets is opgenomen in bijlage 1.

In overleg met het waterschap wordt nagegaan of compensatie noodzakelijk is. De toename aan bebouwing is beperkt tot circa 30 m2 en kan opgevangen worden op het perceel.

Het waterschap heeft hiervoor een wateradvies opgesteld. Dit advies is opgenomen in bijlage 2. Het wateradvies wordt in deze paragraaf behandeld.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Het aspect veilig is niet van toepassing op dit plan.

Voldoende

Hoofdwatergang

Aan de zuidkant van het plangebied ligt een hoofdwatergang 'Zuiderried'. De hoofdwatergang heeft een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie van het water. Voor het onderhouden van de hoofdwatergang is aan beide zijden van het water een beschermingszone van vijf meter vanaf de oever noodzakelijk. Binnen deze zone mag geen bebouwing worden gerealiseerd.

Peilbeheer

Drooglegging:

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Voor het realiseren van gebouwen of infrastructuur is het niet noodzakelijk om het grondwaterpeil te verlagen. Bij het bepalen van de aanleghoogte van de bebouwing, parkeerterrein en andere verharding wordt rekening gehouden met het, in het wateradvies genoemde, waterpeil en maaiveldhoogte.

Grondwateronttrekking

Als het bij de realisatie van de woning of infrastructuur nodig is om het grondwater tijdelijk te verlagen, is hiervoor een vergunning nodig of moet een melding worden gedaan. Dit geldt ook voor het lozen van het onttrokken grondwater.

Toename verhard oppervlak

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Te dempen water moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Binnen het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met circa 30 m2. Wetterskip Fryslân heeft een verbod opgenomen in de Keur voor een toename van meer dan 200 m2. Er geldt een vrijstelling op het verbod als een wateradvies is afgegeven en compensatie conform het wateradvies wordt uitgevoerd. In dat geval is geen watervergunning nodig. Doordat de toename van het verhard oppervlak kleiner is dan 200 m2 zijn er geen compenserende maatregelen nodig.

Schoonhouden - scheiden - zuiveren

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. Het hemelwater kan onder bepaalde voorwaarden worden geloosd op het oppervlaktewater.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de adviezen van het waterschap. In dit geval heeft het plan een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.

4.4.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie. In het kader van een omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik.

4.4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Wegverkeer

Dit wijzigingsplan regelt de vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning. De N355 (Friesestraatweg) is een 80 km/u weg. De geluidzone van deze weg is 250 meter. De nieuwe bedrijfswoning wordt op circa 550 meter vanaf de weg gebouwd. Ook de N388 (Waardweg) is een 80 km/u weg. De geluidzone is ook hier 250 meter vanaf de kant van de weg. De bedrijfswoning wordt op een afstand van circa 600 meter gebouwd. De bedrijfswoning van buiten de geluidzone van de N355 (Friesestraatweg) en de N388 (Waardweg). Onderzoek naar wegverkeerslawaai is voor dit perceel niet aan de orde.

Inrichtingslawaai

Er geldt voor geluidhinder een richtafstand van 30 meter (voor het omgevingstype

'rustig buitengebied’). De richtafstand wordt berekend tussen de grens van

de inrichting en het milieugevoelig object, in dit geval de bedrijfswoning. De grens van

de inrichting is in dit geval niet eenduidig: de bedrijfswoning ligt binnen het ‘bestemmingsvlak’ van het bedrijf en blijft milieutechnisch een onderdeel van de inrichting.

Voor de NAM-locatie Grijpskerk geldt een geluidzone. Deze geluidzone is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd tenzij er een hogere waarde wordt verleend. De nieuwe bedrijfswoning ligt buiten de geluidzone van de NAM-locatie Grijpskerk.

4.4.4 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Het plan voorziet in het mogelijk maken van een nieuwe bedrijfswoning ter vanvanging van de bestaande bedrijfswoning. Het plan valt daarmee in de laatstgenoemde categorie die vrijgesteld is van de toetsing aan de grenswaarden. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd. Er is redelijkerwijs geen toename van verkeersgeneratie te verwachten. De wijziging draagt dus niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Er zijn op dit punt geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met de natuurbescherming. Het wettelijk kader daarvoor staat in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij moet worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid over de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), sinds 2014 Natuurnetwerk Nederland genoemd (NNN). Voor ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Het plangebied ligt niet nabij beschermde natuurgebieden of gebieden die horen tot de NNN. Deze liggen aan de zuidzijde van de spoorlijn Leeuwarden - Groningen, ten noorden van het Van Starkenborghkanaal (Westerhorner polder) op circa twee kilometer afstand van het plangebied.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Voor licht beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de Flora- en faunawet.

Het plangebied is op dit moment deels bebouwd, deels onbebouwd. Het is een terrein waar geen waardevolle beplanting, watergangen of andere landschapselementen voorkomen, die wijzen op bijzondere waarden. Het gaat om deels verharde percelen die in gebruik zijn voor het agrarische bedrijf. Beschermenswaardige soorten zijn als afwezig te beschouwen.

Een uitzondering hierop kan nog gelden voor de te slopen bedrijfswoning, indien dat zich qua bouwwijze leent voor nestplaatsen voor vogels.

4.4.6 Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De gemeenten in het Westerkwartier hebben gemeenschappelijk archeologiebeleid ontwikkeld. Gezamenlijk is een onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied (Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn, Vestigia, Amersfoort, 10-03-2014, def)

De archeologische waarden- en verwachtingskaart laat zien dat het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als categorie 6, terreinen met een lage archeologische waarde. Algemeen geldt voor dergelijke gebieden dat een archeologische toets nodig is voor de bouw met een grotere oppervlakte dan 5.000 m² (categorie 6). Met de bouw van de nieuwe bedrijfswoning wordt de drempelwaarde van 5.000 m² niet overschreden. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.4.7 Cultuurhistorie

Sinds 1 januari 2012 is er de zorgplicht voor cultuurhistorie formeel vastgelegd. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving. In het rapport Archeologie en cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn, deel B Cultuurhistorie zijn de cultuurhistorisch bepalende waarden in beeld gebracht.

Het plangebied zelf ligt niet in een gebied met aangewezen cultuurhistorische waarden. Elementen met cultuurhistorische waarden zijn de historische waterloop (Zuiderried), de wegen Friesestraatweg en Pieterzijlsterweg. Deze gebieden liggen ten zuiden en westen van het plangebied en blijven ongewijzigd. Bij de bebouwing is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. De bestaande woning heeft geen monumentale of andere beschermde status.

Ook is de woning niet opgenomen in de lijst van karakteristieke panden die binnenkort een plaats krijgt in de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn.

4.4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico’s bloot te stellen.

De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd.

Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (2015) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval. Inmiddels heeft de provincie Groningen het provinciaal basisnet (Veilig op weg, veiligheid rondom de weg, De uitwerking: Het provinciaal basisnet) vastgesteld. Dit is verwerkt in de provinciale Omgevingsverordening.

Inrichtingen

Binnen het plangebied komen geen bedrijven voor die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Ook nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarvan het invloedsgebied over het plangebied is gelegen. De dichtstbijzijnde inrichting (NAM-locatie Grijpskerk) is gelegen op circa 700 meter vanaf de nieuwe bedrijfswoning.

Buisleidingen

Aan de noord- en zuidzijde van het plangebied zijn meerdere hogedruk aardgastransportleidingen gelegen. De locatie is weergegeven in onderstaande figuur. Het tracé van de hogedruk aardgasleidingen ligt op circa 130 meter van de nieuwe bedrijfswoning.

De uitwendige diameter varieert van 12 inch tot 47,99 inch en een maximale werkdruk van 79,9 tot 120 bar. De bestaande bedrijfswoning wordt verplaatst naar de zuidwest zijde van het perceel, waardoor de ligging ten opzichte van de zuidelijke aardgasleidingen iets wordt verbeterd.

De leidingen hebben geen PR 10-6-contour buiten de belemmeringenstrook. De ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding. De ontwikkeling ligt in het buitengebied waar het groepsrisico laag is. Het gaat om een zeer beperkt aantal personen.

Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid kan worden opgemerkt dat er binnen het invloedsgebied geen groepen voorkomen die verminderd zelfredzaam zijn. Er is in het gebied één toegangsweg. Een andere mogelijkheid is om via de weilanden het gebied te ontvluchten.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied via één toegangsweg bereikbaar is voor hulpdiensten. De locatie ligt op circa 550 meter van de provinciale weg N355. Rondom de nieuwe ontwikkeling is voldoende bluswater aanwezig.

Conclusie:

Het wijzigingsplan voldoet aan de grenswaarde van het PR. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het GR van de aardgastransportleiding. Het GR wordt aanvaardbaar geacht omdat het gaat om een verplaatsing van een bedrijfwoning bij een agrarisch bedrijf. Het bedrijf is reeds aanwezig op het perceel. De personendichtheid in het gebied is laag. Op het perceel zijn alleen zelfredzame personen aanwezig. Bij eventuele calamiteiten is nabij het perceel voldoende bluswater aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.WPBG16HERS1-VA01_0006.jpg"

Figuur 4: Ligging aardgastransportleidingen (Bron www.risicokaart.nl)

Transportroutes.

De N355 (Friesestraatweg) en de N388 (Waardweg) die ten zuiden en oosten van het plangebied liggen, zijn opgenomen in het provinciaal basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. De Omgevingsverordening geeft aan dat langs wegen, die deel uit maken van het provinciale basisnet, moet worden voorkomen dat in een zone van 30 meter vanaf de weg nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen worden gerealiseerd. Bij ontwikkelingen die geheel of gedeeltelijk binnen 200 meter van de weg plaatsvinden, moet het groepsrisico worden berekend c.q. verantwoord. Het plangebied ligt geheel buiten de 30 en de 200 meter-zone. De ontwikkeling ligt op circa 550 meter van de ontwikkelingslocatie. Er is voor dit aspect geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

4.4.9 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planologische juridische regeling

Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij de situering van de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in een bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Het wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding.

De regels en verbeelding sluiten aan bij het geldende bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn. In de regels zijn de van toepassing zijnde bestemmingen integraal opgenomen. Daarnaast is binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de uitvoering van de landschappelijke inrichting en de sloop van de bestaande woning.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.

Daarnaast wordt het wijzigingsplan in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg (artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) aan de overlegpartners, zoals de Provincie Groningen en het Wetterskip Fryslân voorgelegd.

Het ontwerp-wijzigingsplan heeft van 5 oktober 2016 tot en met 15 november 2016 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden geconstateerd dat het hier een bestemmingsplan betreft voor vervanging van een bedrijfswoning. De ontwikkeling hiervan vindt plaats door een particulier initiatiefnemer. De gemeente heeft hier geen financiële bemoeienis mee. Eventuele planschade komt voor rekening van de gemeente. Gelet op de geringe kans op een planschadeverzoek vanwege de solitaire ligging, wordt geen planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en wordt het plan uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al op een andere wijze is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van dit bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. In dit geval zijn de kosten anderzins verzekerd. De kosten voor de ontwikkeling worden door de initiatiefnemer gedragen. Hiervoor wordt een overeenkomst afgesloten.