direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Oostergast - Fase 2D-a Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de Oostergast aan de oostkant van Zuidhorn wordt sinds 2015 gebouwd rond het Noorderlicht (de oost-west lopende ontsluitingsweg richting het station) en in de vervolg fasen 2A, 2B en 2C. In 2016 is een bestemmingsplan vastgesteld voor fase 2D-a. Tijdens de ontwikkeling van dit plan is de verkaveling van het oostelijke deel van dit gebied inmiddels dusdanig gewijzigd, dat de opzet niet meer passend is binnen het vastgestelde bestemmingsplan. Daarom is een herziening van dit deel van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat het oostelijke deel van fase 2D-a van de nieuwbouwwijk Oostergast en daarnaast een klein deel van westelijke deel van fase 2D-a. Op figuur 1 is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0001.jpg"

Figuur 1 Ligging plangebied Oostergast 2D-a Oost en de westelijke punt

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Oostergast fase 2D-a, dat op 10 oktober 2016 door de gemeenteraad van Zuidhorn is vastgesteld. Het gebied is hierin opgezet als woonwijk en kent meerdere bestemmingen. Het gaat om de bestemmingen Woongebied, Verkeer, Agrarisch, Groen, Water en Wonen. Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waarde - Glaciale rug. Er is een partiële herziening nodig van dit plan, omdat de verkaveling van het plangebied in de ontwikkelingsplannen is gewijzigd. In paragraaf 2.3 wordt dieper ingegaan op de huidige indeling van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0002.jpg"

Figuur 2 Uitsnede bestemmingsplan Oostergast fase 2D-a

1.4 Inhoud plantoelichting

In deze plantoelichting worden de uitgangspunten voor deze partiële herziening weergegeven. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • een beschrijving van de huidige situatie (hoofdstuk 2);
  • het gewenste woonprogramma voor het plangebied (hoofdstuk 3);
  • de uitgangspunten voor het plan (hoofdstuk 4);
  • toetsing aan het provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor dit bestemmingsplan (hoofdstuk 5);
  • de voorwaarden vanuit het milieu-, water- en omgevingsbeleid (hoofdstuk 6);
  • een toelichting op de bestemmingen (hoofdstuk 7);
  • een beschrijving van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 8);
  • een verantwoording van het gehouden vooroverleg (hoofdstuk 9).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Huidig gebruik

De gronden in het plangebied zijn tot dusver agrarisch in gebruik (als grasland). Even ten noordwesten van het plangebied is agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig (Rijksstraatweg 7). Gelet op de voorgenomen woningbouw aan deze zijde van Zuidhorn is met betrokkene overeengekomen dat de agrarische werkzaamheden tot en met 2017 doorgang kunnen vinden. Daarna zal de bedrijfsbebouwing worden gesloopt. In het aangrenzende bestemmingsplan Zuidhorn-Sebastopol-2015 is voorzien in het wegbestemmen van de agrarische bedrijfsfunctie. Daarvoor is een bepaalde termijn opgenomen (tot en met 2017).

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0003.png"

Figuur 3 Plangebied en omgeving

In landschappelijke zin grenst het plan aan een open, tamelijk grootschalig dijkenlandschap. In dit open landschap vormt de Rijksstraatweg tussen Leeuwarden en Groningen een bindend element.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0004.png"

Figuur 4 Zicht op het landschap vanuit het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0005.png"

Figuur 5 Huidig agrarisch gebruik

2.2 Landschappelijke kenmerken

In het voorliggende plangebied komen als landschapselementen voornamelijk voor:

  • een regelmatige verkaveling; (er is hier door ruilverkavelingswerkzaamheden in het verleden geen sprake meer van een kenmerkende, onregelmatige verkaveling);
  • twee van zuid naar noord lopende historische watergangen. Het zijn de watergangen die ook zijn beschermd in het vigerende bestemmingsplan. De meest westelijke gang vormt de oostgrens van de Oostergast, en daarmee van het plangebied, en wordt op deze manier gerespecteerd, de oostelijke ligt buiten het plangebied;
  • enkele landschappelijke structuurlijnen, waaronder de watergangen en historische wegen (vergelijk ook figuur 5 in hoofdstuk 4).

2.3 Huidige ruimtelijke indeling van geldend bestemmingsplan

Zoals in paragraaf 1.3 beschreven, valt het plangebied onder het bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a. De ruimtelijke indeling volgens de huidige opzet van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0007.jpg"

Figuur 6 Ruimtelijke indeling van beide delen van het plangebied in Oostergast 2D-a

In het gebied is de wijk verdeeld in delen met rijwoningen, vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen. Bovendien is een groenbestemming opgenomen om de openheid van de wijk te behouden. Daarnaast zijn er meerdere watergangen in bestemd en zijn de erftoegangswegen onder een verkeersbestemming bestemd.

2.4 Toekomstige situatie

De herziening is nodig omdat het verkavelingspatroon van het plangebied is gewijzigd ten opzichte van hetgeen in paragraaf 2.3 uiteengezet is. In figuur 7 is een overzichtstekening weergegeven van de nieuwe verkaveling in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0008.jpg"

Figuur 7 Overzichtstekening nieuwe verkaveling

In figuur 7 is te zien dat de inrichting van het plangebied sterk gewijzigd is ten opzichte van het bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a. Zo is onder meer de Groenbestemming in het oosten van het gebied verwijderd. Er is nu in het westen van het plangebied een Groenbestemming voorzien. Ook liggen de erftoegangswegen, en daarmee de Verkeersbestemming, anders ten opzichte van hoe dit momenteel in het bestemmingsplan is geregeld.

De nadruk ligt op twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. In het noordwestelijke deel is daarnaast ruimte voor rijwoningen.

Ook het westelijke deelgebied van deze herziening is qua opzet veranderd. De weg heeft meer een oost-west ligging gekregen en buigt daarmee veel minder ver richting het noorden af. Daarom is ervoor gekozen om ook dit deel mee te nemen in deze partiële herziening. Dit is weergegeven in figuur 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0009.png"

Figuur 8 Nieuwe opzet van het westelijke plangedeelte

Omdat deze opzet niet past binnen het geldende bestemmingsplan wordt dit plan voor deze locatie herzien.

Hoofdstuk 3 Programma

3.1 Wonen

Het plangebied betreft het oostelijke gedeelte van Oostergast fase 2D-a en een stuk van het westelijke gedeelte van hetzelfde plan. Deze delen maken deel uit van een grotere planmatige ontwikkeling. Het plangebied ligt ten noorden van Het Noorderlicht. Het gebied ten zuiden van Het Noorderlicht is thans nagenoeg voltooid. Langs deze weg zelf - oorspronkelijk onderdeel van de doorgaande provinciale weg N355 - is woningbouw ontwikkeld. Dat geldt ook voor de vervolgontwikkeling noordelijk van Het Noorderlicht, zoals dit tracé inmiddels wordt genoemd. In het woningbouwprogramma voor de gemeente wordt in het licht van de woningmarktsituatie een voorzichtiger beleid gevoerd dan een aantal jaren geleden. Toen nog werd van een voorspoedige ontwikkeling van het plangebied Oostergast uitgegaan tot aan het Van Starkenborghkanaal, nu van een meer geleidelijke ontwikkeling die in fasen wordt opgebouwd.

Omdat een woningmarkt zich regionaal manifesteert, is het nieuwe woonbeleid ook door de regio als geheel opgesteld. Zuidhorn maakt wat dat betreft deel uit van de regio Westerkwartier. Daarvoor is de nieuwe Regionale Woonvisie Westerkwartier ontwikkeld en in 2015 door de gemeenteraden van de vier betrokken gemeenten vastgesteld. In hoofdstuk 5 wordt daar verder op ingegaan.


Woningbouwprogrammering Regionale Woonvisie Westerkwartier, 2015
In het woonbeleid (Regionale Woonvisie Westerkwartier-2015) is rekening gehouden met de voorgenomen woningbouw Oostergast fase 2D (a). Daarbij wordt uitgegaan van een gefaseerde uitvoering:
- 82 woningen gereserveerd voor de periode 2014-2020;
- 157 woningen gereserveerd voor de periode na 2020.
Totaal: 239 woningen
 

Binnen het oostelijke deel van het plangebied waar deze herziening betrekking op heeft worden van dit aantal 71 woningen gerealiseerd. Binnen het westelijke deel van het plangebied wordt 1 vrijstaande woning gerealiseerd.

Naast het gegeven dat Zuidhorn deel uitmaakt van het Westerkwartier is ook de positie van de gemeente binnen de regio Groningen-Assen van belang. Immers, Zuidhorn heeft ook een zekere taak in verband met de opvang van de woningbehoefte binnen deze (stedelijke) regio. Daarvoor worden gemeenschappelijk planningsafspraken gemaakt. De meest recente hiervan dateren van december 2012, gebaseerd op een in die periode gehouden woningmarktonderzoek. Wat deze afspraken behelzen, is samengevat in onderstaand kader weergegeven. In de huidige planningsafspraken is rekening gehouden met ten minste 143 te bouwen woningen in fase 2D-a van het plan Oostergast, waarvan 71 binnen het deel fase 2D-a Oost. Dit nieuwe woningmarktonderzoek betreft het Woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen, 2015.


Regio Groningen-Assen Woningbehoefteonderzoek 2015, juni 2015
Het onderzoek wil de woningbehoefte voor de komende periodes (2015, 2020, 2025) in beeld brengen en daarbij ook gespecificeerd kijken naar verschillende woonmilieus.
Uit het onderzoek komt het volgende naar voren.

1. Toekomstscenario's
Er worden drie scenario's onderscheiden voor een toekomstige ontwikkeling:
- Doortrekken van de lange termijn trend uit het verleden: de trend wordt doorgezet met correcties op uitschieters;
- Verstedelijkingsscenario met aanhoudende trek naar de stad;
- Verandering van tijdperk: het beeld van de afgelopen crisisjaren wordt de nieuwe realiteit.
- Het woningmarktonderzoek verwacht dat de toekomstige ontwikkeling tussen het eerste en het derde scenario in zal liggen.

2. Subregio's
Het woningmarktonderzoek onderscheidt enkele subregio's binnen de totale regio Groningen-Assen. Zuidhorn hoort tot de subregio West. Hoe dichter bij de stad gelegen, hoe meer een gemeente in trek is.
Voor Zuidhorn wordt meer specifiek aangaande de bevolkingsprognose opgemerkt:
“ Net als veel gemeenten in de regio heeft Zuidhorn in de jaren '70 jaar een groeiperiode gehad. Vanaf eind jaren '70 tot 1990 zijn er per saldo meer vestigers in de gemeente dan vertrekkers. Vanaf 1990 is het binnenlands migratiesaldo net onder de nullijn. Zou je deze lijn doortrekken, dan moet je rekening houden met een licht negatief saldo (-20).
Kijkend naar vestiging en vertrek zien we voor Zuidhorn dat deze elkaar steeds behoorlijk in evenwicht houden. Het zijn twee vrijwel parallelle ontwikkelingslijnen, waarbij het saldo dichter en dichter bij de nullijn uitkomt. De lijn van de afgelopen jaren kun je dan vrij constant doortrekken naar de toekomst. Daarbij zal het licht negatieve saldo voorzichtig omslaan naar een nulsaldo of een klein positief saldo. Voor de komende vijf jaar zou je dan uitkomen op een migratiesaldo van +10. Als bandbreedte voor Zuidhorn zou dit betekenen tussen -20 en +10. ”

3. Verwachtingen
Naar verwachting zal de bevolking in de subregio West, waartoe ook Zuidhorn behoort, tot 2020 stabiel blijven en daarna gaan dalen. Waarna vanaf 2030 ook de vergrijzing gaat afnemen. Binnen de marges van de onzekerheid zal een optredende groei vooral in de volledige kernen optreden, zoals Zuidhorn. Op basis van de trend wordt in Zuidhorn, Leek en Tynaarlo nog een vraag naar eengezinskoopwoningen verwacht. Daarnaast ook vraag naar meergezinshuurwoningen. De verwachtingen zijn uitgewerkt in bevolkingsprognoses en prognoses aangaande de huishoudensontwikkeling.
 

De gemeente Zuidhorn zal bij deze herziening ook bestaande afspraken aangaande Oostergast inbrengen. Op basis van deze afspraken is er voor Oostergast fase 2D-a in de planningslijst een reservering gedaan van 143 woningen (voor periode tot 2030). Hiervan zullen 71 woningen gerealiseerd worden binnen fase 2D-a Oost en 1 in het westelijke deelgebied, wat samen het plangebied van deze herziening vormt.

3.2 Overige functies

Binnen het plangebied hoeft, afgezien van een variabel woningaanbod, geen rekening te worden gehouden met overige bebouwde functies. Wel dient rekening te worden gehouden met ruimte voor verkeer, parkeren, groen, speelvoorzieningen en water.

Daarnaast geldt meer specifiek het volgende:

ruimte voor aan-huis-verbonden-beroepen

Het bestemmingsplan biedt ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen (als bijvoorbeeld een kapper of fysiotherapeut). Deze beroepen worden bij recht onderdeel van de woonbestemming. Daarbij wordt aangesloten bij het in 2008 ingezette gemeentelijk beleid (Beleidsregels voor het toestaan van aan huis verbonden beroepen en bedrijven).

geen ruimte voor bed-and-breakfast

Voor bed-and-breakfastaccommodaties is in 2009 gemeentelijk beleid vastgesteld (beleidsnota bed-and-breakfast logies aan huis). Het beleid geeft een kader waarbinnen met behulp van een toestemming aan de vestiging van een accommodatie kan worden meegewerkt. Om praktische redenen is gekozen om dit kader niet op te nemen in dit bestemmingsplan. Dit beleid vormt een apart toetsingskader, naast dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke en functionele uitgangspunten

4.1 Stedenbouwkundige hoofdopzet

Voor het plangebied van het bestemmingsplan Oostergast is bij de start van de ontwikkeling een integrale ruimtelijke visie ontworpen in de vorm van de Structuurschets Zuidhorn Oostrand. Deze wordt fasegewijs uitgewerkt. Het plangebied van deze partiële herziening maakt deel uit van Oostergast en is meegenomen in de Structuurschets Zuidhorn Oostrand.

Het gebied ten zuiden van Het Noorderlicht is reeds enige jaren geleden gerealiseerd (in de periode tot 2011). Het betreft hier de zogenoemde fase 1 van de woonwijk Oostergast. Behalve woningbouw is hier door de Zonnehuisgroep-Noord ook een woonzorgcentrum met appartementen gerealiseerd. Tevens is er een dorpsplein met een aantal maatschappelijke voorzieningen tot stand gebracht.

Het gebied Oostergast-Fase 1 is aan de noordzijde begrensd door een ontsluitingsweg, Het Noorderlicht, tot 2014 nog onderdeel van de N355, de provinciale weg van Leeuwarden naar Groningen. Na ingebruikname van de wegomlegging rond Zuidhorn heeft deze weg het karakter van een wijkontsluitingsweg gekregen. Inmiddels is ook de eerstelijnsbebouwing aan deze weg, die aanvankelijk niet gebouwd kon worden vanwege de geluidsnormering van de N355, gebouwd. Dit is de reden dat er al gestart is met woningbouw ten noorden van het Noorderlicht (fase 2a). Ook is hier vanaf schooljaar 2015-2016 de nieuwe brede school Noordster in gebruik genomen. Thans volgt de vervolgontwikkeling aan de noordoostzijde van het Noorderlicht (fase 2b).

Het plangebied van deze herziening betreft twee delen van fase 2D-a: het oostelijke deel van fase 2D-a en een stuk van het westelijke deel. Daarmee valt dit gebied onder de stedenbouwkundige uitgangspunten die voor de gehele fase 2D-a zijn opgesteld. De stedenbouwkundige uitgangspunten voor fase 2D-a kunnen niet los worden gezien van de algehele visie die aan het ruimtelijk ontwerp ten grondslag ligt. Reeds bij de start van het ontwerp zijn de hoofdlijnen daarvoor in de Structuurschets Zuidhorn-Oostrand opgenomen. De gemeenteraad van Zuidhorn stelde deze bij besluit van 13 maart 2006 vast.

Als uitgangspunten zijn gehanteerd:

  • de landschappelijke kenmerken, zoals de ligging van sloten en kavels, worden als basis gebruikt voor de nieuwe wijk;
  • binnen de Oostergast worden doorzichten op het open landschap vrijgehouden;
  • de lijn van de historische Oostergast, met de voormalige reeks boerderijen, wordt als drager van de wijk gebruikt;
  • de lijnen in het bestaande landschap vormen de basis voor de ligging van de ontsluiting;
  • de groenstructuur van het dorp wordt via een onderdoorgang van het spoor in de nieuwe wijk doorgezet;
  • de woonwijk krijgt een 'adres' aan het Van Starkenborghkanaal en richting de N355;
  • de nieuwe route van de N355 (Rijksstraatweg) volgt de historische Zuidhorner Zuidertocht.

In figuur 8 zijn de historische landschapslijnen weergegeven. De rode stippellijn is, voor de goede orde, een oude gemeentegrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0010.png"

Figuur 8 Historische landschapslijnen in plangebied Oostergast

4.2 Stedenbouwkundige uitwerking

Stedenbouwkundige uitgangspunten

Bij het stedenbouwkundig plan voor fase 2D-a wordt, net als bij de eerdere deelgebieden, onverminderd vastgehouden aan de realisatie van een groene woonwijk van een hoge kwaliteit met een dorpse sfeer en uitstraling. Hier wordt ook in dit plan aan vastgehouden voor de realisatie van fase 2D-a Oost en het westelijke deelgebied.

De stedenbouwkundige opzet van het deelgebied kenmerkt zich door:

  • Variatie in bebouwing, zowel in hoofdvorm en situering, als in uitvoering;
  • Langs de noord- en oostgrens mogen uitsluitend vrijstaande woningen gerealiseerd worden.
  • Bebouwing die verder qua vorm en kleur aansluit bij de architectuur van het oude dorp, zonder historiserend te zijn.
  • Relatief smalle woonstraten met brede groene bermen waarop ook gewandeld, gefietst en gespeeld kan worden.
  • Parkeerplaatsen door toepassing van grasstenen zoveel mogelijk aan het oog onttrekken. Goede overgangen tussen woonkavels en openbaar gebied. De dorpsweide een vervolg in noordelijke richting geven.

Programmatische invulling

Binnen fase 2D-a Oost is in de voorgestelde opzet plaats voor 71 woningen:

Gebied: Oostergast 2D-a Oost   Aantallen woningen naar type  

- Vrijstaande woningen
- 2-onder-1 kap
- Rijwoningen

Totaal:  

26
38
7

71
 

Binnen het westelijke deelgebied wordt één vrijstaande woning gerealiseerd.

Waterstructuur

Binnen het oostelijke plangebied is bijna geen water aanwezig. Midden in het plangebied ligt één watergang, in noord-zuidelijke richting. Deze watergang sluit aan op de watergang die rondom het centrale park in de wijk Oostergast loopt. Dit deel van de wijk is in een zuidelijker gelegen fase ontwikkeld. In het westelijk gelegen plangebied is sprake van één watergang die in oost-west richting door het plangebied loopt. De watergangen zijn op de verbeelding met de bestemming 'Water' opgenomen.

Infrastructuur

Binnen het plangebied is uitsluitend sprake van woonstraten die de woonbuurten ontsluiten en de woningen bereikbaar maken. De noord-zuid gelegen straten in het plangebied ontsluiten het gebied richting een buurtontsluitingsweg die vervolgens aansluit op Het Noorderlicht. Het westelijke plandeel wordt daarnaast ontsloten via een aansluiting op De Nieuwe Gast.

In figuur 9 is een impressie gegeven van hoe woonstraten in eerdere fases zijn gerealiseerd.


In de uitvoering wordt voorzien in een bestrating met gebakken klinkers voor de Nieuwe Gast en de woonstraten. Het parkeren in de grasbermen van de wegen wordt, net als de bestaande delen, uitgevoerd in grasstenen. Vergelijk ook figuur 9 in het recent ontwikkelde deel van Oostergast.
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0011.png"

Figuur 9 Voorbeeld-uitvoering openbare ruimte Oostergast- Fase 2A,2B,2C

Groenstructuur

De groenstructuur ligt net buiten dit plandeel. Binnen het plangebied krijgt dit zijn voortzetting in de groenzones met langzaamverkeersroute daarin. De groenstructuur met de mogelijkheden voor de invulling is opgenomen in figuur 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0012.jpg"

Figuur 10 Voorbeeld-uitvoering openbare ruimte Oostergast - fase 1


In de uitvoering wordt rekening gehouden met een nadere invulling van het groen: dichte bomen van de eerste grootte langs de Nieuwe Gast, en langs de woonstraten voor bomen in de tweede grootte. Dit vindt aan een zijde van de woonstraten plaats, zodat aan de andere zijde ruimte is voor de aanleg van ondergrondse kabels en leidingen. Referenties voor de groenstructuur zijn te vinden in de reeds gerealiseerde groenvoorzieningen van de eerste fasen van Oostergast.
 

Parkeren

Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de noodzakelijke parkeervoorzieningen bij de woningen. Daarbij is gelet op het beoogde woonmilieu uitgegaan van een parkeerbehoefte van 2-2,3 parkeerplaatsen per woning. Uitgangspunt is om deze parkeerbehoefte bij de vrijstaande en halfvrijstaande woningen op eigen terrein een plaats te kunnen bieden. Daar waar rijenbouw wordt voorzien, zal dit niet volledig mogelijk zijn. Wel is er bij hoekwoningen ruimte voor parkeren naast de woning, maar verder wordt met name voor de tussenwoningen voorzien in de aanleg van zogenaamde 'parkeerkoffers', locaties waar een clustering van parkeren kan plaatsvinden. Vanuit ruimtelijke redenen is zo'n clustering het meest passend.

4.3 Afstemming omgeving

Het plangebied maakt onderdeel uit van de grotere ontwikkeling Oostergast. Daarvoor zijn of worden aparte plannen gemaakt. Enkele fragmenten maken duidelijk wat de onderlinge relaties zijn.

Plangebied Oostergast - Fase 1 en plandelen 2A, 2B en 2C

Voor zowel de al eerder gerealiseerde delen aan de zuidzijde van Het Noorderlicht, als de in aanbouw zijnde plandelen daar ten noorden van is in 2012 het bestemmingsplan Oostergast - Fase 1 en plandelen 2A, 2B en 2C vastgesteld. Onderstaande fragment laat zien dat voor de ontworpen woonbestemmingen een globale bestemmingsregeling is aangehouden (bestemming Woongebied = lichtgeel in de figuur). Op die methodiek is met dit nieuwe plan aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0013.jpg"

Figuur 11 Fragment bestemmingsplan Oostergast - Fase 1 en plandelen 2A, 2B en 2C (2012) met vervolgontwikkeling bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a

Plandeel Bestemmingsplan Zuidhorn-Sebastopol

Een nieuw bestemmingsplan is gemaakt voor de gronden ten noorden van het plangebied. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidhorn op 12 oktober 2015, voorziet in een agrarische bestemming voor de onbebouwde gronden met een bestemming Gemengd voor een agrarisch bedrijf en in een woonbestemming voor de verspreide panden aan de noordzijde. Het agrarisch bedrijf blijft nog tot en met 2017 in functie. Verder gelden enkele dubbelbestemmingen vanuit oogpunt van cultuurhistorie. Figuur 12 bevat een fragment.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0014.png"

Figuur 12 Fragment bestemmingsplan Zuidhorn-Sebastopol (2015) met globale ligging bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a daar ten zuiden van.

Plandeel Oostergast - Fase 2D-a

Ten noorden van de eerder genoemde fases van Oostergast, is het bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a vastgesteld. Onderhavig plan betreft een partiële herziening hierop. Onderstaand fragment laat zien dat voor de ontworpen woonbestemmingen, evenals de eerdere fases van Oostergast, een globale bestemmingsregeling is aangehouden (bestemming Woongebied is lichtgeel in het figuur). Op die methode is met dit nieuwe plan aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0015.jpg"

Figuur 13 Fragment bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a (2016).

Wijzigingsplannen aan het Noorderlicht

Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van Het Noorderlicht zijn wijzigingsplannen ontwikkeld, om hier woningbouw te ontwikkelen. In het eerdere bestemmingsplan Oostergast - Fase 1 en plandelen 2a, 2b en 2c(2012) was vanwege de geluidszone van de, toen nog, provinciale weg, bewoning niet mogelijk. De weg maakt nu geen deel meer uit van de N355. De geluidszone is met de wijzigingsplannen van de verbeelding verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0016.jpg"

Figuur 14 Fragment van de wijzigingsplannen aan Het Noorderlicht

Hoofdstuk 5 Toetsing aan beleidskader

In de voorgaande hoofdstukken is de aanwezige situatie in het plangebied en het gewenste programma beschreven en zijn de uitgangspunten voor het te voeren beleid gegeven. Deze worden hieronder getoetst aan de aanwezige beleidskaders.

5.1 Rijks- en provinciaal beleid

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) staan de plannen van het Rijk voor ruimte en mobiliteit. Binnen het plangebied zijn geen directe rijksbelangen aan de orde.

Het provinciaal beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. Nauw hiermee verbonden is de Omgevingsverordening 2016. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Om deze visie tot uiting te brengen zijn instrumenten nodig. De Omgevingsverordening 2016 is één van die instrumenten. De regels uit de Omgevingsverordening sluiten nauw aan bij de Omgevingsvisie. De verordening kan dan ook niet gelezen worden zonder raadpleging van de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie geeft de artikelen van de Omgevingsverordening hun betekenis en reikwijdte.

De verordening geeft zogenaamde instructienormen ten aanzien van de regels in bestemmingsplannen. Daarbij hebben gemeenten vervolgens beleidsvrijheid ten aanzien van het stellen van planregels in bestemmingsplannen. Wel dient daarbij het provinciale belang in acht genomen te worden.

Naast algemene bepalingen stelt de Omgevingsverordening 2016 onder andere bijzondere voorwaarden aan:

  • woningbouw in bestemmingsplannen;
  • bestemmingsplannen voor het buitengebied;
  • Natuur Netwerk Nederland
  • bestemmingsplannen met kenmerkende landschapselementen, zoals de houtsingelstructuur in het Zuidelijk Westerkwartier

Belangrijke punten in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020, die relevant zijn voor deze herziening, zijn:

  • blijvende zorg voor ruimtelijke kwaliteit;
  • bundeling van verstedelijking in de daartoe aangewezen stedelijke gebieden;
  • regeling over uitbreiding, functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied;
  • nieuwe woningbouw regionaal afstemmen;
  • bescherming van kwetsbare functies vanuit oogpunt externe veiligheid.

Op grond van het rijksbeleid, neergelegd in het besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte), hebben provincies de taak om in een provinciale verordening het zogenaamde “bestaand bebouwd gebied” aan te wijzen.

De provincie Groningen heeft op 6 juni 2016 besloten de grens van het buitengebied te wijzigen conform de in figuur 15 aangegeven situatie. Het plangebied valt met deze wijziging binnen het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 15).

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0017.jpg"

Figuur 15 Wijziging begrenzing Buitengebied

De voorgenomen ontwikkeling vloeit voort uit de al eerder vastgestelde structuurschets voor de totale oostrand van het dorp en is ook als zodanig opgenomen in de Structuurvisie Zuidhorn 2030 en de Regionale Woonvisie Westerkwartier. Zie verder paragraaf 5.2 van dit hoofdstuk.

Conclusies beleidskader Rijk en provincie

Toetsing aan het beleidskader van Rijk en provincie geeft aan dat de woningbouw in dit plangebied wordt ingepast binnen de regionale afspraken. In hoofdstuk 3 is daarop ingegaan. Bij de bestemmingsplanprocedure van de fase 2D-a is bij de provincie een wijziging van de begrenzing van bestaand bebouwd gebied aangevraagd. Met die wijziging valt het plangebied van deze herziening binnen bestaand bebouwd gebied. Daarmee voldoet dit plan aan het provinciale beleid.

5.2 Gemeentelijk beleid

Structuurschets Zuidhorn Oostrand

Aan de basis van de ontwikkeling van het plangebied Oostergast ligt feitelijk de Structuurschets Zuidhorn-Oostrand. Deze stelde de gemeenteraad van Zuidhorn vast bij besluit van 13 maart 2006. In de Structuurschets werd in het licht van de periode van totstandkoming uitgegaan van een voorspoedige uitbreiding tot aan het Van Starkenborghkanaal. Navolgende figuur 16 geeft daarvan een beeld. Inmiddels is in het licht van de woningmarkt tot een veel getemporiseerdere ontwikkeling besloten.

In de jaren erna is bij de planuitwerking ook op enkele onderdelen tot bijstelling van de planuitgangspunten overgegaan. Niettemin is de grondgedachte voor de uitbreiding op de locatie Oostergast in tact gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0018.png"

Figuur 16 Structuurschets Oostrand Zuidhorn (2006)

Regionale woonvisie Westerkwartier (2014)

Voor de regio Westerkwartier is eind 2014 een regionale woonvisie Ruimte om te wonen; Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 in ontwerp gereedgekomen. De gemeenteraad van Zuidhorn heeft deze op 9 maart 2015 vastgesteld. Ook door de andere gemeenteraden in het Westerkwartier is tot vaststelling overgegaan zodat er een gemeenschappelijk regionaal woonbeleid voor het Westerkwartier ligt.

In de Woonvisie (en het woningmarktonderzoek dat eraan ten grondslag ligt) is een raming voor de woningbehoefte opgesteld, zowel voor de kortere termijn (2015-2020) als voor de langere termijn (2021-2025). Voor de beoogde woningbouw wordt gewerkt met zogenaamde 'bandbreedtes', dit om te kunnen inspelen op zich voordoende ontwikkelingen en onderling ook wisselingen te kunnen aanbrengen. Met dit bestemmingsplan wordt beoogd op goede wijze in te spelen op het gewenste programma voor de gemeente Zuidhorn en het plangebied Oostergast (2D-a Oost) in het bijzonder. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3. De visie die centraal staat is: ruimte om te wonen. Daarin ligt niet alleen besloten dat het Westerkwartier fysiek de ruimte biedt, maar ook de mogelijkheid om woonwensen waar te maken en ruimte voor bewoners om initiatief te nemen. Om dit te kunnen bieden zijn vier speerpunten opgesteld.

Deze zijn als volgt:

  • de woning op de juiste plek,
  • wonen betaalbaar houden,
  • ook met een zorgvraag veilig en comfortabel wonen,
  • en bewoners nemen initiatief.

Deze worden hieronder kort toegelicht.

Woonwensen

Wat betreft de woonwensen geeft de Regionale Woonvisie aan dat er ruimte moet zijn om in alle dorpen de woonwensen zoveel mogelijk te vervullen, waar mogelijk in de bestaande woningvoorraad. Als woonwensen binnen de bestaande omgeving niet in te vullen zijn, is nieuwbouw nodig. Het gaat hierbij in de meeste gevallen niet om grote projecten, maar om maatwerk. Binnen het regionaal woonbeleid geldt daarvoor een uitzondering voor Leek en Zuidhorn, waar wél sprake is van (relatief) grote woningbouwprojecten. Het plangebied Oostergast is dat binnen de gemeente Zuidhorn.

Bij maatwerk gaat het vooral om particulier opdrachtgeverschap en incidenteel vervanging van gezinswoningen voor (een kleiner aantal) seniorenwoningen. Daarnaast moet het betaalbaar zijn voor alle inkomensgroepen. Het beslag van de woonlasten op het totale budget moet acceptabel zijn. De woonvisie constateert dat over de hele periode 2014-2025 plancapaciteit en vraag op elkaar aansluiten.

Structuurvisie Zuidhorn-2030

In de Structuurvisie Zuidhorn ( INBO, juni 2011) is het belang van een verdere doorontwikkeling van de wijk Oostergast voor de periode tussen 2010-2030 aangegeven. Daarmee kan tevens de bovenlokale voorzieningenfunctie van Zuidhorn worden versterkt. In de figuur “Wonen-2030” is hiervoor indicatief het gebied tot aan het kanaal gereserveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0020.png"

Figuur 17 Fragment Structuurvisie Zuidhorn 2030, kaart Wonen-2030

Toekomstvisie Zuidhorn 2030

Een visie voor de langere termijn is opgenomen in de Toekomstvisie Zuidhorn (2030). Investeren in een duurzame mobiliteit vormt een belangrijk thema om een snelle en milieuvriendelijke bereikbaarheid van de regio te waarborgen. In de visie wordt op basis van de regionale woningbouwafspraken een verdere ontwikkeling van het plan Oostergast voorzien. Wel wordt aangegeven dat rond 2020 bekeken zal worden welk programma wenselijk is vanwege krimp en vergrijzing. De structuurvisie bevat voor het overige geen concrete richtlijnen voor dit plangebied.

Welstandsnota gemeente Zuidhorn (2012)

Het welstandsbeleid van de gemeenten Zuidhorn is opgenomen in de Welstandsnota Zuidhorn, die de gemeenteraad in 2012 vaststelde.

Daarin zijn gebiedsgerichte criteria gegeven die bij toepassing van verzoeken om omgevingsvergunningen worden ingezet.

Voor het plangebied is in relatie tot het stedenbouwkundig plan een beeldkwaliteitsplan met specifieke welstandscriteria opgesteld, deze zijn verwerkt in de welstandsnota.

Conclusies beleidskader regio en gemeente

Toetsing aan het beleid vanuit de regio geeft aan dat binnen het regionale woonbeleid rekening is gehouden met deze vervolgontwikkeling van de Oostergast. De voorgenomen ontwikkeling vloeit voort uit de al eerder vastgestelde structuurschets voor de totale oostrand van het dorp; dit bestemmingsplan vormt daarvan een gedeeltelijke uitwerking. Verder is met de ontwikkeling ook rekening gehouden in de Structuurvisie Zuidhorn 2030 en de Regionale Woonvisie Westerkwartier.

Ook in het kader van de woonbeleid voor Groningen-Assen is de woningbouw in Zuidhorn afgewogen binnen de totale regionale behoefte. Daarin zijn afspraken gemaakt over de regionaal overeengekomen taakstelling voor woningbouw en de verdeling daarvan over de gemeenten/kernen in de regio.

De woningbouw in Zuidhorn wordt opgevangen op zowel een aantal inbreidings- en herstructureringslocaties in de dorpskern zelf, als op de locatie Oostergast. Daarbij is tevens de relatie met het aanbod aan vergelijkbare locaties in de regio afgewogen. Bij de concretisering door middel van de woonbestemmingen in dit bestemmingsplan wordt afstemming gelegd op de beschikbare (en regionaal afgestemde) nieuwbouwruimte; deze nieuwbouwruimte is over de gemeente als geheel leidend bij de planontwikkeling. De woonbestemmingen zelf kennen een zekere mate van flexibiliteit om goed te kunnen inspelen op ontwikkelingen op de woningmarkt. Wel beweegt de invulling zich binnen de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals eerder in hoofdstuk 4 zijn verwoord.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.

6.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Daarnaast geldt per provincie een uitwerking van regels op het gebied van natuurbescherming in de provinciale verordening.

6.1.1 Gebiedsbescherming
  • Toetsingskader en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan 

Het plangebied kent vanuit oogpunt van gebiedsbescherming geen bijzondere status.

De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen rond het Reitdiep, aan de westzijde van Zuidhorn (> 3 km). Op afstand liggen verder ten oosten van het Aduarderdiep, en ook ten zuidwesten van Aduard, gebieden die horen tot de NNN (beheersgebieden, > 700 m). Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

6.1.2 Soortbescherming
  • Toetsingskader en beleid

Ook de regeling ten aanzien van soortbescherming is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Een groot aantal van nature in Nederland thuis horende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Ten behoeve van de planontwikkeling is ecologisch onderzoek verricht (Quickscan Flora- en fauna voor nieuwbouw Zuidhorn, Buro Bakker, adviesburo voor ecologie, Assen, 2016, Bijlage 1).

In het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • In het plangebied kunnen enkele algemene vogels tot broeden komen. Alle vogels genieten een zware bescherming in broedseizoen.
  • In de sloot ten oosten van het plangebied kan de aanwezigheid van de zwaar beschermde Poelkikker niet op voorhand worden uitgesloten. De sloot valt buiten de begrenzing van het wijzigingsgebied.
  • De matig zwaar beschermde Kleine modderkruiper kan niet worden uitgesloten in de sloten van het plangebied.
  • De aanwezigheid van overige beschermde soorten heeft uitsluitend betrekking op soorten met een licht beschermde status.

Gelet op deze mogelijkheid wordt in het ecologisch onderzoek het volgende geadviseerd:

  • Aangaande broedvogels: gelet op de bescherming van vogels dienen werkzaamheden als de verwijdering van ruige vegetaties in eerste instantie buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd of in elk geval buiten het broedseizoen te worden opgestart. Het gebied dient voorafgaand aan het broedseizoen onaantrekkelijk voor vogels te worden gemaakt, en – als dat niet mogelijk is – op zorgvuldige wijze gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van nesten.
  • De mogelijke aanwezigheid van de Poelkikker in de sloot ten oosten van het plangebied leidt niet tot vervolgstappen, omdat de sloot buiten het plangebied valt.
  • Om vast te stellen of er inderdaad een Kleine modderkruiper aanwezig is, moet het plangebied in de daarvoor geschikte periode (april-oktober) op de aanwezigheid hiervan gecontroleerd worden.
  • Voor licht beschermde soorten geldt alleen de zorgplicht.

Voor het bestemmingsplan is een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de Kleine modderkruiper. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2.

Bij bemonstering van de sloten zijn geen Kleine modderkruipers aangetroffen. De soort kan daarmee worden uitgesloten in het plangebied. Voor overige aangetroffen soorten geldt alleen de algemene zorgplicht. Verder zal bij de uitvoering rekening worden gehouden met start/uitvoering van werkzaamheden buiten het broedseizoen (c.q. ervoor onaantrekkelijk te worden gemaakt). Overigens zal rekening worden gehouden met de noodzakelijke zorgmaatregelen en controle op de mogelijke aanwezigheid van de Poelkikker.

6.2 Cultuurhistorie

  • Toetsingskader en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen.

Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het plangebied ligt ten oosten van De Gast, een historische verbinding. Later is hier de Rijksstraatweg aangelegd, die de oorspronkelijke verbinding vormde van Zuidhorn met zijn omgeving.

In het rapport Archeologie en cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn, deel B Cultuurhistorie1 zijn de cultuurhistorisch bepalende waarden in beeld gebracht. Onderstaand kaartje is een fragment voor het plangebied en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0021.png"

Figuur 18 Fragment Cultuurhistorische waardenkaart Westerkwartier (Vestigia Amersfoort, maart 2014)

Van belang zijnde cultuurhistorische aspecten in/nabij het plangebied zijn:

  • enkele historische wegen (De Gast/ de Nieuwe Oostergast = bruine lijnen);
  • de ontginningsrichtingen (groene lijnen);
  • historische watergangen (donkerpaarse lijnen).

Deze elementen krijgen, voor zover gelegen in het plangebied, in het bestemmingsplan een beschermende regeling. Uit de beschrijving van het stedenbouwkundig plan in hoofdstuk 5 komt dit naar voren. Gelet op het bovenstaande kan worden vastgesteld dat vanuit het thema ´cultuurhistorie´ het bestemmingsplan passend is.

6.3 Archeologie

  • Toetsingskader en beleid

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysiek leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De archeologische waarden zijn in eerste instantie in beeld gebracht op de AMK (Archeologische monumentenkaart in de provincie Groningen, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 2001). Daarnaast hebben de gemeenten in het Westerkwartier een nieuw archeologiebeleid vastgesteld. Gezamenlijk is een onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied (Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn, Vestigia, Amersfoort, 10-03-2014, def). Op grond van onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het landschap zijn voor de regio Westerkwartier een archeologische verwachtingenkaart en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente laat zien dat het plangebied ligt in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De archeologisch waardevolle gebieden liggen meer westelijk van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0056.BPZH17UITB1-VA01_0022.png"

Figuur 19 Fragment Archeologische verwachtingskaart Westerkwartier (Vestigia Amersfoort, december 2012), groen= lage verwachting (waarde archeologie 6).; bruin: middelhoge tot hoge verwachtingswaarde (waarde archeologie 5)

Het blijkt dat voor de gronden met een lage verwachtingswaarde, zoals die in het plangebied voorkomen, er bij een oppervlakte van 5000 m² sprake is van een vergunningsplicht bij een diepte van 50 cm en meer. Deze lage verwachting sluit aan bij een inventariserend booronderzoek dat enige jaren geleden voor de algehele planontwikkeling is gehouden2 . In dit onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen en zijn de gebieden vrijgegeven voor woningbouw.

6.4 Water

Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is daarom onderdeel van de ruimtelijke procedure geworden. In dit geval betreft dit plan een partiële herziening van het bestemmingsplan dat reeds is opgesteld. De wijziging in de partiële herziening betreft slechts de stedenbouwkundige opzet van het plangebied. Evenals in het geldende bestemmingsplan wordt het plangebied ingericht als woonwijk. De te realiseren verharding wijzigt daarop niet of nauwelijks.

Bij het opstellen van het vorige bestemmingsplan is de watertoets reeds doorlopen. Omdat deze partiële herziening zeer weinig effect heeft op de uitkomsten van de watertoets destijds, wordt ook voor deze herziening van die watertoets uitgegaan. De uitwerking is opgenomen in deze paragraaf.

  • Toetsingskader

Wat betreft het wettelijk kader het volgende.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet (2009) een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, zowel aangaande de waterkwantiteit als de waterkwaliteit.

Wat betreft het beleidskader bevat de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 het actuele provinciale beleidskader met een functietoekenning aan het grond- en oppervlaktewater. Voor de functies zijn kwaliteitsnormen vastgesteld. Op de functiekaart 'water' heeft het gebied rond Zuidhorn de gebruiksfunctie 'landbouw'. Deze typering is gebaseerd op de aanwezige situatie.

Het waterschap Noorderzijlvest (beherend waterschap in het plangebied) heeft zijn beleid uiteengezet in de Beleidsnotitie Water en Ruimte (2013), terwijl verder van belang is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 dat met ingang van 1 januari 2016 door het waterschap Noorderzijlvest als beleidskader wordt gehanteerd.

Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet er gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Toetsing van het bestemmingsplan aan het waterbeleid is onder te verdelen in de thema's waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Waterkwantiteit:

In de toekomstige waterhuishoudkundige situatie is er de noodzaak om de mogelijkheden voor waterberging in de waterhuishoudkundige systemen te vergroten. Algemeen is bij toename van het verhard oppervlak compensatie nodig in de vorm van waterberging. Het Waterschap Noorderzijlvest hanteert daarvoor normen, opgenomen in de Beleidsnotitie Water en ruimte (2013). Het waterschap Noorderzijlvest hanteert als richtlijn dat bij een toename van het verhard/bebouwd oppervlak van meer dan 750 m² in bebouwd gebied er compenserende maatregelen nodig zijn (bebouwd gebied).

In het buitengebied betreft het situaties van meer dan 2.500 m². Als men onder deze norm blijft, is een vrijstelling van toepassing, zij het dat wel voorkomen moet worden dat overlast door het afstromende hemelwater plaatsvindt. Voorts wijst de Beleidsnotitie Water en Ruimte op het belang van een bepaalde drooglegging. Een oppervlakte aan te dempen watergangen moet zoveel mogelijk in de vorm van oppervlaktewater gecompenseerd te worden. Voor het overige mag de compensatie (tevens) gezocht worden in de vorm van wateropvang met vertraagde waterafvoer.

Vertaald naar dit bestemmingsplan geldt het volgende. In het kader van de algehele planontwikkeling voor de Oostergast is als algemeen uitgangspunt gehanteerd, dat 10% van het aandeel nieuw aan te leggen verharding wordt gecompenseerd oppervlaktewater. Gezien de uitgestrektheid van het gebied worden tekorten in de ene fase vereffend met overschotten in de anderen fasen. Met het waterschap Noorderzijlvest is daarover overleg gevoerd; het waterschap heeft aangegeven dat de noodzakelijke watercompensatie voldoende is en gevraagd om de watercompensatie in een vroeg stadium van de realisering uit te voeren, om zodoende wateroverlast in andere plandelen te voorkomen.

De bepalende waterlopen die de waterstructuur in dit plangebied bepalen, worden daarnaast planologisch vastgelegd met een afzonderlijke bestemming Water. In hoofdstuk 4 wordt de waterstructuur beschreven.

Waterkwaliteit

Bij de realisering van het rioleringsstelsel wordt rekening gehouden met de aanleg van een zogenaamd "gescheiden stelsel", overeenkomstig de wensen van het waterschap. Daarbij wordt het hemelwater naar het gebiedseigen oppervlaktewater afgevoerd. Eén en ander op grond van het waterbeleid van de gemeente Zuidhorn.

Vooroverleg en Keur

Voor de uitvoering van werkzaamheden aan wateren zal van tevoren een ontheffing van de Keur van het Waterschap Noorderzijlvest worden aangevraagd. Dit is overigens een zelfstandige regeling die naast het bestemmingsplan staat.

Vooroverleg waterschap Noorderzijlvest

In het kader van het formele overleg is het waterschap betrokken bij dit nieuwe bestemmingsplan. Geconstateerd is dat de uitgangspunten ten aanzien van de wateraspecten correct zijn weergegeven. Zie ook hoofdstuk 9.

6.5 Bodem

  • Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als het wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Binnen het plangebied is in 2013 een bodemonderzoek uitgevoerd 3 (Bijlage 3).

Uit het onderzoek komt naar voren, dat de onderzochte locatie geen aanleiding geeft tot uitvoering van nader bodemonderzoek en dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid en/of het milieu.

6.6 Geluid

In de voorliggende plansituatie is alleen sprake van geluid vanwege het wegverkeer waarmee rekening moet worden gehouden.

  • Toetsingskader en beleid

Wat betreft het wegverkeerslawaai: op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een wettelijke geluidzone, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Bij zoneplichtige wegen is het uitgangspunt om de geluidbelasting binnen de zone op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor dat niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Ten aanzien van het wegverkeerslawaai wordt allereerst opgemerkt dat voor het hele dorpsgebied een 30 km zonering geldt, zodat er geen sprake is van een formele geluidszonering. Uitgangspunt is ook dat voor de nieuw aan te leggen woonstraten in de uitbreiding een 30 km-u zonering gaat gelden.

Vanuit akoestisch oogpunt zijn er daarnaast de volgende aandachtspunten.

Rijksstraatweg

De Rijksstraatweg weg kent buiten de bebouwde kom een maximum-snelheid van 60 km/u. Deze weg zal naar verwachting reeds op korte termijn een functie krijgen als 30 km-weg (aanpassing bebouwde komgrens). Gelet op de aanwezige intensiteit (circa 1900 mvt/e) is een akoestisch onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening uitgevoerd. Zie Bijlage 4.

Gelet op de afstand tot dit plangebied zijn vanuit oogpunt van geluidhinder geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid aan de orde. Uit akoestische berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Daarbij is tevens overwogen dat deze weg mettertijd bij de planontwikkeling het karakter van erftoegangsweg zal krijgen. Daarmee vormt deze weg geen toetsingskader meer vanuit de Wet geluidhinder.

Noorderlicht 

In het akoestisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan Oostergast-20124 is tevens de situatie onderzocht waarbij er geen sprake meer is van een doorgaande provinciale weg door/nabij het plangebied. Het Noorderlicht heeft intussen die functie niet meer.

In het akoestisch onderzoek is geconstateerd, dat voor het gehele plangebied aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overeenkomstig de Wet geluidhinder wordt voldaan.

Wel moet nog rekening worden gehouden voor het buiten de bebouwde kom gelegen deel van Het Noorderlicht (60 km/u) en de N355 ten noordoosten van het plangebied (80 km/u). Een deel van het plangebied ligt namelijk binnen de onderzoekszone van een van deze wegen.

Uit het akoestische onderzoek blijkt dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.

N355

Ten aanzien van de N355 wordt opgemerkt dat deze weg een wettelijke zone van 250 meter heeft. De meest dichtbij geprojecteerde woningen vallen niet binnen de zone.

Samenvattend kan het volgende worden gesteld. Op grond van akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het verkeer op de Rijksstraatweg en Het Noorderlicht de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB niet wordt overschreden en dat aanvullende procedures in het kader van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk zijn. Met inachtname van de maatregelen tot instellen van een 30 km/u zonering vormt het aspect geluidhinder ook voor de woonstraten geen belemmering voor de planuitvoering.

6.7 Luchtkwaliteit

  • Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk in het bijzonder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.

Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het bestemmingsplan maakt met circa 71 woningen geen woningbouw mogelijk die boven de grens van de regeling “in betekenende mate” bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Overigens blijkt uit de Rapportages Luchtkwaliteit van de Provincie Groningen, dat met uitzondering van de gemeente Groningen er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen in het ommeland. Omdat het voorliggende plan deel uit maakt van een grotere ontwikkeling, is reeds bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Oostergast - Fase 1 en plandelen 2A,2B en 2C onderzocht of er strijdigheden met de wettelijke normstelling aangaande luchtkwaliteit zouden kunnen ontstaan. Uit dit luchtkwaliteitsonderzoek in het kader van de planvorming voor de Oostergast5 is gebleken dat de concentraties van verontreinigede stoffen ver onder de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit bleven. Genoemd onderzoek heeft betrekking gehad op wegverkeer, scheepvaart- en spoorverkeer. Ook met de woningbouw in deze vervolgfase is dat het geval. Gelet hierop vormen de luchtkwaliteitsnormen geen belemmering voor de planuitvoering.

6.8 Milieuzonering

  • Toetsingskader en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De woningbouw vindt plaats binnen een woongebied dat in ontwikkeling is. Op korte afstand van het bestemmingsplan staat de nieuwe brede school De Noordster. Ten opzichte van het terrein van de nieuwe brede school wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009).

Noordelijk van het plangebied ligt aan de Rijksstraatweg 7 een nog functionerend agrarisch bedrijf. Zoals in bestemmingsplan Zuidhorn-Sebastopol van 2015 is aangegeven, wordt op relatief korte termijn (2017) voorzien in bedrijfsbeëindiging. Op dat moment is er geen sprake meer van milieubeperkingen. Verder is nabij de rotonde in de Rijksstraatweg nog een overdekt zwembad aanwezig. De afstand is circa 200 meter en verder. Aan de richtafstand van de VNG (50 meter) wordt ruimschoots voldaan.

6.9 Externe veiligheid

  • Toetsingskader en beleid

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten woorden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen.

Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water is van belang het Besluit externe veiligheid transportroutes. Op basis van dit Besluit moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Het rijk stelt het basisnet vast voor de rijksinfrastructuur. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen en de Provincie Groningen heeft dan ook gedaan en dat verwerkt in de Omgevingsverordening.

Provinciaal Basisnet Groningen
Op 20 april 2010 heeft de Provincie Groningen een basisnet vastgesteld en opgenomen in de Omgevingsverordening. Op grond van dit beleid geldt dat langs verschillende rijks- en provinciale wegen PR 10-6-contouren zijn vastgelegd, waarbinnen geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast geldt langs deze wegen een zogenaamde plasbrandaandachtszone (PAG): een zone van 30 meter waarin geen objecten mogen worden geprojecteerd waar verminderd zelfredzame personen voorkomen (bijvoorbeeld scholen of verzorgingshuizen).  

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Risicovolle inrichtingen

Volgens de risicokaart komen binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen met mogelijke gevolgen voor de externe veiligheid voor.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes geeft milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes. Het besluit bevat de uitwerking van de ruimtelijke component van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen betreft de hoofdinfrastructuur over water, weg en spoor en heeft alleen betrekking op bulkvervoer van stoffen die bij een ongeval een levensbedreigend effect kunnen hebben op ruime afstand van de infrastructuur.

Op 3 juli 2007 is door GS het beleidskader Veilig op weg, veiligheid rondom de weg vastgesteld. Voor de provinciale wegen is het provinciaal basisnet Groningen opgesteld. Dit basisnet heeft voor de extra bescherming van minder zelfredzame personen- betrekking op een 30-meterzone rondom rijks- en spoorwegen. In artikel 4.17a van de provinciale verordening is het Provinciaal Basisnet Groningen opgenomen. Hierin staat aangegeven dat bestemmingsplannen niet mogen voorzien in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen binnen een zone van deze (spoor)wegen.

Binnen het plangebied bevinden zich geen wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De doorgaande provinciale weg N355 is opgenomen in het provinciale basisnet. Het plangebied ligt op voldoende afstand van deze weg (> 200 meter).

Buisleidingen:

Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich een gasleiding in beheer van de NV Nederlandse Gasunie (langs tracé van de Rijksstraatweg). Het betreft een 40 bar-leiding. Er is blijkens onderzoek van het Steunpunt Externe Veiligheid (uitgevoerd in het kader van bestemmingsplan Oostergast - Fase 1 en plandelen 2a, 2b en 2c) geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6. De gasleiding heeft geen plaatsgebonden risico-contour, waarbinnen het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden tegengegaan. In het kader van het bestemmingsplan is verder een onderzoek uitgevoerd naar de risicocontouren langs de leiding. Deze contouren zijn van dermate beperkte omvang dat ze het plangebied van dit bestemmingsplan niet overlappen. De ligging van deze gasleiding belemmert het bestemmingsplan niet.

Extern veiligheidsonderzoek Omgevingsdienst

De Omgevingsdienst Groningen heeft naar het aspect 'externe veiligheid' een nader onderzoek uitgevoerd, dat in Bijlage 5 bij deze toelichting is opgenomen. Daarnaast is voor het Van Starkenborghkanaal een risicoanalyse uitgevoerd. Geconstateerd wordt dat met betrekking tot het vervoer gevaarlijke stoffen over het Van Starkenborghkanaal er een invloedsgebied van 1070 m geldt.

Het onderzochte groepsrisico is dermate laag, dat dit niet berekend is.

De situatie in het plangebied overwegende, inclusief de hierna te noemen maatregelen aangaande bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, komt de Omgevingsdienst tot de conclusie, dat het vanuit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is om het bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a vast te stellen. Gemeentelijk wordt vastgesteld dat het bestemmingsplan uit oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen ontmoet.

Advisering Veiligheidsregio

Over het aspect van de externe veiligheid is voorts advies gevraagd van de Veiligheidsregio Groningen. De Veiligheidsrisico constateert dat er in de omgeving van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn (N33, Van Starkenborghkanaal, hogedrukaardgastransportleidingen). Het plangebied ligt echter buiten de invloedsgebieden van deze risicobronnen. Voor het bestemmingsplan Oostergast - 2D-a is er daarmee geen sprake van externe veiligheidsrisico's en bestaat er geen verantwoording van het groepsrisico.

De Veiligheidsregio heeft het bestemmingsplan daarnaast beoordeeld in het kader van de bestrijdbaarheid (Bijlage 5). Geadviseerd wordt om:

  • Het plangebied voorafgaand aan de woningbouw te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen.
  • In iedere planfase te zorgen voor een goed bereikbaarheid, zoals in het Bouwbesluit voorgeschreven.

De gemeente zal in de verschillende uitvoeringsfasen van het plan hiermee rekening houden. Tevens zal rekening worden gehouden met een goede bereikbaarheid van hulpdiensten. Verder is de tekst in deze paragraaf aan het actuele beleid aangepast.

6.10 Milieu (algemeen)

  • Toetsingskader en beleid

Plan- en projectmer

In de Wet milieubeheer wordt onderscheid gemaakt tussen een MER voor een plan en MER voor een besluit. In de praktijk wordt dit wel planMER c.q. projectMER genoemd. Sinds de wijziging van de Wet milieubeheer per 1 juli 2010 zijn de verschillen tussen plan- en projectMER minimaal geworden.

Het komt erop neer dat een planMER zich richt op strategische hoofdlijnen in plannen (zoals een bestemmingsplan) en een projectMER op concrete uitvoeringsmaatregelen.

M.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten

In de m.e.r.-regelgeving wordt voorts verschil gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een MER moet worden gemaakt (m.e.r.-plichtige activiteiten) en activiteiten, waarvan aan de hand van bepaalde criteria nader moet worden beoordeeld of een MER opgesteld moet worden (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten). M.e.r.-plichtige activiteiten worden benoemd in de zogenaamde C-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). M.e.r.- beoordelingsplichtige activiteiten worden benoemd in de zogeheten D-lijst.

In deze beide lijsten worden concrete activiteiten opgesomd, die vanwege aard, omvang of omgeving m.e.r.-plichtig dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.

De genoemde activiteiten zijn in principe alleen m.e.r.(beoordelings)plichtig als deze boven bepaalde drempelwaarden uit komen.

In artikel 2 lid 5 van het Besluit mer is bepaald dat de drempelwaarden genoemd in de D-lijst indicatief zijn. Dat wil zeggen dat een activiteit, ook al blijft deze onder de drempelwaarde, toch m.e.r. (beoordelings) plichtig kan zijn, gelet op de kenmerken en/of de plaats van het project of gelet op de kenmerken van het potentiële effect, zoals benoemd in bijlage III van de Mer-richtlijn.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In categorie D.11 van het Besluit mer wordt de activiteit 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Daarbij moet de activiteit betrekking hebben op een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen'.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor het beoordelen of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, wordt gekeken naar de volgende omstandigheden:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling kan aandacht worden besteed aan de volgende onderwerpen:

  • 1. Een globale beschrijving van de voorgenomen activiteit. Wat is het ruimtebeslag?
  • 2. Is er sprake van emissies (bijvoorbeeld van geluid, lucht), verkeersaantrekkende werking e.d.?
  • 3. Wat is de afstand van de activiteit(en) tot gebieden die gevoelig zijn? Waarvoor zijn de gebieden gevoelig? Heeft de voorgenomen activiteit daar invloed op?

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a heeft reeds een beoordeling of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu plaatsgevonden. Omdat deze herziening onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan en uitgaat van dezelfde bestemmingen als gehanteerd werden in Oostergast - Fase 2D-a, kan worden uitgegaan van deze toetsing. De toetsing is hieronder weergegeven.

  • Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Bij de totstandkoming van de hele ontwikkeling voor de oost rand heeft reeds een integrale afweging van belangen plaatsgehad.

Verder is aan bovenstaande vragen in het kader van de bestemmingsplanprocedure in de voorgaande paragrafen aandacht besteed. Daarbij is in het bijzonder in dit hoofdstuk met omgevingsaspecten ingegaan op de relevante milieu-aspecten. Tevens is aangegeven waar ter bescherming van het milieu eisen worden gesteld in het kader van de milieuwetgeving; dit voor zover daarmee tevens het ruimtelijk beleid wordt ondersteund.

Hieronder volgt een samenvatting, met name vanwege de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Ad 1. Beschrijving van de voorgenomen activiteit

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in woningbouw met maximum van circa 150 woningen en blijft zeer ruim onder de drempelwaarde voor de aanleg van een woonwijk als genoemd in de D-lijst.

De uitbreiding wordt gerealiseerd aan de noordzijde van de woningbouw die thans in ontwikkeling is. Het gebied waarop de uitbreiding betrekking heeft, kent thans nog een agrarisch gebruik. De voorgenomen uitbreiding, inclusief nieuwe infrastructuur en landschapsmaatregelen, heeft een oppervlakte van circa 9,0 ha. Het gaat om het mogelijk maken van een uitbreiding bij een bestaand c.q. in ontwikkeling zijnd woongebied, geprojecteerd aan de noordzijde van het Noorderlicht.

De uitbreiding wordt voorts gekoppeld aan een verbeterde ontsluitingssituatie, die ook overige dorpsbebouwing ten goede komt. Deze is deels al bereikt door de functietoekenning als wijkontsluitingsweg voor Het Noorderlicht, terwijl daarnaast ook aan de westzijde (Rijksstraatweg) verbeteringsmaatregelen worden voorzien.

Verder wordt aan de buitenzijden van het plangebied voorzien in passende, afschermende landschapsmaatregelen.

Zo is aan de westzijde – langs de Nieuwe Gast – ruimte voor laanbeplanting en is aan de oostzijde in een regelmatige rij van passende bomen (knotwilgen) voorzien. Ook aan de noordzijde wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing met een singel langs een waterloop.

Het ruimtelijk beleid wordt voorts ondersteund door maatregelen in het kader van het milieubeleid.

Ad 2. Verkeersaantrekkende werking en emissies

De woonuitbreiding genereert verkeer. Afwikkeling van het verkeer wordt voorzien via een tweetal wijkontsluitingswegen die op vlotte wijze op het externe wegennet aansluiten. Dat zijn Het Noorderlicht aan de zuidzijde en de Nieuwe Gast aan de westkant. De woonstraten binnen het gebied zullen in hoofdzaak worden gebruikt door bewoners en bezoekers. Uit eerder ingesteld luchtkwaliteitsonderzoek voor de woonwijk Oostergast (zie paragraaf 6.7) is gebleken dat ruimschoots binnen de luchtkwaliteitsnormering wordt gebleven.

Daarnaast worden maatregelen genomen voor beperking van de maximum snelheden (paragraaf 6.6.), met positieve effecten op de emissie en geluidoverlast.

Ad 3. Afstanden tot gevoelige gebieden

Gevoelige gebieden zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Het Natura2000-gebied Leekstermeergebied, dat het meest dicht bij het plangebied is gelegen, ligt op een zeer aanzienlijke afstand van 8 km. De afstand tot de Natuur Netwerk Nederland (NNN) is in hoofdstuk 6.1 aangegeven en is circa 3 km (en tot dichtstbijzijnde beheersgebieden > 700 meter).

Gezien de afstand worden er geen significante effecten voor deze gebieden door de voorgenomen ontwikkeling verwacht.

Conclusies voor vormvrije m.e.r.-beoordeling

Geconcludeerd kan worden dat er - gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten - geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen.

Hoofdstuk 7 Juridische regeling

7.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de functies in het plangebied toegelicht en de ontwikkelingen daarbinnen, het programma voor de toekomst en de ruimtelijke uitgangspunten. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze geven aan voor welke doeleinden/functies de gronden zijn bestemd en regelen de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied. Voor de verbeelding zijn de uitgangspunten, zoals in hoofdstuk 4 toegelicht, de basis. Daaraan is toegevoegd de wens om de nieuwe bouwblokken op flexibele wijze te kunnen invullen.

7.2 Opzet in bestemmingen

Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden.

Naast deze landelijke vereisten, zijn de bestemmingen in het plan inhoudelijk afgestemd op de systematiek die eerder in het aangrenzende bestemmingsplan Oostergast - Fase 1 en plandelen 2a, 2b en 2c en Oostergast - Fase 2D-a is toegepast. Met name voor de woonbestemming betekent dat een ruime bestemmingsinhoud die ruimte biedt voor een zekere flexibele invulling. Wel ligt het stedenbouwkundig plan (hoofdstuk 4) aan de wijze van bestemmen ten grondslag.

7.3 Toelichting op de bestemmingen

Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor.

Enkelbestemmingen

Agrarisch

De bestemming Agrarisch komt voor in het noordoosten van het plangebied. Het betreft de gebieden die als grasland behouden blijven.

Groen

De bestemming Groen komt voor in het hofje boven het natuureiland. De bestemming sluit aan op een gelijkluidende bestemming in het bestemmingsplan voor de fase 2D-a.

Verkeer

Deze bestemming regelt zowel de wijkontsluitingswegen aan de west- en oostzijde als alle woonstraten die het woongebied ontsluiten. In de lijn van het plan voor het eerdere deel van de wijk Oostergast is deze bestemming dan ook voor alle wegen toegepast.

Water

Ook de bestemming Water sluit aan op die van het geldende plan. Deze heeft betrekking op de aan te leggen watergang rondom het natuureiland en de oost-west watergang.

Wonen

De woningen die het beeld gaan vormen langs de Nieuwe Gast zijn geregeld met een afzonderlijke bestemming Wonen. Binnen deze herziening gaat het om de woning in het westelijke deel van het plangebied.

Volgens het stedenbouwkundig plan gaat betreft het vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen op ruime erven die gericht zijn op de weg. Met de ligging van de bouwvlakken wordt het gewenste beeld vastgelegd. Verder gelden ook bij deze bestemming de mogelijkheden voor bijgebouwen op grond van het reguliere beleid.

Daarnaast worden, net als bij de vorige woonbestemming genoemd, mogelijkheden geboden voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven.

Woongebied

De in omvang meest ruime bestemming is de bestemming Woongebied. Deze legt de planologische basis voor de verdere woningbouw in dit deel van Oostergast. De bestemming ligt tussen de groen-, water- en verkeersstructuur die de hoofdindeling van het woongebied bepaalt. Zoals het kaartbeeld laat zien, is daarbinnen met een ruime woonbestemming gewerkt. De bepalende elementen zijn vastgelegd in de planregels en afgestemd op die van het zuidelijk aangrenzende woongebied.

Dit zijn:

  • Woningtypen: de wijk kenmerkt zich door vrijstaand en halfvrijstaande woningen. Niettemin is in zekere mate rekening gehouden met woningen in rijen. In het stedenbouwkundig plan zijn daarvoor voorkeurslocaties aangewezen (zie hoofdstuk 4). In de juridische regeling van de bestemming Woongebied zijn deze locaties niet exact vastgelegd, maar wordt wel voorzien in een geclusterde opzet van rijenbouw.
  • Er wordt ruimte geboden voor grondgebonden woningen in één tot twee bouwlagen. Het bepalende beeld van een laagbouw-woonwijk wordt daarmee gegarandeerd.
  • De situering van de te bouwen woningen is flexibel. Wel zijn in de planregels afstanden opgenomen die ten opzichte van de verkeers- of waterbestemming in acht moeten worden genomen.
  • Voor bijgebouwen en erf- en terreinafscheidingen is aangesloten op de reguliere regeling die ook in het eerdere bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a is toegepast.
  • De woningen moeten in of achter de gevellijn worden gebouwd. Wanneer er geen gevellijn is opgenomen moeten de woningen op minimaal 5 en maximaal 20 meter afstand van de openbare ruimte worden gebouwd.

Binnen deze woonbestemming wordt verder ruimte geboden voor aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Dit op basis van een in 2008 vastgestelde beleidsnotitie Aan huis verbonden beroepen en bedrijven.

Dubbelbestemming

Waarde - Glaciale rug

Ter uitwerking van het beleid uit de Omgevingsverordening Groningen is deze dubbelbestemming opgenomen. De planregels bevatten een regeling die is afgestemd op deze Verordening en diepploegen, afschuiven, egaliseren en afgraven aan een verbodsbepaling bindt. Overigens heeft deze dubbelbestemming op een beperkt deel van het plangebied betrekking. De beperkingen zijn gering omdat het slechts om onbebouwde bestemmingen gaat.

Verder is een regeling aan de planregels toegevoegd die het mogelijk maakt dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het hierboven genoemde verbod, mits dit niet leidt tot aantasting van de herkenbaarheid van de glaciale rug.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn in die periode geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor het plangebied is een grondexploitatie gemaakt om de economische uitvoerbaarheid aan te tonen. Uit de grondexploitatie blijkt dat het plan uitvoerbaar is. De verwachting is dat het plan met een positief resultaat is te realiseren.

De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de gemeente Zuidhorn. Met betrokken partijen die de woonwijk willen realiseren, worden financiële afspraken gemaakt.

8.3 Grondexploitatie

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt.

Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al aan de andere kant is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

Voor het plangebied wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan omdat voor het gebied tussen gemeente Zuidhorn en betrokken projectontwikkelaars (waaronder Plegt-Vos) privaatrechtelijke overeenkomsten zijn afgesloten in welk kader afspraken over de financiering zijn gemaakt. De gemeente heeft de afspraken met Plegt-Vos in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd (november 2010) en aanvullend in een addendum (oktober 2013).

Hoofdstuk 9 Vooroverleg

9.1 Vooroverleg Oostergast - Fase 2D-a

Het bestemmingsplan Oostergast Fase - 2D-a heeft reeds een vooroverleg-traject doorlopen. Dit plan betreft een partiële herziening van het oostelijke deel van het eerder genoemde plan en betreft dus een deel van hetzelfde plangebied. Daarom moet het vooroverleg dat reeds heeft plaatsgevonden ten behoeve van het bestemmingsplan Fase 2D-a worden meegenomen in dit plan.

Ten behoeve van het wettelijk verplichte vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan gestuurd aan de Provincie Groningen, de Omgevingsdienst Groningen, de Veiligheidsregio Groningen, het Waterschap Noorderzijlvest en de Commissie Bouwen en Wonen.

1. Veiligheidsregio Groningen

In het plangebied zijn nog geen bluswatervoorzieningen aanwezig. De Veiligheidsregio adviseert om het plangebied voorafgaande aan de geplande woningbouw te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Dit in afstemming met Veiligheidsregio Groningen. De handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen' (Veiligheidsregio Groningen, juli 2013) geldt hierbij als uitgangspunt.

De Veiligheidsregio adviseert om in elke realisatiefase van het bestemmingsplan te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten. De handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen' (Veiligheidsregio Groningen, juli 2013) geldt hierbij als uitgangspunt.

Reactie gemeente:

Wij zullen zorgen voor adequate bluswatervoorzieningen in de verdere planvorming. Tevens zullen wij zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten.

De paragraaf externe veiligheid moet worden aangepast, want de “Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen” vormt niet langer het beoordelingskader voor externe veiligheid. Het is vervangen door het “Besluit externe veiligheid transportroutes”.

Reactie gemeente:

Wij hebben de paragraaf aangepast.

2. Omgevingsdienst Groningen

De Omgevingsdienst Groningen heeft een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan "Oostergast - Fase 2D-a". Hiervoor is voor het Van Starkenborghkanaal een risicoanalyse uitgevoerd. De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico kunnen als volgt worden samengevat.

Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Van Starkenborghkanaal geldt een invloedsgebied van 1070 meter. Een groepsrisico wordt niet berekend.

Alles overwegende, waaronder het advies van de Veiligheidsregio Groningen, wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan "Oostergast - Fase 2D-a" vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

Reactie gemeente:

Wij hebben de paragraaf externe veiligheid aangevuld met het advies.

3. Provincie Groningen

Er zijn geen opmerkingen op het bestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Wij hebben de reactie ter kennisgeving aangenomen.

4. Waterschap Noorderzijlvest

De uitgangspunten ten aanzien van de wateraspecten, zoals verwoord in paragraaf 6.4, zijn correct. Er spelen geen bijzonderheden of extra opgaven naast het genoemde in de waterparagraaf. Eén kleine tekstuele correctie: het Waterbeheerplan 2010-2015 is per 1 januari 2016 vervangen door het Waterbeheerprogramma 2016-2021.

Qua uitwerking van water gerelateerde zaken binnen het plan gaan wij ervan uit dat de Beleidsnotitie Water en Ruimte leidend is. Vanzelfsprekend willen wij daarin adviseren. Verdere detaillering van watergangen, kunstwerken en beheer- en onderhoudsaspecten komen in het traject van de benodigde Watervergunning aan de orde.

Reactie gemeente:

De toelichting is aangepast conform het advies.

5. Commissie Bouwen en Wonen

Er zijn geen opmerkingen op het bestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Wij hebben de reactie ter kennisgeving aangenomen.

9.2 Vooroverleg Oostergast - Fase 2D-a Oost

Ten behoeve van het wettelijk verplichte vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan Oostergast - Fase 2D-a Oost eveneens aan de Provincie Groningen, de Omgevingsdienst Groningen, de Veiligheidsregio Groningen, het Waterschap Noorderzijlvest en de Commissie Bouwen en Wonen gestuurd. Hierop zijn reacties gekomen van Veiligheidsregio Groningen, Provincie Groningen en Waterschap Noorderzijlvest.

1. Veiligheidsregio Groningen

Het aspect externe veiligheid is in een eerder stadium van het planproces reeds beoordeeld door de Omgevingsdienst Groningen. Daarbij heeft de Omgevingsdienst advies ingewonnen van de veiligheidsregio. Dit advies is verwerkt in de externe veiligheidsparagraaf van het voorliggende bestemmingsplan. Een volledige uitwerking van het aspect externe veiligheid is in de bijlagen van het bestemmingsplan opgenomen. Hierin is het advies van de veiligheidsregio onverkort overgenomen. De gewijzigde kavelindeling geeft eveneens geen aanleiding tot nadere advisering.

Reactie gemeente:

Wij hebben de reactie ter kennisgeving aangenomen.

2. Provincie Groningen

Het concept-bestemmingsplan geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente:

Wij hebben de reactie ter kennisgeving aangenomen.

3. Waterschap Noorderzijlvest

Er zijn vanuit het waterschap geen inhoudelijke aspecten die nadere aandacht vragen. De gewijzigde bestemmingen hebben geen nadelige invloed op de waterhuishouding. Het waterschap stemt in met de voorgestelde wijziging in het deelgebied.

Reactie gemeente:

Wij hebben de reactie ter kennisgeving aangenomen.