direct naar inhoud van Artikel 14 Recreatie - Jachthaven
Plan: Aldeboarn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPAldeboarn2010-VA01

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Jachthaven ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven;
  • b. watergangen, waterlopen en vaarwegen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 29.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, - waaronder begrepen constructies voor het in en uit het water tillen van boten - sluizen, verhardingen en voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Jachthaven ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

14.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' , mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan dient te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van constructies voor het in en uit het water tillen van boten en remmingswerken niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen, grenzend aan de weg of het openbaar groen, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. in de overige situaties de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in:

  • a. 14.2.1 onder a voor het bouwen van beheersgebouwen buiten een bouwvlak, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50 m2 mag bedragen en een maximale bouwhoogte van 4 m;
  • b. 14.2.2 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 2 m bij uitsluitend visueel open erfafscheidingen;
  • c. 14.2.2 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 3 m, mits de noodzaak voor afschermende en beschermende werking is aangetoond.
14.3.2 Afwegingskader

De in 14.3.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van gebouwen en bouwwerken.
14.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die al in uitvoering zijn of krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
14.4.3 Afwegingskader

Van een werk of de werkzaamheid in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 3.16 onder 1 sub a Wet ruimtelijke ordening is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.