direct naar inhoud van 6.1 Rijksbeleid
Plan: Ontwerp bestemmingsplan Mijnbouwlocatie Ranum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0053.BPWI2010INBR2-VA01

6.1 Rijksbeleid

Derde Energienota

Het energiebeleid in Nederland wordt beschreven in de Derde Energienota (Minister van Economische Zaken, Kamerstuk Tweede Kamer 1995/1996, 24 525). In deze nota stelt de Minister dat op basis van het buitengewoon grote Groningenveld heel Nederland na 1963 kon worden aangesloten op aardgas. Aanvankelijk lag het accent op een snelle exploitatie van het Groningenveld. Onder invloed van de energiecrises (1974 en 1979/1980) ontstond een besef van schaarste aan fossiele brandstoffen (vooral olie en gas) en een herwaardering van het unieke bezit van gasreserves. Dit zowel uit een oogpunt van voorzieningszekerheid als wegens de financieel-economische aspecten (betalingsbalans, inkomsten voor overheid en bedrijfsleven en bedrijvigheid voor de toeleveranciers). In de Energienota 1974 werd een beleid ontwikkeld om zoveel mogelijk gasvelden buiten het Groningenveld in productie te brengen: het zogeheten kleine veldenbeleid. Velden buiten het Groningen aardgasveld worden met voorrang in productie genomen en het Groningenveld wordt gespaard.

Delfstoffen vormen een nationale bodemschat en om die reden moeten die zorgvuldig beheerd worden. Het Groningenveld krijgt een balansfunctie en wordt tevens een strategische reserve, waarbij velden buiten het Groningenveld zoveel mogelijk in productie moeten worden genomen.

Nota Ruimte

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland is uiteengezet in de Nota Ruimte van het ministerie van VROM (2004). Het oorspronkelijke Structuurschema Groene Ruimte (Ministerie van LNV, 1994) is in deze nota geïntegreerd met de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid.

De Nota gaat in eerste instantie uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en stelt 'ruimte voor ontwikkeling' centraal. Het is dan ook een strategische nota, die uitgaat van ontwikkelingsplanologie (in plaats van toelatingsplanologie). De Nota ruimte schetst vier hoofddoelstellingen die in onderlinge samenhang moeten worden nagestreefd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, de borging en de ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale waarden en de borging van veiligheid.

Over de opsporing en de winning van aardgas is in de Nota Ruimte het volgende opgemerkt.

Tekst Nota Ruimte:

Winning, opslag en opsporing van aardgas geschiedt om dwingende redenen van groot openbaar belang en zal als zodanig worden meegewogen bij de individuele beoordelingen in het kader van de ruimtelijke bescherming van VHR-gebieden en EHS.

Het rijk vindt het van groot belang dat zo veel mogelijk aardgas uit de Nederlandse kleine velden wordt gehaald, zodat het volle potentieel aan aardgasvoorraden wordt benut. Opsporing, opslag en winning van aardgas zijn van groot belang voor de Nederlandse economie, voor de voorzieningszekerheid en voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding.

Mijnbouwwet

Per 1 januari 2003 is de Mijnbouwwet in werking getreden. Deze wet vervangt vier wetten waar voorheen mee gewerkt werd: de Mijnwet 1810, de Mijnwet 1903, de Wet opsporing delfstoffen en de Mijnwet continentaal plat (ECN Beleidsstudies, 2003). In het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling zijn de hoofdelementen van de Wet uitgewerkt (www.minez.nl). De mijnbouwwetgeving regelt de winning van delfstoffen, zoals olie, gas en zout en omschrijft de voorwaarden waaraan mijnbouwmaatschappijen moeten voldoen bij het verkrijgen van een winningvergunning.