direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijventerrein
Plan: Winsum Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0053.BPWI2010BEHE1-VA01

Artikel 8 Bedrijventerrein

 

8. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

2.    een rioolwaterzuiveringsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - rioolwater­zuiverings­in­stal­latie”;

3.    een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

4.    kantoren en detailhandel ten behoeve van de in sub a onder 1 genoemde bedrijven;

5.    volumineuze detailhandel, alsmede detailhandel in computers en computerbenodigdheden en detailhandel in en verhuur van (brom)fietsen, motorscooters, scootmobielen en overige invalidenwagens en trimapparatuur, alsmede bij al deze zaken behorende accessoires en aanverwante artikelen;

6.    een bedrijfswoning;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen en paden;

d.    groenvoorzieningen;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     water;

met de daarbijbehorende:

g.    parkeervoorzieningen;

h.    tuinen, erven en terreinen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een windmolen, ter plaatse van de aanduiding “windturbine”.

8. 2.       Bouwregels

8. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 8.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd;

b.    het bebouwingspercentage van het binnen een bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 70%;

c.    per bedrijf wordt ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd;

d.    de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;

e.    de onderlinge afstand tussen de gebouwen bedraagt ten minste 4,00 m, tenzij de gebouwen aaneen worden gebouwd;

f.     indien een bouwperceel aan het water grenst, bedraagt de afstand van gebouwen tot de aan het water grenzende bouwperceelsgrens ten minste 5,00 m;

g.    de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 6,00 m;

h.    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 9,00 m;

i.      ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven hoogte bedragen.

8. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel in het verlengde daarvan gebouwd;

b.    de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelsgrens dan wel op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;

d.    de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

8. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    een windturbine wordt uitsluitend gebouwd binnen de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “windturbine”;

c.    de bouwhoogte van een windturbine zal ten hoogste 30,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van een reclamemast zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 8,00 m bedragen.

8. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de milieusituatie, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

 

8. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de brandveiligheid, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte van de gebouwen ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur van het plangebied;

b.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub b en toestaan dat het bebouwingspercentage van het binnen een bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 80%;

c.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub e en toestaan dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen wordt verkleind;

d.    het bepaalde in lid 8.2.2. sub d en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits:

-       de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

8. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoordoeleinden;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:

1.    ondergeschikte detailhandel die uitsluitend wordt uitgeoefend in samenhang met een bestaande bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:

   a.    de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 20% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf bedraagt;

      b.    de omzet van de ondergeschikte detailhandelsfunctie ten hoogste 20% van de totale omzet van het bedrijf bedraagt;

2.    volumineuze detailhandel indien de bruto vloeroppervlakte ten hoogste 2500 m² bedraagt;

3.    detailhandel in computers en computerbenodigdheden, detailhandel in en verhuur van (brom)fietsen, motorscooters, scootmobielen en invalidenwagens, trimapparatuur alsmede bij al deze zaken behorende accessoires en aanverwante artikelen, indien de bruto vloeroppervlakte ten hoogste 1500 m² bedraagt;

4.    een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG, indien de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”;

d.    het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als verkooppunt, opslagpunt en/of vulpunt voor LPG.

8. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 8.5. sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, mits:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar:

-       die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd; of

-       bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.    het bepaalde in lid 8.5. sub c en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

1.    de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 20% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf bedraagt;

2.    het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;

3.    het parkeren op eigen terrein plaatsvindt. 

8. 7.       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

-  de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuiveringsinstallatie” of “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” wordt verwijderd, mits:

-       de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.