direct naar inhoud van REGELS
Plan: Joure - Bedrijventerrein De Ekers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0051.BPJRE13DEEKERSACTU-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers met identificatienummer NL.IMRO.0051.BPJRE13DEEKERSACTU-VA01 van de gemeente Skarsterlân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in het bouwvlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.25 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.26 kantoor:

een gebouw of een ruimte in een gebouw dat/die dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.27 kap:

een dak met een zekere helling;

1.28 netto verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (exclusief magazijnruimten, laad-en losruimten, kantoren, personeelsruimten en dergelijke);

1.29 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.30 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.31 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het NAP -0,52 m;
1.32 perifere detailhandel:

detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:

  • 1. detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
  • 2. detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires, en supermarkten;
  • 3. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
1.33 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.34 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.35 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde; een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand, moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.37 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig zal worden aangemerkt;

1.38 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) grens van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Algemene Bedrijvenlijst onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2., 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
      met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. perifere detailhandel (met uitzondering van een supermarkt), ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel - perifeer';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterlopen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel zal ten hoogste 10.000 m² bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 1', 'specifieke bouwaanduiding - zone 2' en 'specifieke bouwaanduiding - zone 3' zal ten minste 50% van de naar de weg gekeerde gevel in de bouwgrens worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 1' zal de voorzijde van de bedrijfsgebouwen naar de A7 worden gesitueerd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 3' zal de voorzijde van de bedrijfsgebouwen naar de hoofdontsluiting dan wel de waterpartijen worden gesitueerd;
  • g. het bebouwingspercentage van een bouwperceel zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen;
  • h. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder f. zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 1' de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 7,50 m bedragen;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder d. zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 2' de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 5,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van een gebouw zal respectievelijk ten minste en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • l. de gebouwen zullen plat worden afgedekt.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van het verkeer en van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak zal ten hoogste 8,00 m bedragen, met uitzonderingen van hijswerktuigen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak zal ten hoogste 3,00 m bedragen, met uitzondering van hijswerktuigen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 sub b. in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in 3.2.1 sub d. in die zin dat minder dan 50% van de naar de weg gekeerde gevel in de bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in 3.2.1 sub g. in die zin dat het bebouwingspercentage van een bouwperceel wordt verhoogd, mits op het bouwperceel voldoende ruimte voor parkeervoorzieningen overblijft;
  • d. het bepaalde in 3.2.1 sub h. in die zin dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind, mits de bereikbaarheid voor hulpdiensten gegarandeerd blijft;
  • e. het bepaalde in 3.2.1 sub k. in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 15,00 m, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 3', in welk geval de bouwhoogte van een gebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 10,00 m;
  • f. het bepaalde in 3.2.1 sub k. in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verlaagd;
  • g. het bepaalde in 3.2.2 onder c. in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, wordt verhoogd tot ten hoogste 20,00 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Algemene Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 t/m 4.2, met uitzondering van specifiek aangeduide bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen en overige bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel - perifeer';
    • 2. productiegebonden detailhandel, tenzij deze detailhandel meer dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf beslaat of een groter oppervlak heeft dan 200 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en gebouwen voor zelfstandige kantoren;
  • f. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 1' voor stalling en opslag en bedrijfsactiviteiten buiten de bedrijfsgebouwen;
  • g. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 2' en 'specifieke bouwaanduiding - zone 3' voor bedrijfsactiviteiten buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 2' en 'specifieke bouwaanduiding - zone 3' voor stalling en opslag anders dan achter de bedrijfsgebouwen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub a. in die zin dat risicovolle inrichtingen worden gevestigd, mits:
    • 1. dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is;
    • 2. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, gelegen is:
      • binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
        of
      • op gronden met de bestemming 'Natuur', 'Verkeer', 'Water', en/of 'Groen';
    • 3. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • b. het bepaalde in 3.5 sub b. in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Algemene Bedrijvenlijst onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 3.5 sub b. in die zin dat bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 1 Algemene Bedrijvenlijst onder categorie 5.1, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
  • d. het bepaalde in lid 3.5 sub d. in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van perifere detailhandel, mits:
    • 1. vestiging in of nabij het kernwinkelgebied van Joure vanwege het ruimtebeslag en/of verkeersoverlast ongewenst is;
    • 2. het gaat om een netto verkoopvloeroppervlak van ten minste 1500 m2;
    • 3. de verkoop van aanverwante artikelen beperkt blijft tot een oppervlakte van 100 m2;
    • 4. het geen supermarkten betreft;
    • 5. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de oppervlakte van een bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 20.000 m², mits:

  • a. de vergroting voorziet in een lokale en/of regionale behoefte;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. sloten, bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. water;
  • e. een geluidwal, ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. woonstraten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het kappen en/of rooien van bomen en/of het anderszins verwijderen van hoogopgaande beplanting.
4.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuurgebied, waarbij het behoud en het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de landschappelijke en natuurlijke waarden; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven van gronden en het op een andere manier ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur of -textuur, dan wel de bodemopbouw;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en paden;
  • c. het graven en het verleggen van sloten, vijvers en watergangen.
5.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Natuur' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied';
  • b. de weg op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. rekening wordt gehouden met de op basis van de geldende wet- en regelgeving van toepassing zijnde zones langs buisleidingen in verband met de mogelijke aanwezigheid van gasleidingen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan mogelijke archeologische en ecologische waarden, waaronder voor zover van toepassing, een toetsing aan de Natuurbeschermingswet;
  • e. voldoende waterbergend vermogen in of in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig is dan wel wordt gerealiseerd;
  • f. uit onderzoek blijkt dat voldoende voorzieningen zijn getroffen ter voorkoming van de overschrijding van de in de Wet geluidhinder vastgestelde wettelijke voorkeursgrenswaarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Sport - Motorcrossterrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Motorcrossterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een motorcrossbaan, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. een verzorgingsterrein met de daarbijbehorende gebouwen ten behoeve van de motorcrosssport;
  • c. een jongerenontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - jongerenontmoetingsplek';
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen, paden en verhardingen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub b en c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak zal maximaal één gebouw worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 400 m² bedragen;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. oevers, bermen en beplanting;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, mede bestemd voor:

  • a. een rioolpersleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden, voor het ter plaatse aangegeven aantal meters voor de bebouwingsvrije zone aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

9.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1, 9.2.2 en 9.2.3 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeachte het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist :

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
9.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het instandhouden van de leiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
9.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 kan alleen worden verleend, mits:

  • a. geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar wordt gebracht;
  • b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, mede bestemd voor:

  • a. hoofdwaterleidingstroken;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden, voor het ter plaatse aangegeven aantal meters voor de bebouwingsvrije zone aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

10.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1, 10.2.2 en 10.2.3 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeachte het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist :

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
10.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het instandhouden van de leiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
10.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan alleen worden verleend, mits:

  • a. geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar wordt gebracht;
  • b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
11.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in sublid a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sublid b, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
11.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 11.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
11.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.3.4 Voorwaarden

Indien uit het in lid 11.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld onder sublid a, b, en c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
13.2 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
  • e. de regels in die zin dat gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. het bruto vloeroppervlak ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. het gebouw dan wel bouwwerk, geen gebouw zijnde, uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
15.2 Voorwaarden

Een in lid 15.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de natuurlijke c.q. ecologische waarden; en
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologisch en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een ter zake deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  • b. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van een bedrijfs-, sport- of maatschappelijke functie, voorzover dit niet valt onder de afwijkingsmogelijkheden van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits:
    • 1. het bedrijven en/of voorzieningen betreft die passen binnen de bedrijfscategorieën 1 en 2, zoals vermeld in de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering;
  • c. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits:
    • 1. deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers

===