direct naar inhoud van Artikel 5: Bedrijventerrein - Bedrijvenpark
Plan: Joure - Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0051.BPJRE10BEDRIJVENTR-OH01

Artikel 5: Bedrijventerrein - Bedrijvenpark

5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Bedrijvenpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. hoogwaardige, kennisintensieve, weinig hinder veroorzakende bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3;
    • 2. instellingen voor beroepsopleidingen en bijscholing;
    • 3. detailhandel voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf als bedoeld onder 1;
    • 4. kantoren, met uitzondering van dienstverlenende kantoorfuncties met een sterke publieks- en baliefunctie, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
    • 5. perifere detailhandel in sanitair en meubelen, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer";
    • 6. perifere detailhandel in sanitair, keukens en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en accessoires, onderhoudsmiddelen en/of materialen, meubelen, artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en bouwmarkten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - woonboulevard";
    • 7. een horecabedrijf voorzover gerelateerd aan en ondergeschikt aan het naastgelegen speelparadijs, ter plaatse van de aanduiding "horeca";
    • 8. een skicentrum met de daarbijbehorende horecavoorzieningen voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan het skicentrum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - skicentrum";
    • 9. een speelparadijs met de daarbijbehorende horecavoorzieningen voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan het speelparadijs, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - speelparadijs";
    • 10. inpandige bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning";
  • b. een niet-inpandige bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een niet-inpandige bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. wegen en straten;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. water;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. terreinen;
  • k. verhardingen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2. Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

5.2.1. Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel zal ten hoogste 60% bedragen, tenzij:
    • 1. het bestaande bebouwingspercentage hoger is, in welk geval het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel ten hoogste het bestaande bebouwingspercentage zal bedragen;
  • c. de bebouwde grondoppervlakte van bedrijven zal ten hoogste 1000 m² per bouwperceel bedragen, tenzij de bestaande bebouwde grondoppervlakte van bedrijven meer bedraagt, in welk geval de bebouwde grondoppervlakte van bedrijven ten hoogste de bestaande bebouwde grondoppervlakte per bouwperceel bedragen;
  • d. de bebouwde grondoppervlakte van zelfstandige kantoren zal ten hoogste 800 m² per bouwperceel bedragen, tenzij het bestaande bebouwde grondoppervlakte hoger is, in welk geval het bebouwde oppervlakte ten hoogste het bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw ten opzichte van de zijdelingse en de achterperceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • h. een gebouw zal worden voorzien van een plat dak dan wel van een lessenaarsdak waarvan de dakhelling ten hoogste 45° zal bedragen;
  • i. een inpandige bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning";
  • j. de oppervlakte van een inpandige bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen.
5.2.2. Niet-inpandige bedrijfswoning

Voor het bouwen van een niet-inpandige bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een niet-inpandige bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. de goothoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een niet-inpandige bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • d. de dakhelling van een niet-inpandige bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een niet-inpandige bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.2.4. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van het verkeer zal ten hoogste 18,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
5.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de stedenbouwkundige kwaliteit van het bedrijvenpark niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b in die zin dat het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel wordt verhoogd, mits de stedenbouwkundige kwaliteit van het bedrijvenpark niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c voor het vergroten van de bebouwde grondoppervlakte van bedrijven tot ten hoogste 3000 m² per bouwperceel;
  • d. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d voor het bouwen van een maximale grondoppervlakte van zelfstandige kantoorvestigingen tot 1200 m², mits een specifieke kantoorvestiging past bij de aard en schaal van Joure;
  • e. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e voor het bouwen van gebouwen tot op de perceelsgrens, mits deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien de percelen goed bereikbaarheid blijven;
  • f. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder g in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  • g. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder i in die zin dat een inpandige bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de aanduiding "specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning" wordt gebouwd;
  • h. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder e in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de aanduiding "bedrijfswoning" wordt gebouwd, met dien verstande dat de inpandige bedrijfswoning niet dichterbij een zoneplichtige weg wordt gebouwd;
  • i. het bepaalde in artikel 5.2.3 sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • j. het bepaalde in lid 5.2.3 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m;
  • k. het bepaalde in lid 5.2.4 sub b in die zin dat de bouwhoogte van reclamemasten wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, mits het bedrijfsgebonden reclamemasten betreft;
  • l. het bepaalde in artikel 5.2.4 onder d in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m.
5.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan:
    • 1. hoogwaardige, kennisintensieve, weinig hinder veroorzakende bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3;
    • 2. instellingen voor beroepsopleidingen en bijscholing;
    • 3. detailhandel voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf als bedoeld onder 1;

en:

    • 1. kantoren, met uitzondering van dienstverlenende kantoorfuncties met een sterke publieks- en baliefunctie, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
    • 2. perifere detailhandel in sanitair en meubelen, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer";
    • 3. perifere detailhandel in sanitair, keukens en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en accessoires, onderhoudsmiddelen en/of materialen, meubelen, artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en bouwmarkten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - woonboulevard";
    • 4. een horecabedrijf voorzover gerelateerd aan en ondergeschikt aan het naastgelegen speelparadijs, ter plaatse van de aanduiding "horeca";
    • 5. een skicentrum met de daarbijbehorende horecavoorzieningen voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan het skicentrum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - skicentrum";
    • 6. een speelparadijs met de daarbijbehorende horecavoorzieningen voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan het speelparadijs, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - speelparadijs";
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "horeca" het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan één horecabedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen en overige bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen "bedrijfswoning" en "specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning";
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • f. het gebruik van gronden buiten de gebouwen voor de opslag van goederen en voor productiedoeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van detailhandelsactiviteiten zoals bedoeld in lid 5.1 sub a onder 3, meer dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf bedraagt, met een maximum van 200 m²;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “kantoor” waar een zelfstandig kantoorbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 1200 m² is toegestaan.
5.6. Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 (hoogwaardige, kennisintensieve en weinig hinder veroorzakende bedrijven), mits het geen geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in artikel 5.5 sub a in die zin dat (detailhandels)bedrijven worden gevestigd waarbij de nadruk ligt op de showroomfunctie en geen of slechts in beperkte mate directe levering ter plaatse plaatsvindt, mits de stedenbouwkundige en functionele structuur van het Bedrijvenpark Woudfennen gehandhaafd blijft;
  • c. het bepaalde in artikel 5.5 sub h in die zin dat een zelfstandig kantoorbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 1200 m² wordt gevestigd, mits een specifieke kantoorvestiging past bij de aard en schaal van Joure, met dien verstande dat gezamenlijke oppervlakte van kantoren wordt vergroot met ten hoogste 2000 m².
5.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de functieaanduidingen zoals genoemd in lid 5.1 sub a onder 4 t/m 8, uit het bestemmingsvlak worden verwijderd, indien de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.