direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Zeewolde - Atletiekbaan
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de centrale groenzone in Zeewolde wordt ter plaatse van de bestaande ijsbaan een aantal nieuwe sport- en recreatieve voorzieningen ontwikkeld. Het gaat concreet om een 400 meter atletiekbaan en daaromheen een rondbaan met fietspad dat in de winter als ijsbaan zal dienen. Bij deze voorzieningen wordt tevens een (club)gebouw gerealiseerd dat ruimte biedt aan kleedruimtes, sanitair, materiaal opslag en kantine.

Met een ontwikkeling als deze is rekening gehouden in het geldende bestemmingsplan in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. De voorgenomen ontwikkelingen passen in de criteria die voor deze wijzigingsbevoegdheid gelden. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in een concrete planologische regeling voor de beoogde voorzieningen.

1.2 Plangebied

Het plangebied beslaat het centrale gedeelte van Zeewolde, tussen het centrumgebied en de N705 en ligt in de centrale groenzone ten westen van de Sportlaan. Het gebied ligt ingeklemd tussen de Horsterweg, de Sportlaan en de Woldlaan. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02_0001.png"

Figuur 1: De ligging van het plangebied (bron: PDOK, 2015)

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Centrale Groenzone en Krachtenveld dat is vastgesteld op 27 september 2012 en heeft daarin de bestemming 'Groen' met voor een deel de aanduiding 'ijsbaan', alsmede de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Het realiseren van de beoogde sport- en recreatieve voorzieningen zijn in strijd met de bestemming(en).

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02_0002.png"

Figuur 2: Fragment verbeelding bestemmingsplan Centrale Groenzone en Krachtenveld (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Dit gebied is evenwel voorzien van een zogenaamde gebiedsgebonden wijzigingsbevoegdheid (wro-zone - wijzigingsgebied). Op grond van artikel 21 van het bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Groen' binnen dat gebied gedeeltelijk wijzigen in die zin dat daarbinnen de uitoefening van buitensporten wordt toegestaan, mits niet meer dan 600 m² bebouwing ten behoeve van deze sportdoeleinden wordt opgericht, met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor dient een wijzigingsprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Opbouw toelichting

De juridisch-planologische regeling van dit wijzigingsplan wordt in de navolgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk wordt 2 een korte toelichting gegeven op de beoogde plannen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 4 beschrijft de juridische aspecten van het wijzigingsplan en in hoofdstuk 5 tot slot wordt een weergave gegeven van de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

De Centrale Groenzone ligt centraal binnen Zeewolde tussen de noordelijke en

zuidelijke woonbuurten in. De Centrale Groenzone is een oost-west georiënteerde langgerekte groene zone binnen Zeewolde tussen het centrum en het Horsterwold in. De gebruiksintensiteit neemt naar het westen toe af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02_0003.png"

Figuur 3: Deelgebieden in de centrale groenzone

Het oostelijke deel waarbinnen het plangebied valt, heeft voornamelijk een parkfunctie. In dit park is een ijsbaan aangelegd. Een deel van de grasvelden in de noordoostelijke hoek wordt gebruikt als (school)sportveld.

In de zuidelijke rand van het oostelijke deel is ruimte voor gemengde en maatschappelijke voorzieningen.

2.2 Beschrijving initiatief

Het voornemen is om de sportfaciliteiten in een deel van het parkgebied te intensiveren, met name ter plaatse van de bestaande ijsbaan.

Het plan is om in het gebied nieuwe sportfaciliteiten te realiseren, waaronder een rond-, atletiek- en een nieuwe ijsbaan.

Bij deze voorzieningen wordt tevens een (club)gebouw gerealiseerd dat ruimte biedt aan kleedruimtes, sanitair, materiaal opslag en kantine.

De atletiekbaan zal primair worden gebruikt als trainingsaccommodatie. Het accent zal liggen op de pupillen en juniorentrainingen, zoals deze nu ook al plaatsvinden, en uiteraard een aantal looptrainingen. Daarnaast zal de locatie een vertrekpunt zijn voor wandelaars, loopgroepen en mogelijk ook fietsgroepen.

Atletiektrainingen bestaan uit oefeningen die betrekking hebben op lopen, werpen en springen. Het gaat hierbij lange afstandlopen, hindernislopen, sprint, estafette, balwerpen, kogelstoten, speerwerpen, discuswerpen, hoogspringen, verspringen, hink-stap-sprong. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van startblokken, horden of hindernissen, ballen, speren, discussen en andere hulpmiddelen als pylonnen en elastieken.

De Atletiekvereniging is ook van plan om de atletiekbaan open te stellen voor scholen die hier naast atletiek ook andere op scholen gebruikelijke sport- en spelvormen kunnen beoefenen.

De atletiekbaan is ingevolge de doelstelling van de atletiekvereniging toegespitst op de individuele behoefte (intensiteit) en in de volle breedte gedifferentieerd binnen baanatletiek, wegatletiek en wandelsport. De faciliteiten zijn eenvoudig en in de nabije omgeving zijn diverse atletiekbanen met goede wedstrijdvoorzieningen. Grote regionale of nationale wedstrijden zijn daardoor uitgesloten. Wedstrijden zullen daarom beperkt blijven tot kleinschalige regionale of lokale wedstrijden met een beperkt aantal competitiedagen per jaar.

De gewenste inrichting van het gebied is weergegeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02_0004.png"

Figuur 4: Inrichtingsschets

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 21 van het bestemmingsplan. Hiermee kan onder

onder voorwaarden de bestemming 'Groen' worden gewijzigd ten behoeve van buitensportvoorzieningen. De voorwaarden betreffen de volgende:

  • 1. er mag niet meer dan 600 m² bebouwing ten behoeve van deze sportdoeleinden wordt opgericht;
  • 2. de bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 4,00 meter bedragen.

De beoogde functies betreffen allemaal recreatieve buitensportfuncties, er is geen sprake van een ijs- of een atletiekstadion met tribunes. Er is daardoor ook nauwelijks sprake van bebouwing. De gebouwen zijn niet hoger dan 4,00 meter en blijven ruimschoots binnen de gegeven oppervlaktemaat van 600 m².

Geconcludeerd kan dus worden dat wordt voldaan aan de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingscriteria. Omdat het gaat om een functieverandering die van invloed kan zijn op de omgeving, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook gekeken worden naar de omgevingsaspecten. In het volgende hoofdstuk wordt hierop ingegaan.

Hoofdstuk 3 Beleid en milieu- en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

De intensivering van de buitensportactiviteiten in de centrale groenzone van Zeewolde raakt geen rijks- en provinciale belangen.

Voor wat betreft het gemeentelijk beleid vormt het geldende bestemmingsplan het uitvoeringskader. In het bestemmingsplan is via het instrument van een wijzigingsprocedure ruimte geboden voor het onderhavige initiatief Aan de voorwaarden die hiervoor gelden is in paragrafen 2.3 en 3.2 getoetst. Hieruit blijkt dat het plan past binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

In deze paragrafen wordt beschreven op welke manier rekening is gehouden met de milieu- en omgevingsaspecten die in het uitwerkingsplan een rol spelen. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd.

3.2.1 Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Om de invloed van een atletiekbaan te toetsen op het effect op de doorstroming van de aansluitingen op de Horsterweg zijn eerst de te verwachten piek-intensiteiten bepaald. Hierbij is gebruik gemaakt van de Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (CROW, publicatie 317). Conform de Notitie toepassing parkeernormen (Gemeente Zeewolde, maart 2013) is uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van 'Matig Stedelijk' en stedelijke zone 'Rest bebouwde kom' en een gemiddeld kencijfer.


Uit de verkeerstellingen blijkt dat de intensiteiten op de Horsterweg op een doordeweekse avond (18:00 – 19:00 uur) en zaterdag (14:00 – 15:00 uur) vergelijkbaar zijn. De intensiteiten op een zondag liggen 40% lager. Aankomsten en vertrekken op zaterdag zijn meer verspreid in de tijd. In de berekeningen is een avond situatie als piekmoment voor de berekeningen genomen. Op basis van de berekening en de daarbij gehanteerde uitgangspunten bedraagt de totale verkeersgeneratie van de atletiekbaan op piekmomenten 160 mvt/uur.


De Horsterweg bestaat ter hoogte van het kruispunt met het Kluunpad en de Struweel uit een middengeleider waardoor autoverkeer dat vanaf de Horsterweg het Kluunpad in wil rijden de mogelijkheid heeft zich dusdanig op te stellen dat het doorgaande verkeer kan passeren. Uit de berekeningen blijkt dat het verkeer uit het Kluunpad en de Struweel die de Horsterweg op wil draaien of wil oversteken, een wachttijd kent van minder dan 15 seconden. Dit is acceptabel. Dit geeft aan het kruispunt, in de situatie dat de atletiekbaan hier wordt gerealiseerd, voldoet en wachttijden acceptabel zijn. In de toekomstige situatie zijn hier geen verkeersproblemen te verwachten.

Parkeren

Aan het Kluunpad (inclusief parkeerterrein voor de Levant) liggen 124 bestaande parkeerplaatsen. Van deze parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt door de huidige ijsbaan, een outdoor skatebaan met speelveld, het jongerencentrum The Basement, een middelbare school en een dependance van basisschool ‘t Wold.

De huidige plaatsen worden met name overdag doordeweeks gebruikt. De atletiekbaan zal met name 's avonds en in het weekend gebruikt worden. Zodoende is een controle op 'dubbelgebruik' middels aanwezigheidspercentages niet nodig. Het onderzoek volstaat met een 'somcontrole' voor het parkeeraanbod en de parkeervraag. Hieruit blijkt dat er een overschot aan parkeerplaatsen aanwezig is.

Parkeeraanbod:  
Huidige plaatsen   124   plaatsen  
     
Parkeervraag:      
    Norm     Opp          
Atletiekbaan   27pp/ha     2,25ha       61   plaatsen  
                 
                 
          Parkeeroverschot:   63   plaatsen  

Tabel: Parkeeraanbod

3.2.2 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. De voorkeursgrenswaarde voor weg verkeerslawaai bedraagt 48 dB.


Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.


Toetsing en conclusie

Conform de Wet geluidhinder moet een akoestisch onderzoek worden opgesteld indien een gevoelige functie wordt gerealiseerd binnen de wettelijke onderzoekszone van wegen. Een atletiekbaan is geen geluidsgevoelige functie. Dit geldt ook voor een fietspad. Daarom is akoestisch onderzoek naar weg verkeerslawaai niet noodzakelijk. Voor wat betreft wegverkeerslawaai kan deze planologische wijziging onbelemmerd doorgang vinden.

3.2.3 Bodem

Algemeen

Het is wettelijk geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om deze reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek (conform NEN5740) in beeld te worden gebracht. Als blijkt uit het onderzoek dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd, om de bodem wel geschikt te maken.


Onderzoek en Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is reeds sprake van een ijsbaan en groenfunctie. De aanleg van een atletiekbaan, rondbaan, en fietspad en bijbehorende gebouwen en andere bouwwerken betreft geen gevoeligere functie ten opzichte van de referentiesituatie. Een verkennend bodemonderzoek is daarom niet aan de orde. De planologische wijziging kan voor wat betreft het aspect bodemkwaliteit onbelemmerd doorgang vinden.

3.2.4 Bedrijvigheid en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven


Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan het aspect bedrijvigheid en milieuzonering in beeld gebracht aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusies

De realisatie van een atletiekbaan, ijsbaan en fietspad betreffen geen hindergevoelige functies. Van dergelijke recreatieve (sport)voorzieningen kan wel hinder naar de omgeving uitgaan. Een uitsluitend recreatieve atletiek- en ijsbaan valt op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) onder 'veldsportcomplex (met verlichting)'.

Deze vorm van bedrijvigheid valt onder milieucategorie 3.1 met een aan te houden richtafstand van 50 meter, gebaseerd op de norm geluid. Er is geen sprake van een ijs- of atletiekstadion waarvoor een minimale afstand van 300 meter geldt. Er kunnen dan ook uitsluitend recreatieve wedstrijden plaatsvinden, welke passen binnen de VNG-normering van een (openlucht) sportveldencomplex van minimaal 50 meter. Aangezien de dichtstbijzijnde woningen van derden zich op ruim 100 meter afstand ten noorden van het plangebied bevinden, wordt voor deze woningen voldaan aan een goed woon- en leefklimaat. Indien er op het terrein sportevenementen worden georganiseerd die niet onder het normale gebruik vallen, zal worden beoordeeld of hiervoor een vergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig is.

De bijbehorende faciliteiten, zoals bijvoorbeeld de kantine, zijn in ieder geval alleen bedoeld ter ondersteuning van de sportaccommodatie.

De te realiseren sportveldverlichting kan hinder geven in de omgeving. De omgeving rondom het plangebied wordt gespecificeerd als “woongebied”. Dit betekent dat de grens van het sportpark volgens de algemene richtlijn met grenswaarden voor lichthinder van omwonenden van sportveld- en terreinverlichting van de NSVV, valt in de zone E3 woongebied en met maximaal 10 lux beschenen mag worden en 10.000 candela van elk armatuur. Gezien de ligging in zone E3 en de ruime afstand tot de meest nabijgelegen woningen (meer dan 100 meter, en de ligging van een groenstructuur tussen de plek van de verlichting en de woningen, is lichthinder niet te verwachten ter plaatse van woningen van derden.

Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan voor wat betreft bedrijvigheid en milieuzonering geen belemmeringen ondervindt.

3.2.5 Externe veiligheid

Toetsingskader en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)5) en het groepsrisico (GR) 6). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.

Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Op circa 175 meter ten zuidoosten van het plangebied is een risicovolle inrichting aanwezig, namelijk Sportcomplex Het Baken (inclusief een zwembad). Hier is sprake van chlooropslag in een reservoir van 1000 liter. De PR 10-6 contour ligt op 35 meter van het reservoir. Het plangebied het wijzigingsplan ligt hier ver buiten. Zowel de PR 10-6 als de inventarisatie afstand liggen ruimschoots buiten het plangebied van dit wijzigingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor dit plan.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van het plangebied liggen geen wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De dichtstbijzijnde wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn de N305, N301 en de A28. Deze liggen alle drie op ruime afstand van het plangebied. Uit gegevens van de risicokaart blijkt dat zowel de PR 10-6-contour als de PR 10-8-contour ruimschoots buiten de plangrens zijn gelegen. Beide contouren reiken niet tot het plangebied. In de directe omgeving van het plangebied worden verder geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water of door leidingen.

Risicovolle buisleidingen

In de directe omgeving van het plangebied ligt een risicovolle buisleiding waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De dichtstbijzijnde risicovolle buisleiding betreft een gasleiding in beheer bij de Gasunie, ten westen van het plangebied, langs de Atletiekbaan. Deze leiding ligt op ruim 250 meter van het plangebied. De ligging van deze leiding beïnvloedt het plangebied niet.

Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van risicovolle inrichtingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en risicovolle buisleidingen vormt externe veiligheid geen belemmering voor de planologische wijziging. Bovendien vormen de toe te voegen atletiekbaan en fietspad geen (beperkt) kwetsbare objecten. De planologische wijziging kan op dit punt dus onbelemmerd doorgang vinden.

3.2.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd.

Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Onderzoek en conclusie

Het plan voorziet in een verkeersgeneratie op piekmomenten van circa 160 motorvoertuigbewegingen per uur. Uitgaande van het feit dat piekmomenten in het worst - case scenario maximaal 4 uren aanhouden en een verkeersgeneratie van circa 20 motorvoertuigbewegingen per uur gedurende de rest van de dag. In dit worst-case scenario is sprake van 1040 motorvoertuigbewegingen per week dag. Na doorrekening met de NIBM-rekentool komt naar voren dat het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er is hierbij uitgegaan van een worst-case benadering. In werkelijkheid zullen de verkeersaantallen lager liggen. Het aspect luchtkwaliteit belemmert de planvorming niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02_0005.png"

figuur 5: Resultaten NIBM-rekentool

Daarnaast dient inzichtelijk te worden gemaakt dat de plaatselijke luchtkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik als woongebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N374. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2013 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer waren gelegen. Omdat langs deze weg ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen zal dit ook in het plangebied het geval zijn. Hierdoor is in de omgeving van de beoogde ontwikkeling sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.2.7 Waterparagraaf

Watertoets en waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder wordt meegenomen in de uitwerking van het plan. Het plan is via de digitale watertoets ingediend bij het waterschap.

De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterbelang, de korte procedure en de normale procedure. Welke procedure gevolgd moet worden hangt af van de implicaties van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De procedure geen waterbelang en de korte procedure zijn bedoeld voor ruimtelijke plannen met beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Bij deze twee procedures kan de watertoets volledig digitaal doorlopen worden. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding.

Voor dit plan is de (digitale) watertoets doorlopen, waaruit blijkt dat de normale procedure van toepassing is. Uit het overleg dat als gevolg van deze procedure heeft plaatsgehad met het waterschap is gebleken dat het project niet voldoet niet aan de uitgangspunten van het waterschap. Het waterschap is echter wel bereid maatwerkoplossing toe te passen voor deze ontwikkeling.

Waterveiligheid/ waterkering

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een primaire, secundaire of regionale waterkeringen. Het thema waterveiligheid/ waterkeringen is niet in het geding bij dit plan.

Waterkwantiteit

Het plan voorziet niet in activiteiten nabij watergangen. Er vindt geen demping of verplaatsing van bestaande watergangen plaats. Het watersysteem wordt dus niet aangetast.

Het plan voorziet wel in een toename aan verharde oppervlakken, bestaande uit de verharding van het speelplein / krabbelbaan, de verhardingen ten behoeve van de atletiekbaan en de ijsbaan (door middel van de verbreding van de huidige fietspaden). Deze toename van verhardingen is groter dan 2.500 m². Dit zorgt voor een noodzaak tot het realiseren van compenserende waterberging. Het plangebied ligt ter plaatse van 2 peilgebieden waarbij sprake is van een compensatiepercentage van 5 en 5,5 procent.

Er kan compensatie worden gevonden door het verbreden van de bestaande watergangen in het omliggende plangebied of met andere vormen van waterberging. Dit kan plaatsvinden door bijvoorbeeld de huidige sloot waarop afgevoerd wordt te verbreden of het aanleggen van een wadi. Eén en ander wordt nader uitgewerkt in overleg met het waterschap.

Uitgangspunt is dat de atletiekbaan enigszins dieper komt te liggen dan de omliggende ijsbaan en het perceel van de clubaccommodatie. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de grondwaterstand en moet worden voorkomen dat in het dieper gelegen gebied als afvoerput fungeert.

Waterkwaliteit

Met het oog op de waterkwaliteit zijn met de planvorming geen bezwaren te verwachten. Ten behoeve van de bebouwing zullen geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt. Verder worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een potentieel risico vormen voor de waterkwaliteit. Er worden geen uitlogende materialen toegepast. derhalve vormt het project geen (potentieel) gevaar voor de waterkwaliteit.

Hemelwaterafvoer en riolering

De gebouwen die voorzien in sanitaire voorzieningen, zullen worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel.

De bestaande natuurijsbaan is voorzien van een folielaag. Het hemelwater dat daarop terechtkomt, wordt afgevoerd via een leiding richting de sloot langs de Sportlaan.

Voor de nieuwe atletiekbaan en het daaromheen gelegen fietspad dat met vorst kan functioneren als ijsbaan, geldt dat het middenterrein uitgevoerd moet worden als goed doorlatende grasmat. De rest van het terrein wordt verhard en wordt via goten afgevoerd naar de bestaande leiding richting de sloot.

De nieuwe ijsbaan (fietspad rond de ijsbaan) wordt bij vorst onder water gezet door een rand aan te brengen en hier 5 tot 10 centimeter water op te laten lopen. Dit water wordt bij dooi via de het omliggend openbaar groen afgevoerd via infiltratie in de bodem.

Bij de technische uitwerking van de voornoemde plannen zal het waterschap nauw worden betrokken. Voor de uitvoering van de plannen is tevens een watervergunning benodigd.

3.2.8 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader en beleid

Het wettelijk kader voor archeologie is opgenomen in de Monumentenwet 1988 De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

De gemeente Zeewolde heeft een eigen archeologische beleidskaart opgesteld (Archeologische beleidskaart, standaardregels voor bestemmingsplannen en procedures voor archeologisch onderzoek & selectiebesluiten, Vestigia, rapportnr. V608, Amersfoort, 16 september 2009). In dit beleid worden zes gebieden onderscheiden. Voor elk gebied geldt een ander afwijkingsregime voor werkzaamheden met een bepaald oppervlak en diepte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPCGAtletiek-VS02_0006.png"

Figuur 6: Uitsnede archeologische beleidskaart Zeewolde

Zeewolde is een relatief nieuw dorp op voormalige zeebodem. In deze zeebodem zijn onder andere resten van voorhistorische nederzettingen en van (vergane) schepen uit de periode sinds de middeleeuwen gevonden. De vindplaatsen zijn aangemerkt als archeologische monumenten.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied wordt volgens de hiervoor weergegeven archeologische beleidskaart deels aangemerkt als archeologisch waardevol gebied 4, met een gematigde archeologische verwachting en deels als archeologisch waardevol gebied 3, met een hoge verwachtingswaarde.

Archeologisch waardevol gebied 3

De zone met hoge archeologische verwachtingen heeft een hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. In deze zone is vooraf een archeologisch onderzoek nodig voor bodemingrepen met een oppervlakte van 500 m² of meer en dieper dan 30 centimeter.

Archeologisch waardevol gebied 4

De zone met gematigde archeologische verwachtingen heeft een gemiddelde dichtheid aan archeologische waarden en zones waar naar verwachting de archeologisch relevante bodemlaag is aangetast. In deze zone is vooraf een archeologisch onderzoek nodig voor grootschalige bodemingrepen met een oppervlakte van 1,5 hectare en dieper dan 30 centimeter.

Het grootste deel van het gebied valt onder archeologisch waardevol gebied 3 (waar bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 70 cm archeologisch onderzoek nodig is), een klein deel valt onder archeologisch waardevol gebied 4 (waar bij ingrepen groter dan 1,5 ha en dieper dan 70 cm archeologisch onderzoek nodig is).

Onder de gehele bestaande ijsbaan ligt echter een folielaag op een diepte van 70 centimeter ten opzichte van het bestaande maaiveld. Dit maaiveld loopt vanaf het clubgebouw richting het einde van de ijsbaan af, de folielaag loopt mee af. Boven de folielaag is door het aanbrengen van deze laag de grond zodanig geroerd dat daar zich geen archeologische waarden bevinden. Onder de folielaag zal de grond voor het aanleggen van de atletiekbaan niet worden geroerd.

Verder kan worden geconstateerd dat het onderhavige wijzigingsplan in zijn totaliteit

'slechts' 600 m² aan gebouwen toestaat. Aangenomen kan worden dat deze oppervlakte

niet ineens of voor één gebouw wordt benut dan wel wordt gerealiseerd op het gebied

waar het folie ligt, kan worden gesteld dat de aantasting van de archeologische waarden

in het gebied met de ontwikkelingen die het wijzigingsplan voorstaat niet groot is. Bovendien is onzeker waar, wanneer en of ontwikkelingen plaatsvinden die archeologisch

onderzoek vereisen. Pas bij concrete ontwikkelingen (op basis van exacte locatie en oppervlakte)kan pas beoordeeld worden in hoeverre onderzoek echt nodig is. Een archeologisch onderzoek is op voorhand dus niet noodzakelijk, maar zal op basis van een (toekomstige) aanvraag aan de archeologische bestemmingen die in het wijzigingsplan zijn

opgenomen, worden getoetst.

3.2.9 Ecologie

Beleid en normstelling

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur, Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten. Wanneer nieuwe activiteiten in de omgeving van deze gebieden, mogelijk kunnen leiden tot ''significant negatieve effecten'', dient een passende beoordeling te worden opgesteld.

In dit geval gaat het met name om het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling en de afstand tot de Natura 2000 kan worden geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de Natura 2000 kunnen worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Om de ecologische waarden in het plangebied inzichtelijk te maken is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. Uit deze quickscan komt naar voren dat er is vastgesteld dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten in het plangebied is uitgesloten. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om te starten met werken buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen.

Door het plangebied lopen lijnvormige landschapselementen die mogelijk van belang zijn voor vleermuizen (vliegroutes) en deze structuren worden mogelijk indirect in de aanleg- en gebruiksfase beïnvloedt door de plannen. Effecten op vleermuizen kunnen derhalve niet worden uitgesloten. Het voorkomen van overige beschermde soort(groep)en is uitgesloten.

Op grond hiervan is nader onderzoek vereist naar het voorkomen en eventuele effecten op vliegroutes van vleermuizen ter bepaling of verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden en onder welke voorwaarden ontheffing kan worden verkregen. Een dergelijk onderzoek is uitgevoerd (zie bijlage 3). Hieruit blijkt dat effecten op vleermuizen wordt uitgesloten, waardoor de realisatie en uitvoering van de intensivering van sportfaciliteiten in het gebied niet in strijd is met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.

Hoofdstuk 4 Juridische regeling

Het Wijzigingsplan Zeewolde - Atletiekbaan gaat vergezeld van een verbeelding en van regels.

Op deze verbeelding is het plangebied, zijnde het de intensiveren gebied, met de toekomstige juridische situatie weergegeven in die zin dat aan de gronden de bestemming 'Sport' is toegekend. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Zeewolde - Atletiekbaan. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Centrale Groenzone en Krachtenveld. De bestemming 'Sport' die is opgenomen, beperkt zich tot de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. Binnen de bestemming is naast de realisatie van een atletiek- en ijsbaan een clubgebouw voorzien dat naast kleedruimtes, sanitair en materiaalopslag tevens voorziet in ondersteunende functies zoals een kantine.

Verder zijn de archeologische bestemmingen die op voor het gebied van toepassing waren, opnieuw aan het perceel toegekend. Omdat onder de gehele ijsbaan een folielaag ligt op een diepte van 70 cm kan worden gesteld dat de grond tot dat niveau is geroerd en zich daar geen archeologische waarden bevinden. De archeologiebestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' zijn daarop afgestemd.

Voor een wijzigingsplan geldt dat dit plan altijd in samenhang moet worden gelezen met het moederplan. Dit betekent dat de algemene bepalingen uit het bestemmingsplan Centrale Groenzone en Krachtenveld van kracht blijven. Volledigheidshalve zijn de wijze van meten en de algemene regels, voorzover van toepassing, van het moederplan aan dit wijzigingsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

is het plan toegezonden aan de provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland. Beide instanties hadden geen opmerkingen (zie bijlage 4).

In het kader van de Inspraak heeft het voorontwerp van het Wijzigingsplan Atletiekbaan heeft vanaf 7 december 2016 tot en met 17 januari 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Er is één inspraakreactie ingekomen die van commentaar is voorzien in de in bijlage 4 opgenomen Reactienota vooroverleg en inspraak.

Verder zal het wijzigingsplan de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure doorlopen en zal op grond van de algemene voorbereidingsprocedure (artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht) zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden geconstateerd dat er sprake is van een gemeentelijk initiatief. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Er mag van worden uitgegaan dat de economische haalbaarheid voor de intensivering van de sportfaciliteiten uitvoerbaar is .

5.3 Grondexploitatie

Er is sprake van een gemeentelijk initiatief, waardoor een exploitatieplan niet nodig is. Van het vaststellen van een exploitatieplan wordt derhalve afgezien.