direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Begraafplaats / Manege Zeewolde
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BVBegraafplaatsMan-VS01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zeewolde is bezig met het actualiseren van bestemmingsplannen. De aanleiding tot deze actualisatie is de ouderdom van de geldende bestemmingsplannen. Ook het bestemmingsplan dat geldt voor de begraafplaats in Zeewolde (Begraafplaats Zeewolde, vastgesteld op 27 juni 1996 moet worden geactualiseerd.

Ten noorden van de begraafplaats ligt een manege. Hiervoor geldt momenteel geen bestemmingsplan. Wel is de meeste bebouwing op het terrein vergund dan wel vergunningsvrij gebouwd.

De gemeenteraad kan in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen. De gemeente kiest in dit geval voor een beheersverordening waarbij de bestaande situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden op grond van de geldende bestemmingsplannen als vertrekpunt gelden. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier niet in geregeld. Hiervoor zijn andere planologische instrumenten beschikbaar, zoals een apart bestemmingsplan of de omgevingsvergunning.

In figuur 1 is de ligging van het verordeningsgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BVBegraafplaatsMan-VS01_0001.jpg"

Figuur 1 De ligging en begrenzing van het verordeningsgebied

1.2 Waarom een beheersverordening

Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden uit een bestemmingsplan of een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:

  • in het verordeningsgebied sprake is van een feitelijk bestaande situatie en;
  • in het verordeningsgebied alleen sprake is van perceelsgebonden ontwikkelingsmogelijkheden en;
  • voor het verordeningsgebied geen (actuele) juridische regeling geldt.
1.2.1 Feitelijk bestaande situatie

De toepassing van de beheersverordening is voor dit verordeningsgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie. De bestaande situatie wordt in dit geval bepaald door de begraafplaats en de manege. De bestaande situatie is weergegeven op de luchtfoto (zie bijlage ). De bestaande situatie wordt nader beschreven in hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.

1.2.2 Perceelsgebonden bouwmogelijkheden

Daarnaast worden in het verordeningsgebied geen (grote) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, alleen nog enkele perceelsgebonden bouwmogelijkheden. Bij de perceelsgebonden bouwmogelijkheden gaat het om kleinschalige ontwikkelingen die in de geldende bestemmingsplannen al mogelijk waren gemaakt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de gebouwen op de begraafplaats mogen worden uitgebreid tot 400 m2.

1.3 Waaruit bestaat deze beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);
  • een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vlakken);
  • regels die gekoppeld zijn aan het besluitgebied en/of de objecten binnen het besluitgebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument (zie hierboven), waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat regelt deze beheersverordening

Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie is dus het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen 'ruimtelijke ontwikkelingen' bevatten.

Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het verordeningsgebied. In deze beheersverordening gaat het om:

  • 1. een erfbebouwingsregeling;
  • 2. uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen, bij recht en/of via afwijking;
  • 3. algemene afwijkingsregels.

De hiervoor genoemde bouwmogelijkheden worden niet beschouwd als 'ruimtelijke ontwikkelingen' in de zin van een beheersverordening. Het gaat hier om perceelsgebonden bouwmogelijkheden die zijn afgestemd op de gemeentelijke erfbebouwingsregeling en de bestaande mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan.

Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In dat geval is een procedure nodig om van de beheersverordening af te wijken via het Besluit omgevingsrecht (buitenplanse afwijking) of een nieuw bestemmingsplan bij een ingrijpende ontwikkeling.

De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of te detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de kaart of specifieke bepalingen in de regels. Ook voor deze beheersverordening is daar sprake van. Hierover wordt in hoofdstuk 4 meer informatie gegeven.

1.5 Hoe werkt de verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Besluitgebied. Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie. 
  • Besluitvlak. Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele besluitgebied één besluitvlak namelijk 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak.
  • Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven is ook sprake van afwijkingsregels waarmee in bijzondere gevallen van de bestaande regeling kan worden afgeweken.

1.6 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang.

Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Deze kunnen extra uitgangspunten voor deze beheersverordening geven.

Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen.

In hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Inleiding

De luchtfoto geeft inzicht in de bestaande situatie in het verordeningsgebied. In de bestaande situatie wordt de begraafplaats en de manege onderscheiden. Beide komen in dit hoofdstuk aan bod. Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt.

2.2 Begraafplaats

De begraafplaats ligt ten westen van de Dasselaarweg en het woongebied Zeewolderhoek. Tussen de Zeewolderhoek en de Dasselaarweg ligt een groenstrook. Hierdoor ligt de begraafplaats op een afstand van 50 meter vanaf de woonbebouwing van de wijk. Ten noorden, westen en zuiden van het verordeningsgebied ligt bos.

Het verordeningsgebied zelf bestaat uit enkele grafheuvels. De grafheuvel liggen verspreid op het terrein. De verschillende grafheuvels worden van elkaar gescheiden door middel van hagen. Verder bevindt zich op de begraafplaats een mortuarium. Het mortuarium heeft een oppervlakte van circa 150 m2. Het mortuarium staat centraal op het terrein in het verlengde van de ingang en de parkeerplaatsen. Langs de buitenrand van het terrein staat een stevige groenstructuur. Deze groenstructuur sluit aan op het omliggende bos. Vanwege de groenstrook is de begraafplaats vanuit de omgeving niet te zien.

De begraafplaats wordt ontsloten via de Dasselaarweg. In het zuiden sluit de Dasselaarweg aan op de provinciale weg N705. De ontsluiting van de begraafplaats is hiermee goed. Direct bij de ingang aan de Dasselaarweg ligt een parkeerterrein voor de begraafplaats.

2.3 Manege

Ook de manege ligt aan de Dasselaarweg. De manege ligt iets ten noorden van de begraafplaats. Ter hoogte van de manege ligt aan de overzijde van de Dasselaarweg het kleinschalige bedrijventerrein Gildenveld. Net als bij de begraafplaats grenst de manege in het noorden, westen en zuiden aan bos.

Op de manege zelf komt diverse bebouwing voor. Zo staat aan het einde van de toegangsweg een bedrijfswoning. Verder liggen aan de toegangsweg een paardenstalling en een rijhal. Naast de paardenstalling staat een klein gebouw dat dienst doet als berging/sanitaire ruimte. Achter de stalling staat een hooi- en stro opslag. In een groot deel van dit gebouw zijn inmiddels paardenboxen gerealiseerd. Verder is er nog een carport aanwezig en is er sprake van overdekte houtopslag.

Op het terrein zijn een longeercirkel en diverse weilanden waar de paarden lopen aanwezig. Rondom de manege ligt een groenstrook. Door deze groenstrook is de manege vanaf de Dasselaarweg beperkt zichtbaar.

De manege wordt, net als de begraafplaats, ontsloten via de Dasselaarweg. Langs de zuidrand van de manege is er een oprit die aansluit op deze weg. Naast de oprit liggen ook parkeerplaatsen voor bezoekers van de manege.

Hoofdstuk 3 Beleid en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijksniveau zijn dit onder andere de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) en het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro). Op provinciaal niveau gaat het om het 'Omgevingsplan Flevoland 2006'. Zowel het rijksbeleid als het provinciaal beleid geven geen uitgangspunten voor het verordeningsgebied. Ook op gemeentelijk niveau zijn er geen beleidsdocumenten die specifieke uitgangspunten bieden voor deze beheersverordening.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Een begraafplaats valt in milieucategorie 1. Hiervoor adviseert de VNG een afstand van 10 meter ten opzichte van gevoelige functies. De begraafplaats ligt op een afstand van 50 meter vanaf de woonbebouwing. Aan de afstand wordt dus voldaan. Een manege valt in milieucategorie 3.1, waarvoor een afstand van 50 meter wordt geadviseerd. De manege ligt op een afstand van ruim 60 meter vanaf woningen, waardoor ook aan deze adviesafstand wordt voldaan.

Andersom geredeneerd kan de bedrijfswoning bij de manege hinder ondervinden van het bedrijventerrein aan de overzijde van de Dasselaarweg. Echter daar zijn alleen lichte bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Hiervoor geldt een adviesafstand van 30 meter. Het bedrijventerrein ligt op een afstand van circa 50 meter, waardoor de bedrijfswoning geen hinder ondervindt van het bedrijventerrein.

Ten aanzien van het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.2 Geluid

Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

De Dassellaarweg heeft een geluidszone in het kader van de Wet geluidhinder. De bedrijfswoning bij de manege staat binnen deze geluidszone. Het gaat om een bestaande woning. Er zijn geen mogelijkheden deze woning dichter naar de weg te bouwen. De geluidssituatie voor de bestaande woning kan dan ook niet verslechteren. Ook biedt de beheersverordening geen ruimte voor de bouw van nieuwe woningen.

Ten aanzien van het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.3 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

In de omgeving van het verordeningsgebied komen geen risicovolle inrichtingen voor. Ten oosten van de Dasselaarweg is een gasleiding aanwezig.

Gasleiding

Ten oosten van de Dasselaarweg ligt een gasleiding. De zakelijk rechtzone valt buiten het verordeningsgebied.

In principe moet onderzoek worden gedaan in verband met de aanwezigheid van de gasleiding, waarbij het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) worden berekend. Bij het PR gaat het om de overlijdenskans van één persoon door een ongeluk bij de gasleiding. Het PR wordt uitgedrukt in contouren op de kaart. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet in de 10-6 risicocontour worden gebouwd.


Het GR houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen gelijktijdig slachtoffer kunnen worden. Voor het GR is geen normstelling, dit moet per situatie berekend worden. Bij het GR is sprake van een oriëntatiewaarde.

In het verordeningsgebied worden echter geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan en kunnen bestaande kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet worden uitgebreid richting de leiding. Hierdoor kunnen geen wijzigingen plaatsvinden in verband met het PR en het GR.

Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat externe veiligheid daarom geen belemmering is voor het verordeningsgebied.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen.

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.5 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Met betrekking tot de bodem kan worden gemeld dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.

Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.6 Water

Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het verordeningsgebied valt in het werkgebied van het waterschap Zuiderzeeland.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Met de beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. De beheersverordening heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het verordeningsgebied raakt geen gronden die voor het waterschap van belang zijn.

Om de voldoen aan de watertoets is de beheersverordening aangemeld via www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de procedure geen waterschapsbelang van de watertoets is toegepast. De planontwikkeling en de bestemming(en) leiden niet tot effecten met betrekking tot de waterhuishouding of de afvalwaterketen. De beantwoording van de vragen heeft er niet toe geleid dat er nader overleg met het waterschap moet worden gevoerd.

Waterschap Zuiderzeeland heeft een positief wateradvies afgegeven.

Ten aanzien van het aspect water zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.7 Archeologie

Normstelling en beleid

Voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Voor archeologische terreinen, rijksmonumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten die wettelijk zijn beschermd op grond van de Monumentenwet hoeft voor de beheersverordening aanvullende regeling te worden getroffen.

De gemeente Zeewolde heeft een eigen archeologische verwachtingskaart opgesteld.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Volgens het gemeentelijke archeologiebeleid ligt het verordeningsgebied in een archeologievrij gebied. Bovendien ligt deze beheersverordening uitsluitend de bestaande situatie vast.

Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.8 Cultuurhistorie

Normstelling en beleid

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen aandacht worden besteed aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in de beheersverordening worden beschermd.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

In het verordeningsgebied liggen geen cultuurhistorisch waardevolle objecten.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.9 Ecologie

Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied zijn de Veluwerandmeren. Dit gebied maakt ook deel uit van de EHS. Verder behoort het bosgebied ten zuiden van de begraafplaats tot de EHS. Gezien het overwegend conserverende karakter van de beheersverordening worden geen significante effecten verwacht op deze gebied. De Natuurbeschermingswet legt geen beperkingen op voor deze beheersverordening.

Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

Soortenbescherming

Gelet op het feit dat de beheersverordening de bestaande situatie vast legt, hoeft in het kader van de beheersverordening geen nader onderzoek te worden gedaan. Als er wordt gebouwd of als er een andere activiteit plaats gaat vinden, moet er dan wel rekening worden gehouden met de aanwezige beschermde soorten. Voor deze beheersverordening heeft de Flora- en faunawet geen gevolgen.

Ten aanzien van het aspect soortenbescherming zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk is een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening opgenomen.

4.1 Juridische regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. Onder de feitelijke bestaande situatie worden het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan, dit zijn:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die zijn vastgelegd op dat wat is opgenomen in de bijlage. De regeling voor bouw- en gebruiksmogelijkheden is aangevuld met regelingen uit de bestemmingsplannen zoals die tot vaststelling van deze verordening gelden.

4.1.1 Gebruiksregels

De gebruiksregels beschrijven het toegestane gebruik van bebouwing en openbare ruimte. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn.

Aan-huis-verbonden beroepen

De bedrijfswoning bij de manege, alsmede de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep. Hiervoor gelden een aantal bepalingen. Zo mag de bedrijfsoppervlakte maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel zijn, tot een maximum van 50 m². Ook mag er geen afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt en mag het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen. Verder geldt dat het gebruik uitsluitend is toegestaan aan de bewoner(s) van de woning. Tenslotte mag per bedrijfsuitoefening één reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel.

Afwijkingsregels

Bij de gebruiksregels zijn afwijkingsregels opgenomen. Deze geven mogelijkheden voor productiegebonden detailhandel bij aan huis verbonden beroepen en mogelijkheden voor bedrijfsuitoefening aan huis. Aan het afwijken van de regels zijn voorwaarden verbonden, deze zijn opgenomen in de regels.

4.1.2 Bouwregels

Vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken is in beperkte mate toegestaan. Daaraan zijn voorwaarden gekoppeld, die ook opgenomen zijn in de bouwregels. Het gaat daarbij om voorwaarden over de afmeting van de gebouwen. De regeling die is opgenomen, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening gelden, zijn hiervoor de basis. Ook zijn verleende vergunningen hierin meegenomen. Daarnaast is aangesloten bij de inmiddels in de gemeente standaard gehanteerde erfbebouwingsregeling. De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken zijn toegestaan. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt.

Bebouwing op de begraafplaats

De bebouwing op de begraafplaats mag uitbreiden tot maximaal 400 m2.

Bedrijfswoning bij de manege

De bedrijfswoning mag uitbreiden tot maximaal 750 m³.

Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bij de bedrijfswoning mogen zowel aanbouwen, uitbouwen als bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor de oppervlakte, hoogten en wijze van plaatsing zijn in de regels diverse voorwaarden opgenomen.

Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

Onder overige bouwwerken, geen gebouw zijnde vallen onder meer erfafscheidingen, palen en masten. In de regels zijn voorwaarden opgenomen over de toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Procedure beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Wel wordt voor de beheersverordening een informatieavond gehouden. Tijdens de informatieavond wordt de mogelijkheid tot inspraak geboden.

Vervolgens wordt de beheersverordening op grond van hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken ter visie gelegd en kan een ieder een zienswijze tegen de verordening kenbaar maken.

Daarna wordt de beheersverordening door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende juridische regelingen worden voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid is hierom ook niet nodig.