direct naar inhoud van Regels
Plan: Emslandermeer
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BV1301-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening

de beheersverordening Emslandermeer van de gemeente Vlagtwedde;

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0048.BV1301-vs01 met bijbehorende bestanden;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op juridisch, medisch, therapeutisch, administratief, kunstzinnig of daaraan verwant gebied, als ondergeschikt onderdeel in een woning, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden. Commerciële dienstverlening als bankfilialen, uitzendbureaus en reisbureaus, alsmede detailhandel en horeca worden niet begrepen onder aan huis gebonden beroep;

1.4 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het recreatiewoonverblijf;

1.5 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.6 appartement

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, in een groter gebouw, niet zijnde zelfstandige woningen;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting, of andere rechtspersoon voeren van een zodanige exploitatie, dat in de recreatiewoonverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of andere bouwwerken met een dak, niet zijnde een overkapping;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 erf

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;

1.19 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functie te gebruiken;

1.20 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de huidige of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de functie het belangrijkst is;

1.21 landschappelijke waarden

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.22 logiesverstrekking:

tegen vergoeding logies verstrekken, waarbij de bed- and breakfasteenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;

1.23 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale veld, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.24 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.25 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de functie regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende functie behoren;

1.26 openbare ruimte

publieke buitenruimte die voor iedereen toegankelijk is;

1.27 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 paardrijdbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een andere ondergrond dan gras en al dan niet voorzien van een omheining;

1.29 permanente bewoning

de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;

1.30 recreatiewoonverblijf

een gebouw in de vorm van een recreatiewoning of -bungalow, geen stacaravan zijnde, bestemd om door recreanten te worden bewoond;

1.31 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend en/of verblijfsrecreatie;

1.32 straat- en bebouwingsbeeld

de stedenbouwkundige waarde van een gebied die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing. De mate van samenhang wordt bepaald door de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, de onderlinge verhouding tussen bebouwing op het gebied van bouwhoogte en -breedte en de wijze waarop bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is zich tot elkaar verhoudt op het vlak van bouwvorm en ligging;

1.33 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.34 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dat indien deze bestaat uit meerdere personen gebruik maakt van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;

1.35 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing. Bij de bepaling van de waarde wordt in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse grens van het bouwperceel

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens.

Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de voor de plaatsing van gebouwen geldende regeling met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 GEBRUIKS- EN BOUWREGELS

Artikel 3 Gebruiksregels

3.1 Bestaand gebruik
  • a. De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik;
  • b. Onder bestaand gebruik wordt niet verstaan het gebruik van recreatiewoonverblijven ten behoeve van permanente bewoning, tenzij het betreft de percelen ter plaatse van besluitsubvlak 'permanente bewoning toegestaan', in welk geval permanente bewoning wel is toegestaan.
  • c. Het recreatief gebruik van recreatiewoonverblijven dient plaats te vinden binnen de kaders van een bedrijfsmatige exploitatie.
  • d. Onder bestaand gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van bedrijfswoningen, ter plaatse van het besluitsubvlak 'centrumvoorzieningen', en woonhuizen, ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen', in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, waarbij de volgende regels gelden:
      • de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 90 m2 bedraagt;
      • parkeren op eigen erf plaatsvindt;
      • er mag geen detailhandel plaatsvinden, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
    • 3. mantelzorg;
    • 4. kamerverhuur, per bedrijfswoning of woonhuis maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt voor logiesverstrekking:
3.2 Aanvullend gebruik
  • a. Ter plaatse van bestaande agrarische gronden met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere vormen van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'centrumvoorzieningen' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook worden gebruikt voor andere centrumvoorzieningen, in de vorm van:
    • 1. een receptie/entree;
    • 2. een informatie-/kantoor en vergaderruimte, waaronder congresruimte;
    • 3. detailhandel;
    • 4. een restaurant en sanitaire ruimten;
    • 5. een overdekt zwembad;
    • 6. appartementen;
    • 7. parkeerterreinen.
  • c. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'sportieve- en dagrecreatieve voorzieningen' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook worden gebruikt voor:
    • 1. een vijver;
    • 2. stranden;
    • 3. speel- en groenvoorzieningen;
    • 4. een ligweide;
    • 5. buitensportactiviteiten;
    • 6. schuilgelegenheden;
    • 7. seizoensgebonden horeca.
3.3 Openbare ruimte
  • a. In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor wegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, taluds en oevers, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging) ten behoeve van de waterhuishouding, geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water, reclame-uitingen en kunstwerken.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 sub b in die zin dat tijdelijk, anders dan recreatief, verblijf wordt toegestaan, mits:
    • 1. de omgevingsvergunning wordt verleend voor bepaalde tijd;
    • 2. de duur van het verblijf maximaal 6 maanden per kalenderjaar bedraagt, waarvan niet meer dan 2 maanden in de periode van april tot en met oktober vallen;
    • 3. de huisvesting plaatsvindt in bestaande bebouwing;
    • 4. de afwijkingsbevoegdheid voor maximaal 25% van de accommodaties kan worden toegepast;
    • 5. verhuur plaats vindt als onderdeel van de in lid 3.1 onder c bedoelde bedrijfsmatige exploitatie;
    • 6. het woon- en leefklimaat van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. lid 3.1 sub b in die zin dat permanente bewoning wordt toegestaan, mits:
    • 1. het gaat om een woning die van voor 8 december 2004 in eigendom is van de aanvrager;
    • 2. permanente bewoning plaatsvindt door de aanvrager, zijn/haar partner. gezien en huisgenoten daaronder begrepen;
    • 3. de omgevingsvergunning wordt aangevraagd binnen 2 jaar na het in werking treden van deze beheersverordening;
    • 4. de woning voldoet aan de regels van de bouwverordening van de gemeente Vlagtwedde en het Bouwbesluit 2012;
    • 5. de noodzaak van permanente bewoning voortvloeit uit persoonlijke omstandigheden van de aanvrager en deze wordt aangetoond.
3.4.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 3.4.1 kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ter plaatse van het besluitsubvlak 'natuur' een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen of afgraven van gronden;
  • b. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen;
  • c. het vellen en rooien van houtgewas;
  • d. aanleggen van bovengrondse of ondergrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.
3.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening.
3.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden, ter plaatse van het besluitsubvlak 'natuur'.

Artikel 4 Bouwregels

4.1 Bestaande bouwwerken

Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

4.2 Vergroting van bestaande en nieuwe bouwwerken
4.2.1 Woonhuizen inclusief bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen', gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een bestaand woonhuis inclusief bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot tot maximaal 250 m2;
  • b. de goothoogte van een woonhuis is maximaal 4,50 meter;
  • c. de dakhelling van een woonhuis is minimaal 30 graden;
  • d. de dakhelling van een woonhuis is maximaal 60 graden;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 3,00 meter achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • f. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk is maximaal 3,50 meter;
  • g. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk in maximaal 60 graden.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bedrijfswoningen ter plaatse van het besluitsubvlak 'centrumvoorzieningen', gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bedrijfswoning is maximaal 150 m²;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning is maximaal 4,50 meter;
  • c. de dakhelling van een bedrijfswoning is minimaal 30 graden;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning is maximaal 60 graden.
4.2.3 Centrumvoorzieningen

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'centrumvoorzieningen', gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ter plaatse van centrumvoorzieningen worden vergroot tot maximaal 50% van het bouwperceel;
  • b. de gezamenlijke bruto verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel is maximaal 1.000 m2;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw is maximaal 10,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van een overdekt zwembad is maximaal 15,00 meter;
  • e. de appartementen mogen uitsluitend worden gebouwd voor zover deze een in bouwkundig opzicht integrerend onderdeel uitmaken van de centrumvoorzieningen, met een maximum aantal van 135 appartementen.
4.2.4 Recreatiewoonverblijven met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'recreatiewoonverblijven', gelden de volgende regels:

  • a. de recreatiewoonverblijven mogen vrijstaand en tot maximaal twee-aaneen worden gebouwd;
  • b. per hectare mogen maximaal 40 recreatiewoonverblijven worden gebouwd;
  • c. de onderlinge afstand tussen vrijstaande of blokken van twee-aan gebouwde recreatiewoonverblijven is minimaal 4,00 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoonverblijf inclusief bijbehorende bouwwerken is maximaal 100 m2;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub d mag de oppervlakte worden vermeerderd met bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 4,00 meter;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd tot maximaal 2,50 meter gerekend vanaf het oorspronkelijke recreatiewoonverblijf;
  • f. de bouwhoogte van een recreatiewoonverblijf is maximaal 8,00 meter;
  • g. de dakhelling van een recreatiewoonverblijf is minimaal 15 graden;
  • h. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan een recreatiewoonverblijf worden gebouwd;
  • i. in afwijking van het bepaalde in sub h. mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is maximaal 3,00 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken is per perceel maximaal 15 m²;
  • j. het bebouwingspercentage bedraagt per perceel maximaal 50%;
  • k. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bebouwingsvrije zone' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.5 Manege

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'manege', geldt de volgende regel:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ter plaatse van de manege worden vergroot tot maximaal 70% van de oppervlakte van het besluitsubvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 10,00 meter.
4.2.6 Sportieve- en dagrecreatieve voorzieningen

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'sportieve- en dagrecreatieve voorzieningen', gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ter plaatse van sportieve- en dagrecreatieve voorzieningen worden vergroot tot maximaal 5% van de oppervlakte van het besluitsubvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 4,00 meter.
4.2.7 Golfbaan

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen, ten behoeve van beheer en exploitatie, ter plaatse van het besluitsubvlak 'golfbaan', gelden de volgende regels:

  • a. per golfbaan mogen gebouwen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 200 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 4,00 meter.
4.2.8 Kwekerij

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'kwekerij', gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ter plaatse van een kwekerij worden vergroot tot maximaal 40% van het bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 10,00 meter;
  • c. de dakhelling van een gebouw is minimaal 15 graden.
4.2.9 Natuur

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'natuur', gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ter plaatse van natuur worden vergroot tot maximaal 250 m2,
  • b. de oppervlakte per gebouw is maximaal 50 m2,
  • c. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 4,00 meter.
4.2.10 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel verlengde daarvan, mag een bouwhoogte van maximaal 2,00 m hebben;
  • b. ter plaatse van agrarisch gebied mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1,00 meter;
  • c. een reclamemast mag een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter hebben.
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a. mogen erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de besluitsubvlakken 'golfbaan', 'sportieve en dagrecreatieve voorzieningen' een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben;
  • e. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 8,00 meter hebben;
  • f. in afwijking van sub d. mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte van maximaal 12,00 meter hebben ter plaatse van het besluitsubvlak 'centrumvoorzieningen'.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.4 in die zin dat percelen worden samengevoegd waarbij de maximale oppervlakte van recreatiewoonverblijven mag worden vergroot tot de oppervlakte van 100 m² maal het aantal samen te voegen percelen, mits het bebouwingspercentage van het nieuwe perceel maximaal 50% bedraagt.

4.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 4.3.1 kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bestaande en de in de regels gegeven maten, afmetingen, aantallen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen, aantallen en percentages, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van reclamemasten 6,00 meter bedraagt;
  • b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken in de vorm van erf- en terreinafscheidingen in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in hoeksituaties grenzend aan openbaar gebied, mag worden vergroot tot maximaal 2,00 meter, mits:
    • 1. de erf- en terreinafscheiding minimaal voor 90% open (gaas of latwerk) wordt uitgevoerd dan wel volledig in (begroeid) gaas-, of latwerk;
  • c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter;
  • d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van uitkijktorens, aanduidingsborden en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 25,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten maximaal 6,00 meter bedraagt;
  • e. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.
6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen zoals bedoeld in lid 6.1 kunnen slechts worden verleend indien:

  • a. hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het gaat om incidentele gevallen waarbij de noodzaak voor het afwijken van de beheersverordening is aangetoond.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 7 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 8 Overgangsrecht bouwen

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Beheersverordening Emslandermeer

van de gemeente Vlagtwedde.

Behorend bij het besluit van 4 maart 2014.