direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijvenpark Zuid Groningen 2014
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP1402-vo01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijvenpark Zuid Groningen 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0048.BP1402-vo01 van de gemeente Vlagtwedde;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;

1.6 agrarische cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die als zodanig (semi)bedrijfsmatig en/of hobbymatig worden gebruikt;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf:

inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die verbonden is aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;

1.10 bedrijventerrein:

cluster aaneengesloten percelen, in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen;

1.11 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.12 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
1.13 bestaande geluidsruimte:

de geluidsruimte als bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.14 beste beschikbare technieken:

beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze bepaling luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dag-, avond- en nachtperiode:

periodes die lopen voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur, voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur en voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop van die goederen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten;

1.27 e-commerce:

het verhandelen van goederen aan particulieren, waarbij het contact met die particulieren uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en uitgestald ten verkoop en waarbij het (bedrijfs)pand de ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de binnen de bestemming toegelaten bedrijvigheid, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.28 etmaalwaarde Letmaal

De etmaalwaarde Letmaal van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A) met betrekking tot een inrichting of een industrieterrein is het hoogste van de volgende drie niveaus:

" Ldag (= Lar,LT); dag: 07.00-19.00 uur;

" Lavond (= Lar,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur;

" Lnacht (= Lar,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur.

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten behoeve van het gebruik van dat gebouw en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.30 equivalent geluidsniveau:

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidsbelasting in dB(A):

de etmaalwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats afkomstig van een bepaalde bron of combinatie van bronnen;

1.33 geluidsruimte:

de verdeling van de geluidproductie per bouwperceel passend binnen de zonegrens geluid;

1.34 geluidruimte als geluidemissiekental

de totale immissierelevante geluidsbronsterkte per bouwperceel (berekend volgens artikel 2.7);

1.35 geluidsruimte als geluidimmissiewaarde

de geluidsbijdrage van een bouwperceel op de immissiepunten;

1.36 geluidszone:

een op grond van artikel 40 van de Wet geluidshinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.38 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.39 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, waaronder een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.40 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 huishouden:

een of meer personen in een woning of een woonruimte waaronder mede begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van verwanten of andere personen en met een gezin gelijk te stellen samenlevingsvormen;

1.42 kantoor:

inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten;

1.43 immissiepunt

een in bijlage 4 opgenomen beoordelingspunt;

1.44 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.45 kleinschalige duurzame energieopwekking

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, water, aard- en omgevingswarmte;

1.46 logiesverstrekking:

het verstrekken van logies, tegen vergoeding, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.47 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.48 nevenactiviteiten:

aan de hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.49 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand ;

1.50 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.51 paardrijbak

een daarvoor ingericht stukje terrein ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een hek er om heen en al dan niet in combinatie met verlichting;

1.52 representatieve bedrijfssituatie:

de toestand waarbij de inrichting volledig gebruik maakt van de vergunde capaciteit in de betreffende beoordelingsperiode conform de Handleiding Rekenen en Meten Industrielawaai 1999 (HRMI 1999);

1.53 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.54 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 verkeers- en verblijfsvoorzieningen:

wegen bedoeld voor de ontsluiting van de aanliggende percelen, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, bermen en dergelijke met alle bijkomende ondersteunende voorzieningen en kunstwerken;

1.56 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.57 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en tevens bedoeld voor de bij het wonen toegestane functies als bed and breakfast, mantelzorg, aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, kamerverhuur en dergelijke.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf de snijlijn van een dakvlak en een evenwijdig aan de noklijn gelegen gevelvlak van een gebouw tot het peil;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde-kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidsmuren) op 1 m boven peil;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

2.7 gebruikte geluidsruimte als geluidemissiekental:

De gebruikte geluidsruimte als geluidemmissiekental in dB(A)/m2 per etmaalperiode wordt als volgt bepaald:

  • 1. Er wordt altijd gerekend met GeoMilieu (versie 2.40 of hoger)
  • 2. Laad- en losactiviteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de inrichting, maar die plaatsvinden buiten het bouwperceel worden meegenomen in de berekening van dat bouwperceel.
  • 3. de invoergegevens van alle geluidsbronnen uit het GeoMilieu model worden naar het Excelspreadsheet geexporteerd en er wordt berekend wat de totale geluidsemissie van het bouwperceel is.
  • 4. De geluidsemissiekengetallen worden bepaald met de volgende formule:

LW; bedrijf = Lkavel + 10*log(Sg/S0) + 10*log(x/100%)


Waarbij:

LW; bedrijf geluidsvermogenniveau in dB(A) dat aan het bedrijf wordt gekoppeld als dit zich vestigt op een kavel

LW; kavel geluidsvermogenniveau in dB(A) dat is gereserveerd voor 1 m2 kavel


Sg de oppervlakte in m2 van het bedrijfsterrein als het bedrijf zich vestigt op een kavel


So; 1 m2


x het percentage [%] van het kavel dat benut mag worden voor bedrijfsmatige activiteiten

2.8 gebruikte geluidsruimte als geluidimmissiewaarde:

De gebruikte geluidsruimte als geluidimmissiewaarde in dB(A) wordt bepaald overeenkomstig de handleiding meten en rekenen Industrielawaai (HmrI 1999).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond;
  • b. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. bedrijfswoning, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;

ondergeschikte voorzieningen in de vorm van;

  • d. parkeervoorzieningen, wegen en bermen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In de bestemming is houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ter plaatse gevestigd (agrarisch) bedrijf worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de dakhelling bedraagt niet minder dan 20º en niet meer dan 60º , dan wel niet minder dan de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder is;
  • d. bedrijfsgebouwen worden ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één;
  • b. de oppervlakte van een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • e. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan 60º.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

voor het bouwen van schuilstallen voor het al dan niet-bedrijfsmatig houden van vee buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 25 m2 en een hoogte van maximaal 3 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bestaande gebouwen niet zijnde stallen, voor het houden van landbouwhuisdieren;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • c. het gebruik van verlichting in een ligboxenstal die meer dan 150 lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten minste 90% reduceren; deze bepaling geldt niet voor bestaande stallen;
  • d. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van de tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
  • e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten, anders dan in gebouwen;
  • f. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een inpandige vloeroppervlakte van maximaal 120 m2;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, met uitzondering van het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, alsmede in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;
  • k. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • l. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
  • m. kleinschalige duurzame energiewinning met uitzondering van opwekking van windenergie.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid mits:

  • 1. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving, waarbij terughoudend om zal worden gegaan met reclame-uitingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen uitingen;
  • 2. het ander gebruik plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen, zoals die aanwezig zijn op het moment dat de afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast;
  • 3. de functieverandering niet leidt tot onevenredige afbreuk van bedrijfsfuncties in de nabijheid, in die zin dat naburige bedrijven erdoor in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 4. het parkeren ten behoeve van het ander gebruik binnen het bouwperceel op het eigen terrein plaatsvindt;
  • 5. er geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen plaatsvindt;
  • 6. er voorts is voldaan aan de specifiek per gebruik gestelde criteria, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  • b. lid 3.1, sub c:

voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;

  • c. lid 3.4, sub l:

voor het gebruik van de gronden voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • 1. de paardrijdbak landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar is in die zin dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan een goede landschappelijke inpassing van de bakken;
  • 2. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd;
  • 3. de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid,licht en stof) veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m);
  • 4. geen lichtmasten bij een paardrijdbak worden gebouwd.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die behoren tot de milieucategorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bestaande bedrijven voor zover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder a;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning met uitzondering van opwekking van windenergie;

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • risicovolle inrichtingen;
  • kwetsbare objecten;
  • intensieve veehouderijen;
  • bedrijfswoningen;
  • seksinrichtingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m);
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. van een bouwperceel mag niet meer dan 80% worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit meer is;
  • e. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij de voorgevel op een afstand van maximaal 10 m van de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoote (m), maximum bouwhoogte (m);
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de bouwperceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van e-commerce en veiling- en verzendhuizen;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 sub a:
    voor het toestaan van andere bedrijven die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, wat betreft geur, stof en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse wel zijn toegestaan;

Artikel 5 Bedrijventerrein - Industrie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'bedrijventerrein - industrie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • b. bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 tot en met 4.2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten , ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • c. bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 tot en met 5.3 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten , ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.3';
  • d. kantoren als onderdeel van bedrijven en dienstverlening voor andere bedrijven op het Bedrijvenpark Zuid Groningen;
  • e. bestaande bedrijven;
  • f. verkeer-en verblijfsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen en water, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'groen' geen vijvers en grote oppervlaktes verharding zijn toegestaan zijn toegestaan met het oog op de beperking van weerkaatsing van industriegeluid;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat het totale wegprofiel inclusief bermen minimaal 17 m breed is, waarbij de breedte van de rijbaan minimaal 6 m bedraagt.

In de bestemming zijn niet toegestaan:

  • risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande inrichtingen;
  • bedrijfswoningen;
  • vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop;
  • detailhandel anders dan groothandel en bestaande detailhandel;
  • kwetsbare objecten;
  • seksinrichtingen.
5.1.2 Geluidszonebeheer

5.1.2 De voor 'bedrijventerrein - industrie' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte op het industrieterrein;
  • b. het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer- en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand van de voorgevels van gebouwen tot de bouwperceelgrens en van gebouwen tot de bestemming 'Groen' en 'Groen - Opgaand bedraagt ten minste 10 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de bouwperceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) bedragen de bouw- en goothoogte niet meer dan is aangegeven;
  • e. voor zover gebouwen met een bouwhoogte van 20 m en hoger zijn toegestaan, bedraagt de afstand van de gebouwen tot de bestemming 'Groen' en 'Groen - Opgaand' ten minste 20 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevel' dient (een gedeelte van) de voorgevel van een bedrijfsgebouw binnen deze aanduiding te worden gebouwd;
  • g. het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt niet meer dan 80%, dan wel de bestaande oppervlakte indien dit meer bedraagt, dan wel niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%);
  • h. op ieder bouwperceel dient voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's te zijn aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke;
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn langs de Jipsingboermussel ten hoogste 1 m en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding- voorgevel' ten hoogste 1.80 en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de bouwperceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. erf- en terreinafscheidingen worden op ten minste 3 m van de openbare rijbaan geplaatst;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de gebouwen en bouwwerken binnen het bouwvlak, indien binnen een afstand van minder dan 20 m uit de as van een weg, een perceels- of een bestemmingsgrens wordt gebouwd;
  • b. de plaats van (beperkt) kwetsbare objecten in verband met een betere situering ten opzichte van bestaande of toekomstige risicovolle inrichtingen;
  • c. de hoofdvorm en richting van gebouwen, in die zin dat de kortste gevel aan de (hoofd)straatzijde is gesitueerd en de gebouwen haaks op de zijwegen zijn georiënteerd;
  • d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de hoogte meer dan 3 m bedraagt;
  • e. de situering van inritten;
  • f. de situering van parkeervoorziening.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

tot een afstand van minimaal 5 m;

voor de bouw van een bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte tot ten hoogste 50 m voor 25% van de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen op een bouwperceel, met dien verstande dat dit alleen geldt voor het gedeelte van het plangebied waar bij recht een bouwhoogte van maximaal 30 m is toegestaan;

voor het bouwen van de voorgevel buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevel', met dien verstande dat:

  • de bouwrichting wordt afgestemd op de overige kavels en de op deze kavels toegepaste bouwrichtingen;
  • er aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan het aanzicht en de terreininrichting voor zover de voorgevel zichtbaar is vanaf de N366.

voor het verhogen van de bouwhoogte tot 20 m, dan wel tot de maximum toegestane bouwhoogte van gebouwen.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van kantoren, met uitzondering van kantoren die gericht zijn op het dienstverlenend karakter (facilitaire dienstverlening) van bedrijven gevestigd op het Bedrijvenpark Zuid Groningen;
  • b. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde daarvan, met dien verstande dat de buitenopslag van goederen bij bedrijven op de zichtlocatie langs de Jipsingboermussel afgeschermd van de weg en achter de bebouwing dient plaats te vinden.
5.5.2 Geluidszonebeheer

Met het oog op het gestelde in 5.1.2 Geluidszonebeheer gelden de volgende regels:

  • 1. de gebruikte geluidsruimte als geluidemissiekental mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduidingen 'standaard geluidsruimte -dag in dB(A)/m²', 'standaard geluidsruimte avond in dB(A)/m²' en 'standaard geluidsruimte – nacht in dB(A)/m²' aangegeven standaard geluidsruimte, gemeten in dB(A)/m², voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;
  • 2. de gebruikte geluidruimte als geluidimmissiewaarde mag op de beoordelingspunten genoemd in onderstaande tabel vanuit respectievelijk het ter plaatse opgenomen gebied met de aanduiding:
    • a. 'overige zone - Avebe' niet meer bedragen dan de in Toetsingstabellen aangegeven toetswaarden in dB(A) onder A: totaal AVEBE;
    • b. 'overige zone - Fase 1' niet meer bedragen dan de in Toetsingstabellen aangegeven toetswaarden in dB(A) onder ZG fase 1;
    • c. 'overige zone - Fase 2' niet meer bedragen dan de in Toetsingstabellen aangegeven toetswaarden in dB(A) onder ZG fase 2;

nr.
 
omschrijving
 
x-coördinaat(m)
 
y-coördinaat
(m)
 
hoogte (m)
 
zonegrenswaarde/ hogere waarde
(dB(A))  
Z1   zonepunt noord   266532,41   551353,54   5   50  
Z2   zonepunt noordoost   267957,57   551227,15   5   50  
Z3   zonepunt oost   268662,73   549890,11   5   50  
Z4   zonepunt zuidoost   268320,08   548943,10   5   50  
Z5   zonepunt zuid   266752,36   548270,28   5   50  
Z6   zonepunt zuidwest   265507,83   549186,08   5   50  
Z7   zonepunt west   265311,83   549952,36   5   50  
Z8   zonepunt noordwest   265439,86   550477,02   5   50  
165   Braamberg 1   266435,62   550751,88   5   55  
167   Braamberg 3   267429,92   550699,83   5   60  
346   Tussenbeetseweg 17   268316,16   550402,47   5   52  
036   Jipsingboermussel 1   266717,62   549122,64   5   62  
087   Zandberg 1   266553,18   549081,97   5   61  
101   Zandberg 17   266397,77   549121,14   5   61  
045   Jipsingboermussel nr 30   266152,71   549294,10   5   58  
051   Jipsingboermussel 48   265697,26   549431,24   5   53  

coördinaten zijn weergegeven volgens de Rijksdriehoeksmeting

5.5.3 Niet toegestaan gebruik

Binnen deze bestemming is het navolgende gebruik niet toegestaan:

  • a. het gebruik van de gronden door bedrijven voor zover dit gebruik een grotere geluidsruimte tot gevolg heeft dan is aangegeven in artikel 5.5.2;
  • b. het in gebruik hebben van:
    • 1. bedrijven waarvoor volgens de in Bijlage 5 opgenomen Staat van bedrijven Geluid, een afstand voor het aspect geluid geldt van 100 meter of meer; dan wel
    • 2. bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 5 opgenomen Staat van bedrijven Geluid, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen aan de onder 1 genoemde bedrijven;

zonder te beschikken over een akoestische rapportage waaruit de door de inrichting gebruikte geluidsruimte, ingedeeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.2 sub 1 en/of 2, blijkt;

  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, of met het voorheen geldende voorbereidingsbesluit.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 sub a t/m d:
    voor het toestaan van andere bedrijven die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, wat betreft geur, stof en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse wel zijn toegestaan; het aspect geluid is hiervan uitgezonderd omdat dit zal worden beoordeeld in het kader van het gestelde onder zonebeheer;
  • b. lid 5.1 en 5.5.1 in die zin dat een risicovolle inrichting wordt toegestaan, mits:
    • 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risico-afstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
    • 2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden in de zin dat in geval binnen deze waarden beperkt kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn het risco aanvaardbaar wordt geacht;
    • 3. het groepsrisico wordt afgewogen en aanvaardbaar wordt geacht;
5.6.2 Geluidszonebeheer

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de totale beschikbare geluidsruimte binnen de zone;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.3 sub a teneinde een grotere geluidsruimte op een bouwperceel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond;
  • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • a. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken (en eventuele extra maatregelen) een qua milieuhinder zo goed mogelijke terreinindeling, een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidsruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • b. door het toestaan van een grotere geluidsruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen niet wordt overschreden.
  • 3. in de omgevingsvergunning worden nieuwe toetsingswaarden voor immissietoetspunten vastgesteld voor het bedrijf of de nieuwe bedrijfsactiviteiten, die niet mogen worden overschreden. Bij het vaststellen van deze toetsingswaarden kan de 'standaard geluidsruimte-dag in dB(A)/m2', 'standaard geluidsruimte avond in dB(A)/m2' en/of 'standaard geluidsruimte nacht in dB(A)/m2' hoger worden vastgesteld;
  • 4. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de betreffende bedrijfsactiviteit en productiecapaciteit;
  • 5. voor zover ten aanzien van de inrichting waarvoor de afwijking wordt gevraagd een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 sub e Wabo is vereist, wordt de afwijking als onderdeel van deze omgevingsvergunning opgenomen;
  • 6. deze afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast voor bedrijven in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - AVEBE' indien de geluidruimte op de rest van het industrieterrein niet onevenredig wordt ingeperkt.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en water ter plaaste van de aanduiding 'groen';

  • 7. het graven van watergangen, vijvers en andere waterpartijen.
5.7.2 Uitzonderingen

De in lid 5.7.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:

  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • 2. die het normale onderhoud tot doel hebben.
5.7.3 Voorwaarden

De in lid 5.7.1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien niet meer dan in totaal 30% van het bestemmingsvlak wordt verhard en niet meer dan in totaal 30% van het bestemmingsvlak als waterpartij wordt ingericht, tenzij kan worden aangetoond dat de toelaatbare geluidsbelasting niet wordt overschreden;

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen
  • b. bermen en beplanting
  • c. opgaande beplanting
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen
  • e. speelvoorzieningen
  • f. fiets- en voetpaden
  • g. nutsvoorzieningen

met de/het daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen tot ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen van verharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 2. het graven van watergangen, vijvers en andere waterpartijen.
6.3.2 Uitzonderingen

De in lid 6.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:

  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • 2. die het normale onderhoud tot doel hebben.
6.3.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 6.3.1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien niet meer dan in totaal 30% van het bestemmingsvlak wordt verhard en niet meer dan in totaal 30% van het bestemmingsvlak als waterpartij wordt ingericht, tenzij kan worden aangetoond dat de toelaatbare geluidsbelasting niet wordt overschreden;
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.

Artikel 7 Groen - Opgaand

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Opgaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande beplanting in de vorm een bossingel met bomen en struiken;

met de/het daarbij behorende:

  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen en tot ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen en rooien van bomen en struiken, met uitzondering van het normale onderhoud.  
  • b. het aanleggen van verharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het graven van watergangen, vijvers en andere waterpartijen.
7.3.2 Uitzonderingen

De in lid 7.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:

  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • 2. die het normale onderhoud tot doel hebben.
7.3.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 7.3.1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien niet meer dan in totaal 30% van het bestemmingsvlak wordt verhard en niet meer dan in totaal 30% van het bestemmingsvlak als waterpartij wordt ingericht, tenzij kan worden aangetoond dat de toelaatbare geluidsbelasting niet wordt overschreden;
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van reclamemasten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 3;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. kleinschalige duurzame energiewinning met uitzondering van opwekking van windenergie.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 300 m² zal bedragen, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste één;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.2, sub e:
    voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  • b. lid 9.2.3, sub a:
    • 1. voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een oppervlakte van 6 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning als zelfstandige woning, anders dan het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per woning mogen worden gevestigd;
  • e. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1 Lijst met toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij het wonen, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd;
    • 5.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.4, sub c:
    voor kamerverhuur met meer dan drie kamers, mits niet meer dan vijf kamers worden verhuurd, waarbij de volgende regels in acht worden genomen;
    • 1. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de lid 10.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
  • b. op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de betrokken leidingen.

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen:

  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
  • e. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in elk geval wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
10.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
  • b. het normale onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
10.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

10.5.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
  • a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de betrokken leidingen en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 11.1, onder b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • 5. het permanent opslaan van goederen.
11.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsleiding;
  • 2. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • 3. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
11.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

11.4.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Overige zone - waterberging
13.1.1 Bestemming

De gronden ter plaatse van de aanduiding ´Overige zone - waterberging´ zijn mede bestemd voor de berging van oppervlaktewater.

Bij de uitgifte van gronden voor de inrichting als bedrijventerrein dient ten minste 3% van een bouwperceel te worden ingericht als berging van oppervlaktewater.

13.1.2 Bouwregels

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient een inrichtingsplan te worden overlegd waaruit blijkt dat ten minste 3% van het bouwperceel wordt ingericht als berging van oppervlaktewater.

13.2 Geluidzone - Industrie

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' uitsluitend geluidsgevoelige objecten worden opgericht waarvoor een hogere waarde als bedoeld in artikel 45 van de Wet Geluidhinder is vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijvenpark Zuid Groningen 2014'.

Vastgesteld in zijn openbare vergadering van,

 

DE RAAD VAN VLAGTWEDDE

de griffier,                                                      de voorzitter,