direct naar inhoud van 5.4 Energie en duurzaam ruimtegebruik
Plan: Bourtange Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0908-vo01

5.4 Energie en duurzaam ruimtegebruik

Het treffen van duurzaamheidmaatregelen gebeurd voornamelijk op gebouwniveau. Het bestemmingsplan is in beginsel niet geschikt om de duurzaamheid van bebouwing af te dwingen, maar kan duurzaam bouwen wel faciliteren.

Energieprestatie

Een goede energieprestatie kan worden bereikt door te bouwen volgens de drie stappen van de Trias Energetica:

  • allereerst wordt ingezet op het terugdringen van onnodig energieverbruik door de meeste ramen te oriënteren op de zonzijde en gebruik te maken van hoogwaardig isolatiemateriaal;
  • voor de resterende energiebehoefte zo veel mogelijk op duurzame energiebronnen zoals zonnepanelen of aardwarmte;
  • voor zover duurzame energie niet volstaat, wordt zo zuinig mogelijk gebruik gemaakt van fossiele energiebronnen, bijvoorbeeld door de toepassing van restwarmte.

Woonhuizen die in het plangebied worden gerealiseerd dienen te voldoen aan het wettelijk verankerde energieprestatiecoëfficiënt (EPC). De EPC is een waarde die uitdrukking geeft aan de isolatiewaarde van de woning en de zuinigheid van de installaties die worden gebruikt voor de verwarming of koeling van het gebouw. Op dit moment geldt voor woningen een EPC van 0,6.

Ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen, bevat het bestemmingsplan geen nieuwe bouwmogelijkheden. Bij de bouw van woningen in het kleinschalige uitbreidingsplan en de vervanging van bestaande bebouwing moet worden voldaan aan de energievoorschriften die op dat moment zijn opgenomen in het Bouwbesluit.

Duurzaam ruimtegebruik

Duurzaam ruimtegebruik ontstaat door zoveel mogelijk gebruik te maken van 'lege' ruimtes binnen bestaand bebouwd gebied (intensivering) of het vervangen van bestaande bebouwing door bebouwing die beter aansluit bij de eisen van de tijd (herstructurering). Vanuit het rijksbeleid wordt voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de zogenaamde SER-ladder gehanteerd om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren:

  • beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale vraag;
  • beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  • en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.

Het bestemmingsplan speelt op de volgende manier in op het principe van duurzaam ruimtegebruik:

  • voor de bestaande woonpercelen buiten de vesting zijn relatief ruime ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen, om zo het uitbreiden of vervangen van woningen binnen bestaand bebouwd aantrekkelijker te maken dan de bouw van een nieuwe woningen in uitleglocaties of vertrek naar elders (leegstand en verpaupering). Dit draagt bij aan de vitaliteit van het bestaand bebouwd gebied.