direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - 1
Plan: Weg Veendam - Ter Apel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0907-on01

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik;

en mede bestemd voor:

  • b. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtwallen en houtsingels;
  • e. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • f. cultuurgrond;
  • g. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. infrastructurele voorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. evenementen;

met de daarbijbehorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend veldschuren worden gebouwd;
  • b. een veldschuur mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • c. de bouwhoogte van de veldschuur mag ten hoogste de bestaande hoogte bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen windmolens, silo's, platen en bassins worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van perceelafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
  • b. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten, anders dan in gebouwen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden, anders dan paden ten behoeve van het agrarisch gebruik of ruiterpaden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten,
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen, niet zijnde boomgaarden op erven bij woonhuizen en boerderijen;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3 onder e in die zin dat bomen en/of houtgewas ten behoeve van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of andere opgaande teeltvormen worden aangeplant, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. het bepaalde in lid 3.3 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbak uitsluitend ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik wordt toegestaan;
    • 2. de paardrijdbak landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar is;
    • 3. er mag geen hinder (geur, geluid, licht en stof) worden veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 4. de afstand tot woningen zal ten minste 50,00 m bedragen;
    • 5. bij de paardrijdbak geen lichtmasten worden opgericht;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke Kap- of Bomenverordening niet van toepassing is;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het wijzigen van het verkavelings- en/of wijkenpatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken, zoals dammen en stuwen;
  • e. het verwijderen en/of het aanleggen van een houtwal en/of houtsingel, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke Kap- of Bomenverordening niet van toepassing is;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen met een lengte minder dan 5 km.

3.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.