direct naar inhoud van 4.1 Ruimtelijke kwaliteit
Plan: Sellingen Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0906-vs01

4.1 Ruimtelijke kwaliteit

Cultuurhistorie en kernkwaliteiten

Het plangebied ligt in het esdorpenlandschap van Westerwolde. Dit landschap is in belangrijke mate gevormd tijdens de voorlaatste ijstijd (370.000 tot 130.000 v. Chr.). Onder invloed van de ijskap die over de noordelijke helft van het land was gelegen werd een reliëf gevormd. In de laaggelegen gebieden ontstonden beekloopjes, waarvan de Ruiten Aa een overblijfsel is. De hoger gelegen delen werden later in gebruik genomen als es (akker). Het landschap bevat de volgende kernkarakteristieken:

  • reliëf (glaciale ruggen, essen en beekdalen);
  • esgehuchten met karakteristieke boerderijen;
  • (on)verharde wegen met zware wegbeplanting;
  • karakteristieke waterloop (beek);
  • duisternis en stilte.

Bebouwingsstructuur

Het esdorp Sellingen is in de loop van de 17de eeuw ontstaan. De structuur van het dorp wordt in belangrijke mate bepaald door de doorgaande weg van Vlagtwedde naar Ter Apel. Op de driesprong van deze weg met de Hassebergerweg is de brink gesitueerd. Rond 1850 is de bebouwing geconcentreerd langs de Dorpsstraat, de Torenstraat en de Hassebergerweg. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande bebouwing: Westerwoldse boerderijen, herenhuizen en arbeiderswoningen. In de jaren 20 en 30 wordt het dorp verder uitgebreid langs deze wegen. Na de Tweede Wereldoorlog wordt veel bebouwing vervangen en vernieuwd. Tevens wordt op de Zuid Esch, aan de zuidoostzijde van het dorp, nieuwbouw gerealiseerd. Op de splitsing van de Torenstraat en de Dorpsstraat ontstaat een tweede Brink door de sloop van panden. Eind jaren 90 en begin jaren 00 wordt aan de oostzijde van Sellingen nog het uitbreidingsplan Oude Kampen gerealiseerd.

Als gezegd, is Sellingen van oorsprong een esdorp. Terwijl een aantal kleinere nederzettingen rond het beekdal van de Ruiten Aa zich als esnederzetting vooral beperkte tot kleine groepen van agrarische panden, zijn een aantal nederzettingen, waaronder Sellligen , uitgegroeid tot grotere kernen. Niettemin zijn ook in Sellingen de oorspronkelijke kenmerken van een esdorp nog terug te vinden. Dergelijke oorspronkelijke kenmerken zijn de volgende:

Bebouwingsstructuur: 

  • losse groeperingen van oorspronkelijke boerderijen / panden met daartussen onregelmatig gevormde open ruimtes;
  • geen bebouwing op de oorspronkelijke essen;
  • nieuwere woonbebouwing langs bestaande 'spinnenwebachtige' wegenstructuur;

Patroon van wegen en waterlopen:

  • een spinnenwebachtige patroon van wegen en paden; vanuit de centrale ruimte (oorspronkelijke brink) lopen wegen naar de onderdelen van de agrarische gemeenschap;

Bebouwingselementen:

  • kenmerkende boerderijtypen binnen Westerwolde;
  • verder: vrijstaande woningen langs de bestaande oorspronkelijke linten;

Inrichting/open ruimtes:

  • geen duidelijke scheiding tussen oorspronkelijke erven en openbaar gebied;
  • binnen de dorpskern met veelal laanbeplanting langs uitvalswegen;

Beeldkwaliteit: 

  • contract tussen bebouwing en natuurlijke achtergrond door materiaalgebruik van rode steen, rode pannen en wit houtwerk.

Vrijkomende agrarische bebouwing

Bij het verdwijnen van de agrarische activiteit kan vrijkomende agrarische bebouwing in aanmerking komen voor functieverandering. Dit is in overeenstemming met het provinciaal beleid (zie paragraaf 2.2). De gemeente Vlagtwedde heeft een onderzoek gedaan naar het streekeigen karakter van de agrarische bedrijfswoningen en concludeert dat alle agrarische bedrijven in de gemeente waardevol zijn of passen binnen de criteria van streekeigen bebouwing, zoals beschreven in de welstandsnota.

De agrarische functie kan worden gewijzigd naar de volgende bestemmingen: wonen, al dan niet in combinatie met zorgfuncties; sociaal-cultureel; bedrijf; horeca en agrarische dienstverlening. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • functieverandering dient uitsluitend binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden. Daarnaast moet gestreefd worden naar handhaving van het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijke verschijningsvorm;
  • bedrijvigheid mag uitsluitend lichte milieucategorieën treffen;
  • opslag op het erf (bijvoorbeeld caravans) moet worden verboden/gereguleerd;
  • functieverandering mag, mede in relatie tot de bestaande verkeersinfrastructuur, geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking hebben;
  • de bestaande karakteristieke verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf mogen niet worden aangetast;
  • functieverandering mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op grond van het provinciaal en gemeentelijk beleid ligt het accent van het bestemmingsplan op het behouden en versterken van de karakteristieke elementen in het plangebied. De uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn daardoor als volgt:

  • bescherming van karakteristieke groene ruimtes (zoals de brinken) door een specifieke bestemmingskeuze;
  • waar mogelijk het zicht behouden op het lager gelegen landschap. Voor open ruimtes kan daarvoor de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' worden gehanteerd;
  • nieuwe invullingen zoveel mogelijk laten aansluiten bij de kenmerkende bebouwingspatronen;
  • functieverandering bij (voormalige) agrarische bebouwing moet voldoen aan de daarvoor gestelde randvoorwaarden.