direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Sellingen Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0906-vo01

2.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan en Omgevingsverordening (2009)

Op 17 juni 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 definitief vastgesteld. Het Provinciaal Omgevingsplan (POP) vervangt het eerdere POP uit 2000 en de bijbehorende partiële herziening uit 2006. Het POP is grotendeels een voortzetting van het bestaand beleid. Zo houdt de provincie vast aan het beleid om windmolens in daarvoor aangewezen parken te concentreren.

Op een aantal punten is nieuw beleid ontwikkeld, of is het bestaande beleid aangescherpt. Om verrommeling van het landschap tegen te gaan worden in principe geen nieuwe bedrijventerreinen en intensieve veehouderijen toegestaan. Het accent ligt op de ontwikkeling van bestaande veehouderijen en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Ook nieuw is de aanscherping van het beleid ten aanzien van duisternis, een belangrijke kernkarakteristiek van de provincie. De lichtuitstoot bij nieuwe stallen voor melkvee (ligboxenstallen) wordt teruggedrongen om de duisternis in de provincie te handhaven.

In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2009 is het omgevingsbeleid van de provincie juridisch gewaarborgd. In de verordening is aangegeven waar gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. Bij verschillende ontwikkelingen (van bedrijventerreinen of woonwijken) geldt dat gemeenten hun plannen op bovenregionaal niveau moeten afstemmen. De Provincie is in een aantal gevallen bevoegd om ontheffing te verlenen van de Provinciale verordening. Veelal geldt er voor gemeenten een motiveringsplicht bij afwijking van Provinciaal beleid.

n hoofdlijnen wordt hieronder per thema het beleid weergegeven. Voor dit bestemmingsplan is vooral het beleid ten aanzien van wonen van belang. Overeenkomstig het provinciale beleid is een paragraaf over energie en duurzaam ruimtegebruik opgenomen (paragraaf 4.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0906-vo01_0002.jpg"

Figuur 2. Fragment Overzichtskaart (bron: POP 2009-2013)

Bedrijvigheid

Niet-stuwende, lokale en subregionale bedrijven (uitgezonderd agrarische bedrijven en detailhandel) moeten zich in beginsel vestigen of uitbreiden op lokale bedrijventerreinen bij de grotere kernen. Dit om het landschap te beschermen.

Wonen

De provincie streeft in beginsel naar het concentreren van woningbouwontwikkeling in zes stedelijke centra (Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Stadskanaal, Winschoten en Delfzijl). Daarbuiten mag alleen worden gebouwd voor de eigen behoefte, dat wil zeggen voor de groei van het aantal huishoudens. Ook buiten de zes stedelijke centra moet - ter ondersteuning van het voorzieningenniveau - worden gestreefd naar de concentratie van woningbouw in centrumdorpen als Vlagtwedde, Sellingen en Ter Apel.

Functiewijziging vrijkomende gebouwen

Ook in dorpen als Sellingen komen gebouwen voor die hun oorspronkelijke functie verliezen, zoals monumentale boerderijen met bijbehorende schuren. De provincie biedt de mogelijkheid om deze gebouwen te gebruiken voor andere activiteiten en wil daarmee bijdragen aan de verbetering van de leefbaarheid. Te denken valt aan wonen, hobbymatige agrarische activiteiten, recreatie, zorgfuncties, kunstzinnige en culturele activiteiten, kleinschalige bedrijvigheid, opslag en dienstverlening. Afgezien van geringe aanpassingen, zullen deze functies binnen de bestaande bebouwing een plaats moeten vinden.

Landschap

De provincie streeft naar een goed ingericht en verzorgd landschap, waarbij het behoud van de kernkarakteristieken en verschillende landschapstypen op de lange termijn verzekerd is. Daarbij zijn de volgende elementen van belang:

  • behoud en versterking van karakter, diversiteit en belevingswaarde van het landschap;
  • behoud en versterking van de cultuurhistorische, ecologische, archeologische en aardkundige waarden van het landschap;
  • toevoegen van kwaliteit aan het landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0906-vo01_0003.jpg"

Figuur 3. Landschappelijke kernkwaliteiten

Het plangebied is gelegen binnen het Esdorpenlandschap van het Westerwolde (zie figuur 3). Karakteristiek voor dit gebied zijn:

  • a. reliëf (glaciale ruggen, essen en beekdal);
  • b. esgehuchten met karakteristieke boerderijen;
  • c. (on)verharde wegen met zware wegbeplanting;
  • d. karakteristieke waterloop (beek);
  • e. duisternis en stilte.

Bij nieuwe ingrepen in het landschap moet het streekeigen karakter van het gebied als vertrekpunt genomen worden. Bij grootschalige ontwikkelingen van provinciaal belang, zoals de aanleg van nieuwe infrastructuur, bedrijventerreinen, windturbineparken en woningbouw, moet vanaf het begin van de planvorming rekening worden gehouden met landschappelijke karakteristieken. Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de regio Oost is een belangrijke basis voor de invulling van het provinciaal landschapsbeleid.

Buitengebied

Ten aanzien van het buitengebied gelden specifieke regels. Om verstening en versnippering van het buitengebied tegen te gaan, mogen zonder toestemming van de provincie geen nieuwe stedelijke functies in het buitengebied worden gebouwd. Het gaat daarbij onder andere om woningen en niet-agrarische bedrijvigheid. Bestaande niet-agrarische functies mogen onder voorwaarden worden uitgebreid. In de onderstaande figuur is aangegeven welk deel van het plangebied oor de provincie wordt aangemerkt als bestaand stedelijk gebied en welk deel wordt gezien als buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0906-vo01_0004.jpg"

Figuur 4. Begrenzing van bestaand bebouwd gebied (bron: Omgevingsverordening 2009)

Infrastructuur

De provinciale visie op bereikbaarheid richt zich voornamelijk op de hoofdwegenstructuur. Door het plangebied loopt de provinciale weg N976. Voor dit bestemmingsplan gelden er geen concrete uitgangspunten op het gebied van infrastructuur en bereikbaarheid.

Basisnet

Op 20 april 2010 heeft de Provincie Groningen een basisnet vastgesteld en opgenomen in de Omgevingsverordening. Op grond van dit beleid geldt dat langs provinciale wegen PR 10-6-contouren zijn vastgelegd, waarbinnen geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast geldt langs deze wegen een zogenaamde plasbrandaandachtszone (PAG): een zone van 30 meter waarin geen objecten mogen worden geprojecteerd waar verminderd zelfredzame personen voorkomen (bijvoorbeeld scholen of verzorgingstehuizen). In paragraaf 3.5 wordt nader ingegaan op de consequenties van het basisnet.