direct naar inhoud van Artikel 7: Gemengd
Plan: Sellingen Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0906-vo01

Artikel 7: Gemengd

7.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. woonhuizen, al dan niet met ruimte voor:
      • een aan-huis-verbonden beroep;
      • een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1;
      • mantelzorg;
    • 2. bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 3. detailhandel, in de vorm van winkels;
    • 4. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 5. dienstverlening;
    • 6. bedrijfswoningen al dan niet met ruimte voor:
      • een aan-huis-verbonden beroep;
      • een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1;
      • mantelzorg;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen en bedrijfswoningen;
  • c. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. paden;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2. Bouwregels
7.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen;
  • b. een hoofdgebouw mag ten hoogste 20,00 m vanaf de naar de weg(en) gekeerde perceelgrens(zen) te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als maximale afstand geldt;
  • c. per voorziening, zoals genoemd in lid 7.1 sub a onder 2 t/m 5, mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. het aantal woonhuizen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij ter plaatse is voorzien in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden", in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum geldt;
  • e. bedrijfsgebouwen en overkappingen dienen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 2,00 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • h. de goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen respectievelijk ten hoogste 7,50 m en ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij ter plaatse is voorzien in de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', in welk geval de in het aanduidingsvlak aangegeven goot- en bouwhoogte als maximum geldt.

7.2.2. Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het woonhuis/de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste 60° bedragen.

7.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

7.3. Afwijken van de bouwregels
7.3.1. Bevoegdheid

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw worden vergroot tot respectievelijk ten hoogste 7,00 m en ten hoogste 10,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken per woonhuis/bedrijfswoning ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het woonhuis/de bedrijfswoning meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het woonhuis/de bedrijfswoning;
    • 2. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies is, bijvoorbeeld vanwege een gezinssituatie, stalling van materieel dan wel ruimtebehoevende hobbymatige/bedrijfsmatige activiteiten of een situatie waarin de vergroting van het woonhuis afgewezen moet worden;
    • 3. bij vergroting ten behoeve van de woonfunctie (bijvoorbeeld extra woonruimte op de begane grond voor (een) gehandicapte(n)) aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie.

7.3.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 2. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het splitsen van een woonhuis of bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van winkels;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor dienstverlening anders dan in de vorm van kantoren;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca anders dan het bestaande gebruik;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van mantelzorg;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in het woonhuis, de bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij het woonhuis, waarbij niet meer dan 3 logieseenheden per woonhuis mogen worden gevestigd.

7.5. Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1. Bevoegdheid

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven onder de categorieën 1 en 2 in Bijlage 2 , mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 , maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 7.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 60 m², zal bedragen;
    • 2. de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend, terwijl er verder van vormen van detailhandel wordt uitgegaan met een lokaal verzorgingsgebied.
    • 3. geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de invloed op het winkelapparaat in de diverse kernen;
  • c. het bepaalde in lid 7.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijbak landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar is in die zin dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan een goede landschappelijke inpassing van de bakken;
    • 2. de paardrijbakken zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd;
    • 3. een paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m);
    • 4. geen lichtmasten bij een paardrijbak worden gebouwd.

5.6.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.