direct naar inhoud van Artikel 5: Bedrijf
Plan: Sellingen Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0906-vo01

Artikel 5: Bedrijf

5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven, die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
    • 3. een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
    • 4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 5. bedrijfswoningen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' al dan niet met ruimte voor:
      • een aan-huis-verbonden beroep;
      • een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1;
      • mantelzorg;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.

5.2. Bouwregels
5.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • gebouwen en overkappingen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

5.2.2. Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' in welk geval geen bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen dienen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; ;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of een overkapping mag ten hoogste de in de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.

5.2.3. Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste 60° bedragen.

5.2.4. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' zal ten hoogste één antennemast worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 30,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

5.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4. Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 5.2.1 in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van een bouwbedrijf, schilderbedrijf en verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, voorzover aangeduid;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van mantelzorg;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, de bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd.

5.6. Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1. Bevoegdheid

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.5 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven onder de categorieën 1 en 2 in Bijlage 2 , mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 , maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 5.5 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 60 m², zal bedragen;
    • 2. de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend, terwijl er verder van vormen van detailhandel wordt uitgegaan met een lokaal verzorgingsgebied.
    • 3. geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de invloed op het winkelapparaat in de diverse kernen;
  • c. het bepaalde in lid 5.5 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijbak landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar is in die zin dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan een goede landschappelijke inpassing van de bakken;
    • 2. de paardrijbakken zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd;
    • 3. een paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m);
    • 4. geen lichtmasten bij een paardrijbak worden gebouwd.

5.6.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.7. Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1. Mogelijkheden voor wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf' of 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

5.7.2. Voorwaarden

De in lid 5.7.1 genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.